Werkleerrecht niet crisisbestendig
Verschenen in 'Sociaal bestek' - 18-01-2009
Verschenen in 'Sociaal bestek' - 18-01-2009
De kredietcrisis leidt tot een soort Umwertung aller Werten. Banken zijn niet langer zelfstandige ondernemingen die elkaar op een vrije markt beconcurreren om de aandeelhouders een zo hoog mogelijk rendement te bezorgen, maar worden om het betalingsverkeer in stand te houden gesteund met miljardenleningen van de overheid, wanneer ze al niet door de overheid worden overgenomen. De Europese Unie hield eerst nauwgezet toezicht dat de lidstaten geen hoger financieringstekort hadden dan 3 % van het BBP, maar dringt nu aan op grote bestedingsimpulsen. In stand houden van de economie krijgt voorrang op het creëren van een begrotingsoverschot om de vergrijzing het hoofd te bieden. Op de arbeidsmarkt was eerst de leuze dat werkzekerheid belangrijker was dan baanzekerheid, maar wordt nu de WW gebruikt om mensen in hun baan vast te houden bij bedrijven waarvan verwacht wordt dat de terugloop van hun orders maar tijdelijk is.
Het zit er dik in dat de zich ontwikkelende crisis ook voor de sociale zekerheid gevolgen krijgt. Ik schrijf dit artikel eind december, op een moment dat de werkloosheid in Nederland nog niet is opgelopen. De consumenten zijn ook nog bereid het geld te laten rollen: de kerstbomen vinden nog gretig aftrek. De media berispen de consumenten daarom regelmatig voor hun onverantwoordelijk gedrag, maar big spenders zijn op dit moment een zegen voor de economie, want je kunt geen euro verdienen wanneer iemand anders niet bereid is hem uit te geven. Daarom komt de oproep van Femke Halsema om te consuminderen ook op zo’n ongelukkig moment. Een mooi ideaal, Femke, maar nu even niet.
Hoewel de totale werkloosheid nog niet is toegenomen, zie je wel al het wegvallen van orders en van werk in bedrijven die afhankelijk zijn van investeringen, zoals de auto-industrie en de bouw. De koop van een nieuw huis wordt uitgesteld, al was het maar omdat je niet zeker bent van de verkoop van je oude huis. Daar staat tegenover dat er in Nederland nog veel vacatures zijn, en er door de vergrijzing ook nieuwe vacatures bijkomen. Daarmee kan het wegvallen van arbeidsplaatsen in ieder geval gedeeltelijk worden opgevangen. Voor het onderwijs, de zorg en het leger kan de dreigende economische crisis een zegen betekenen. De crisis is dus ook slecht nieuws voor de Taliban.
De vraag is natuurlijk of de vacatures bij de overheid voldoende zullen zijn. De werkloosheid is weliswaar nog niet opgelopen, maar de daling stagneert. Naarmate meer mensen door de vraaguitval getroffen worden, zullen de bestedingen afnemen. Zo kunnen we in een vicieuze cirkel terecht komen. Het heeft iets van een ouderwetse stoomtrein die geen kolen meer heeft kunnen laden: de trein blijft nog even rijden, maar eerste raken de kolen op, dan dooft het vuur, en daarna komt de trein geleidelijk tot stilstand. Het CPB verwacht in 2010 een verdubbeling van de werkloosheid.
Vertrouwen
Overheden doen er intussen alles aan doen om de bestedingen in stand te houden. De vraag is of dat zal helpen. De reële economie is niet alleen een kwestie van parameters die zich ontwikkelen volgens door econometristen opgestelde differentiaalvergelijkingen, maar vooral een kwestie van vertrouwen. Grote overheidsingrijpen kunnen het vertrouwen wekken dat de regering de situatie in de hand heeft, maar ook het idee oproepen dat de regering in paniek is: het moet wel heel erg zijn, wanneer politici ineens al hun economische dogma’s aan de kant zetten.
Tot nu toe lijkt het erop dat de ingrepen juist meer vertrouwen opleveren. Het vertrouwen in de politiek is toegenomen, net als in dat in de regering. De prominente rol van Wouter Bos heeft geleid tot een miraculeus electoraal herstel van Partij van de Arbeid, die door Maurice de Hondt op 7 september nog op 15 Tweede-Kamerzetels werd gepeild, maar binnen drie maanden naar 29 zetels was geklommen. Van de weeromstuit hebben de PvdA-kiezers zelfs meer vertrouwen in Balkenende gekregen, al profiteert het CDA tot nu toe niet van het toegenomen vertrouwen.
De vraag is hoe dit verder zal gaan. In het beste geval leidt het toegenomen vertrouwen in politiek en regering ertoe dat mensen hun bestedingspatroon handhaven, en ook weer auto’s en huizen gaan kopen. Dan komen we er zonder veel kleerscheuren af. Maar als er toch meer werkloosheid komt, kan de ontwikkeling ook andersom gaan. Dan kunnen we in een neerwaartse spiraal belanden: economische verslechtering leidt tot minder vertrouwen, en minder vertrouwen tot verdere verslechtering. Hoe dat zal aflopen weten ze ook bij het CPB niet.
Het is hoe dan ook verstandig erover na te denken wat de consequenties zullen zijn voor de arbeidmarkt en de sociale zekerheid. Het huidige beleid is geënt op de situatie dat er meer vacatures zijn dan werklozen. Tegelijkertijd vraagt de vergrijzing dat mensen langer blijven werken. Er dreigen anders allerlei tekorten aan arbeidskrachten, vooral in de zorg en het onderwijs. Daarom worden allerlei regelingen voor vervroegd uittreden teruggedraaid, die vooral waren voortgekomen uit de slechte economische situatie in de jaren tachtig. Tegelijkertijd worden de condities waaronder uitkeringen worden verstrekt steeds strenger, om maar zoveel mogelijk mensen te prikkelen aan het werk te gaan.
Het werkleerrecht
Het beleid houdt nog geen rekening met een groot conjunctureel tekort aan arbeidsplaatsen. Nog op 18 november 2008 heeft het Kabinet de ‘Wet investeren in jongeren’ ingediend, waarbij men pas vanaf 27 jaar recht op bijstand heeft.[i] Dat ‘investeren’ levert een aardig rendement: het kabinet verwacht structureel € 143 miljoen per jaar te besparen. In plaats van een bijstanduitkering te verstrekken worden de gemeenten verplicht iedereen die zich tot de gemeente wendt binnen acht weken een aanbod voor werk of scholing te doen, als uitvloeisel van het werkleerrecht dat jongeren beneden 27 jaar wordt toegekend. Eerst zou dat recht ingaan op 1 januari van dit jaar, maar nu moet het 1 juli a.s worden.
Het werkleerrecht is in de plaats gekomen voor een eerder wetsvoorstel om voor jongeren tot 23 jaar een leerwerkplicht in te stellen, maar daarbij heeft de Raad van State er gelukkig nog opgewezen dat het in strijd zou zijn met het internationale verbod op dwangarbeid, dat boven de wet gaat. Men kan jongeren die over voldoende geld beschikken om een jaar lang op reis te gaan, dat moeilijk kan verbieden, net als een echtpaar dat ervoor kiest dat een van de partners full time beschikbaar is voor de kinderen. Dat men zo’n verplichting wel heeft nagestreefd is een symptoom van de maakbaarheidsgedachte die het hele overheidsoptreden doordrenkt, met afrekenbare beleidsdoelstellingen, strijd tegen genotsmiddelen en steeds uitgebreidere gegevensregistraties: de beheersingsstaat.[ii]
Aan het werkleerrecht wordt een inkomensvoorziening gekoppeld op bijstandsniveau. Die gaat gelden voor degene die nog geen werkleeraanbod heeft gekregen, en voor wie geen of onvoldoende geld verdient met het aangeboden werk of de aangeboden cursus. Er zijn maar weinig cursussen waar de leerlingen betaald krijgen. De inkomensvoorziening vervalt wanneer men het werkleeraanbod weigert of onvoldoende meewerkt. De gang van zaken is omgekeerd aan die bij WWB: daar vraagt men om een uitkering en kan men verplichtingen opgelegd krijgen, met de nieuwe wet vragen jongeren beneden de 27 om een werkleeraanbod en krijgen zij een uitkering wanneer dat aanbod onvoldoende inkomsten oplevert.
Zowel de VNG als de Raad van State zijn van mening dat de veranderingen niet zo ingrijpend zijn dat zij een nieuwe wet rechtvaardigen, maar daar stelt het Kabinet tegenover dat er sprake is van een nieuw paradigma. Over de effecten zeggen de verantwoordelijke bewindslieden echter niet altijd hetzelfde. In de Memorie van Toelichting schrijft men aan de Tweede Kamer dat een deel van de jongeren die een uitkering zouden willen hebben, zullen worden afgeschrikt omdat ze voor die uitkering moeten werken.[iii] Men baseert zich daarbij op de ervaringen met WorkFirst. 9.000 jongeren zouden geen uitkering meer krijgen. Dat betekent niet alleen een besparing voor de overheid, maar bevrijdt ook die jongeren van de administratieve lasten.[iv] In het z.g. nader rapport in reactie op de kritiek van de Raad van State, schrijven de indieners Aboutaleb, Rouvoet, en ‘de’ staatssecretaris van OCenW echter aan de Koningin, dat men geen significante toename van de afhakers verwacht.[v] Men schrijft dus iets anders aan de Koningin dan aan de Tweede Kamer. Dat had ik zeker van Rouvoet niet verwacht.
Een ander argument voor een nieuwe wet, is dat deze de verplichting oplegt aan de gemeente een werkleeraanbod te doen, zelfs aan niet-uitkeringsgerechtigden. Dat zou niet passen binnen de structuur van de WWB, die decentralisatie voorop stelt. Maar de vraag is natuurlijk of zo’n voorschrift aan gemeenten wel nodig is, wanneer de WWB zo’n succes is. Gemeenten worden geacht zelf te beoordelen welke maatregelen in hun geval effectief zijn, en betalen zelf de rekening bij een te weinig activerend beleid.
Het is bovendien de vraag wat de verplichting van de gemeente om een leerwerkaanbod te doen nu eigenlijk voorstelt. Volgens de Memorie van Toelichting is dat recht afdwingbaar,[vi] maar nergens heb ik een boetebepaling aangetroffen. Wel krijgt men recht op een uitkering vanaf het moment dat men de aanvraag bij het UWV heeft ingediend. Ook zou men wanneer B&W niet beslist hebben binnen acht weken nadat de gemeente het verzoek heeft doorgestuurd gekregen, bij de gemeente een boete kunnen eisen op grond van de wet Wolfsen die in 2009 ingaat. Dat geeft een aardige aanvulling op de uitkering, maar slechts gedurende een beperkte tijd.
Andere cliënten
Het leerwerkrecht richt zich sterk op de huidige bijstandspopulatie, die vooral bestaat uit mensen met een onvolledige opleiding. Impliciet wordt ervan uitgegaan dat iemand die een opleiding heeft afgemaakt altijd wel werk vindt, zo niet in zijn vak dan wel tijdelijk ergens anders, met het soort baantjes waarmee studenten nu ook voorkomen dat ze te veel moeten lenen. Dat wordt echter een groot probleem wanneer de crisis echt doorzet. Nu al krijgen veel tijdelijke krachten geen verlenging van hun aanstelling. De indieners van het wetsontwerp voorzagen echter op 18 november 2008 nog steeds een krapte op de Nederlandse arbeidsmarkt.[vii]
Maar wanneer de crisis doorzet krijgen we net als in de jaren dertig en de jaren tachtig van de vorige eeuw te maken met mensen die een opleiding hebben afgemaakt maar toch geen werk kunnen vinden. Dat zal ook veel hoogopgeleiden overkomen. De vraag is of gemeenten dan wel in staat zijn iedereen een leerwerkaanbod te doen. Het doet denken aan het Jeugdwerkgarantieplan uit de jaren tachtig van de vorige eeuw, dat ook een wassen neus bleek, en in de praktijk neerkwam op een inkomensgarantie. Maar de tijden zijn natuurlijk wel veranderd. Sociale diensten zien zichzelf niet meer als instellingen om mensen te helpen, maar als verzekeraars die proberen hun schadelast te beperken. Net als dubieuze verzekeraars nemen ze daarbij soms ook hun toevlucht tot allerlei chicanes.
Volgens de Memorie van Toelichting zou bij de invulling van het leerwerkaanbod rekening gehouden moeten worden met de eigen voorkeuren van de betreffende jongeren,[viii] maar dat klopt niet met de behoefte de gemeente aan te zetten tot WorkFirst projecten. Bij WorkFirst maakt men het de werkloze juist zo onaangenaam mogelijk, want des te eerder haakt hij af. Je huurt een grote fabriekshal – als de crisis doorzet is daar voldoende aanbod van – en laat van half zes tot half twee de ochtendploeg gordijnhaakjes aanzetten, en daarna van vier uur tot twaalf uur de avondploeg die haakjes er weer afhalen.
De vraag is wat er gebeurt wanneer mondige afgestudeerden van hogere opleidingen gedwongen worden dit soort vernederingen te ondergaan omdat de arbeidsmarkt hun geen alternatief biedt. Nu vormen de slachtoffers van WorkFirst een geïsoleerde groep, zonder verbindingen met beleidsmakers of de media. Maar wanneer dat verandert, en mensen met gezag in de samenleving zien hoe hun kinderen of de kinderen van hun vrienden worden aangepakt, zal de publieke opinie omslaan.
Kenniseconomie
Er zit nog een ander aspect aan. Nederland wil zich graag profileren als kennissamenleving. Dan is het niet zo slim om hoogopgeleiden te verplichten om gordijnhaakjes aan te zetten, want met geestdodend werk gaan de vruchten van hun opleiding snel verloren. In tijden van crisis moeten we juist alles op alles zetten om te zorgen dat pas afgestudeerden iets met hun kennis aan kunnen. Daar bestaan oude trucs voor.
De eerste is opnieuw te grijpen naar het wapen van de vervroegde pensionering. Daarmee komen banen vrij voor jongeren. Het is volkomen in strijd met de behoefte om mensen langer aan het werk te houden, maar de eis dat pas afgestudeerden hun vak kunnen uitoefenen lijkt mij nog dringender. Je moet dit middel uiteraard alleen toepassen in sectoren waar pas afgestudeerden feitelijk niet aan het werk komen. Maar dan kun je er ook twee mensen mee gelukkig maken: de oudere die het wel gezien heeft, en de jongere die op zijn verworven kennisniveau kan functioneren. Maar ik heb niet het idee dat dit kabinet het geluk van de burger niet vooropstelt; de houding is eerder dat we niet voor ons geluk op de wereld zijn.
Een andere truc is die van de gesubsidieerde arbeid. Vroeger was die er niet alleen voor laag geschoolden, maar ook voor academici. Ik herinner mij de Werkverruimende Maatregel en de Tijdelijke Arbeidsplaatsen. Menig gemeenteambtenaar is zijn carrière begonnen in een dergelijke positie. Je zou ook extra promotiebeurzen beschikbaar kunnen stellen, of het budget daarvoor naar voren halen. Dat soort maatregelen gaat ook de verdringing tegen, waarbij secretaresseplaatsen bezet worden academici, opgeleide secretaresses schoonmaakwerk gaan doen, en schoonmaaksters de zegeningen van WorkFirst mogen ervaren.
Conclusie
Met het leerwerkrecht is het kabinet bezig de problemen van gisteren op te lossen. Wanneer er werkelijk een crisis uitbreekt zullen gemeenten niet in staat zijn daar op een zinvolle wijze uitvoering aan te geven, hoogstens met WorkFirst projecten die onder die omstandigheden een maatschappelijke opstand zullen uitlokken.
Onder normale omstandigheden is het hanteren van het leerwerkrecht naast de WWB vooral een kwestie van semantiek. Wanneer het leerwerkrecht met bijbehorende inkomensvoorziening al de voorkeur verdient boven het recht op bijstand met een arbeidsverplichting, benadering, is het de vraag waarom dat dan niet voor alle leeftijdscategorieën geldt. Er komen volgens de nieuwe wet toch ook weer groepen jongeren die wel kunnen profiteren van de inkomensvoorziening maar niet hoeven te werken.
De nieuwe wet betekent daarom vooral het verschuiven van heel veel papier, waarmee Aboutaleb zijn ambtenaren aan het werk heeft gehouden en voor zichzelf een monument heeft opgericht. Zijn opvolger Jetta Klijnsma kan een monument voor zichzelf oprichten door het wetsvoorstel weer in te trekken. Laat ze haar energie besteden om na te denken wat er op de arbeidsmarkt moet gebeuren wanneer het echt fout gaat.
In Sociaal bestek januari 2009.
In Sociaal bestek januari 2009.
[i] TK 2008-2009 31 775 Nr. 2, Bevordering duurzame inschakeling jongeren tot 27 jaar (wet investeren in jongeren).
[ii] P. Bordewijk, ‘De financiële functie in de beheersingsstaat’, deel 1 in B&G jg. 35 nr 2, februari 2008 p. 24-29, www.paulbordewijk.nl/artikelen/367 ; idem deel 2 jg. 35 nr 3, maart 2008 p. 10-14, www.paulbordewijk.nl/artikelen/370 .
[iii] TK 2008-2009 31 775 Nr. 3 p. 27.
[iv] idem p. 31.
[v] TK 2008-2009 31 775 Nr. 4 p. 6.
[vi] TK 2008-2009 31 775 Nr. 3 p. 15.
[vii] idem p. 19.
[viii] idem p. 22.