Zoek op trefwoord :
Denk nog eens na over het referendum
Verschenen in 'Socialisme & Democratie' - 29-06-2005

Na de afwijzing door de kiezers van een Europese concept-Grondwet die door een grote meerderheid in de Tweede Kamer werd gesteund, heeft bijna de hele Kamer zich voorstander getoond van het organiseren van meer referenda. Het leken wel vrijgelaten criminelen die pleitten voor de invoering van lijfstraffen in de gevangenis.
Zelf kan ik aan het referendum over de Europese Grondwet maar één positief aspect ontdekken: de uitslag. Die maakt het de voorstanders van een federaal Europa onmogelijk om te concluderen dat de Nederlandse bevolking zich voor eens en voor altijd heeft uitgesproken vóór het Europese project en dat er dus behalve Europese normen voor de kwaliteit van het zwemwater ook normen voor de temperatuur daarvan moeten komen. Maar verder denk ik dat de gang van zaken alle bezwaren onderstreept die je maar tegen referenda kunt aanvoeren.
Laurens Jan Brinkhorst had volstrekt gelijk met zijn uitspraak dat de concept-Grondwet veel te gecompliceerd was om er van kiezers een inhoudelijk oordeel over te vragen. Zijn stelling riep wel de vraag op hoe hij in het kabinet een partij kan vertegenwoordigen die het referendum tot zijn kroonjuwelen rekent. Voor Jan Marijnissen was de complexiteit van de voorgestelde Grondwet reden om op te roepen tegen te stemmen. Misschien wat kort door de bocht, maar niet geheel onzinnig: hoe kun je aan de kiezer steun vragen voor een document dat die kiezer onmogelijk volledig op waarde kan schatten?
De discussie ging dan ook minder over de tekst van de concept-Grondwet, dan over de duiding van het begrip Grondwet. Tegenstanders zagen daarin de (super-)statelijke pretenties van de Europese Unie gereflecteerd, sommige voorstanders beschouwden de term 'Grondwet' als een vergissing. Zij hadden het meestal over 'het grondwettelijk verdrag', alsof 'Grondwet' een drukfout was. Niet direct een basis voor een heldere kiezersuitspraak.
En dan was er ook het argument dat Nederland zich zou isoleren door de concept-Grondwet af te wijzen. Vóór het Franse 'nee' was dat op zichzelf best een argument, maar wel typisch een van bestuurders. Wanneer je van mening bent dat het oordeel over de concept-Grondwet bepaald moet worden door de internationale verhoudingen in plaats van door de mening van de kiezer, moet je geen referendum houden. Daarmee maak je de kiezer alleen maar recalcitrant.
Ik kan mij dan ook niet aan de indruk ontrekken dat dit referendum niet werd gehouden om er werkelijk achter te komen wat de kiezer van Europa vindt, maar om de Euro-sceptici het zwijgen op te leggen. Dat een standpunt dat gedeeld werd door een coalitie die liep van GroenLinks tot en met de VVD desondanks door de meerderheid van de kiezers zou worden afgewezen, viel buiten het voorstellingsvermogen van de buitenlandspecialisten. Toch is dat bij een grote meerderheid van de gemeentelijke referenda gebeurd.
Door zelf een raadplegend referendum uit te schrijven, hebben de voorstanders zich in de nesten gewerkt. Wie een advies vraagt, moet niet zelf willen bepalen hoe dat advies moet komen te luiden. Dat gebeurt weliswaar nog wel eens in de consultancy-praktijk, maar de kiezer is minder volgzaam dan het bureau Nyfer. En zeker wanneer wordt gedreigd met hel en verdoemenis wanneer mensen het in hun hoofd zouden halen om tegen te stemmen, gaan ze dat juist doen. Tegen deze achtergrond bepleitte de PvdA in de jaren '90 van de vorige eeuw alleen een correctief referendum, uitgeschreven op verzoek van een bepaald aantal kiezers. Ook zo’n soort referendum kan problemen geven, maar het maakt in ieder geval de voorstanders van een voorstel niet ongeloofwaardig wanneer ze campagne voeren.
Bij een zelf uitgeschreven referendum moet je geen campagne voeren, maar de meningsvorming overlaten aan de media. Bij het interne referendum dat de FNV organiseerde over de loonmatiging heeft dat goed gewerkt. De PvdA daarentegen organiseerde overal in het land bijeenkomsten waar alleen de voorstanders spraken, zonder dat men de meerderheid van de PvdA-kiezers overtuigde. Het gevolg is dat de PvdA in de peilingen nu is teruggevallen naar 41 zetels. Net als de WBS waren veel PvdA-afdelingen daarentegen zo verstandig te kiezen voor het interne debat, in zaaltjes of op hun website.
Het kabinet moest zowel het referendum faciliteren als het eigen standpunt verdedigen. Bij dat laatste is men volledig uit de rails gelopen door zich niet te beperken tot advertenties namens de regering, maar ook anderen aan het woord te laten en daarbij tegenstanders uit te sluiten. Een kabinet dat advertentieruimte en zendtijd koopt ten gunste van Kamerleden die het met de regering eens zijn en niet ten gunste van tegenstanders, heeft zich ver verwijderd van het verbod op discriminatie vanwege politieke denkbeelden dat in art. II-81 van het concept voor de Europese Grondwet beleden wordt. Ik denk dat daarbij de regering zichzelf in de voet heeft geschoten: wie het moeilijk vond te kiezen tussen de argumenten van de voor- en tegenstanders, had vaak geen moeite te constateren dat de regering vals speelde en stemde dus tegen.
Maar, zeggen de voorstanders van het referendum, er is nu toch eindelijk eens goed gediscussieerd over Europa. Dat viel echter hard tegen. De voorstanders dreigden dat bij een nee-stem het licht zou uitgaan, of vonden dat je als tegenstander geen huisje in Frankrijk mocht hebben. Sommigen beweerden in ernst dat je juist als je kritiek had vóór moest stemmen. Tegenstanders maakten vaak geen onderscheid tussen wat nu al geldt en wat de Europese Grondwet zou brengen. Oud nieuws over de onderwaardering van de gulden bij de overgang naar de euro leidde tot een grote consternatie, maar niet tot een discussie over de voor- en nadelen van eigen monetair beleid van de lidstaten. Vragen over wat wel en wat niet de taak moet zijn van de Europese Unie raakten ondergesneeuwd. En dat gold al helemaal voor de discussie wie ons in Brussel het best vertegenwoordigt: onze regering of het Europese Parlement.
Politici buigen zich nu over de betekenis van het Nederlandse 'nee', zoals ooit in Delphi de priesters zich bogen over de uitspraken van de Pythia. Dat valt niet mee. Een maand voor het referendum hielden voor- en tegenstanders elkaar in de peilingen van Maurice de Hond nog nagenoeg in evenwicht (38% vs. 40 %). Pas na de campagne waren de tegenstanders duidelijk in de meerderheid. Toen is dus de kloof tussen burger en politiek ontstaan. Stel nu dat één op de acht kiezers zijn tegenstem heeft laten bepalen door zijn afkeer van de regeringscampagne. Dan zegt de referendumuitslag niets over het oordeel van de kiezer over Europa en hebben Balkenendes buitenlandse collega's groot gelijk wanneer ze boos op hem zijn dat de Nederlandse regering de zaak heeft verkloot.
Urk was de gemeente met de meeste tegenstemmers. Velen daar waren boos over de Europese visquota. Maar dat gebruik ik nu juist altijd als een voorbeeld van iets dat wèl door Europa geregeld moet worden. Er zijn ongetwijfeld tegenstemmers geweest die bang waren dat Polen zich met het Nederlandse abortusbeleid zou gaan bemoeien, maar die tegelijkertijd boos waren dat de Europese Grondwet geen einde maakte aan de stierengevechten in Spanje. En er zijn tegenstanders van een Europese superstaat, die tegelijkertijd tegen de concept-Grondwet stemden omdat het Europese parlement te weinig te vertellen heeft.
Hier zie je de bezwaren die aan een referendum kleven: anders dan in het parlement kun je voor- noch tegenstemmers op hun stemgedrag aanspreken. Dat betekent ook dat je bij verdere besprekingen over de toekomst van Europa geen onderhandelingsinzet kunt kiezen waarvan je weet dat hij wel door een meerderheid van de kiezers zal worden aanvaard.
Dat probleem had men kunnen zien aankomen wanneer men zijn geschiedenis beter had gekend en had geweten dat Nederland in 1797 ook al een referendum heeft gehad waarbij een grondwet werd afgewezen.[i] Toen ging het om een concept voor de Bataafse Republiek dat een vaag compromis inhield tussen, jawel, voorstanders van een eenheidsstaat en voorstanders van een federatie. Het compromis werd door beide partijen afgewezen. Nu maar hopen dat de staatsgreep die daarop volgde in Europa ditmaal uitblijft.
Toch zullen er nieuwe verdragen moeten worden gesloten, al was het maar om een einde te maken aan de absurde consequenties die het beginsel van de vrije markt in Europa heeft gekregen. Maar niemand weet hoe de kiezer daar echt over denkt, want 'de kiezer' is niet één persoon. Wat dat betreft is er een groot verschil met het referendum in Utrecht over de openstelling van winkels op zondag. De afwijzing daarvan door de kiezers vraagt geen nadere interpretatie: die winkels blijven gewoon dicht.
Er zijn wel meer zaken waar ik graag een referendum over had gezien. De Betuwelijn en de hsl waren bij een referendum ongetwijfeld afgewezen. Dat geldt ook voor de onderwijshervormingen waar we nu zo'n spijt van hebben, voor het nieuwe stelsel voor de gezondheidszorg en voor de zoveelste hervorming van de wao. Wanneer Alexander Pechtold als wethouder van Leiden niet had tegengehouden dat er een referendum kwam over de Rijn-Gouwe-lijn, zou dat onzalige plan allang zijn afgeschoten. Hetzelfde zou echter gelden voor allerlei maatregelen waar ik wel voor ben: matiging van de hypotheekrente-aftrek, tolheffing tijdens het spitsuur, verhoging van de bijdrage van welvarende ouderen aan de aow, aanpassing van het stelsel van gemeenten en provincies aan de maatschappelijke schaalvergroting.
De roep om een referendum komt voort uit de afstand tussen burger en bestuurder. Die afstand kan op verschillende manieren ontstaan:[ii]
1. Bestuurders kunnen verstrikt raken in een besluitvormingsproces waarin het middel tot doel is geworden. Wie het project nog ter discussie durft te stellen, stelt zich buiten de groep. Politici rechtvaardigen hun opstelling door dingen te zeggen als dat er al zo lang over is gepraat, dat de coalitie het nu eenmaal heeft afgesproken, dat niets doen geen optie is, dat er nu eindelijk eens een knoop moet worden doorgehakt of dat je niet van een rijdende trein kunt springen. Tegen dat soort bestuurlijke verstrikking kan een referendum goed helpen.
2. Politici kunnen andere normen en waarden koesteren dan de meerderheid van de bevolking. Zij doen dat bijna per definitie omdat uit hun keuze voor de politiek al blijkt dat zij de publieke zaak meer zijn toegedaan dan anderen. Daarmee hangen allerlei andere keuzen samen, zoals voor rechtstatelijke waarden, voor het milieu en voor cultuur. De voorstanders van de doodstraf zijn in de Tweede Kamer nog veel sterker ondervertegenwoordigd dan de tegenstanders van de Europese concept-Grondwet.
lpf'ers beschouwen dat terecht als een voordeel van het referendum, maar d66 en GroenLinks zouden het als een nadeel moeten zien. Juist bij die twee partijen is sprake van groot enthousiasme om die waarden buiten de macht van de gewone wetgever te plaatsen door ze vast te leggen in de Nederlandse Grondwet, in internationale verdragen of in Europese richtlijnen. Tijdens de campagne heb ik regelmatig gehoord dat het goed was dat Europa normen stelde voor de concentratie van fijn stof, omdat de Nederlandse regering dat had nagelaten. GroenLinks maakte daar zelfs een centraal punt van. Dan stel je de Nederlanders dus gelijk aan Papoea's die nog niet rijp zijn voor het zelfbeschikkingsrecht. Die moet je dan zeker niet per referendum laten beslissen.
3. Soms is afstand tussen burger en bestuurder ook heel wenselijk. In de kroeg kun je als burger het ene moment klagen dat niets mag in dit land en een kwartier later dat ze alles maar toelaten. Als bestuurder moet je dan toch iets specifieker zijn. Burgers kunnen bij een referendum tegenstemmen zonder een consistent alternatief op tafel te leggen, bestuurders komen daar niet mee weg. Burgers toetsen voorstellen geïsoleerd op hun eigen merites, bestuurders letten op de haalbaarheid van alternatieven.
Een referendum kan onbesuisde voorstellen tegen houden, maar ook leiden tot immobiliteit . Het liefst had ik daarom dat er in de Nederlandse Grondwet komt te staan dat over slechte voorstellen een referendum kan worden gehouden, maar niet over goede. Helaas, dat gaat nu eenmaal niet. Dan toch maar liever géén referenda, ook niet inzake kwesties waarover ik met de politieke meerderheid van mening verschil. Liever überhaupt geen referenda, dan dat bepaalde problemen onopgelost blijven omdat de remedie wordt afgewezen door tegenstanders die het niet eens zijn over het alternatief. Maar mochten er toch meer referenda volgen en ligt er een slecht voorstel voor, dan stem ik uiteraard tegen.

In: Socialisme & Democratie juni 2005


[i] S. Schama, Patriotten en bevrijders – revolutie in de noordelijke Nederlanden, 1780/1813, derde druk, Agon, Leeuwarden 1989, pp. 320-324; zie ook P. Bordewijk, 'Laat referendum over Europa liever achterwege', in de Volkskrant 15.9.2003 (www.paulbordewijk.nl/artikelen/204) .
[ii] P. Bordewijk, 'Elite kan maar geen referendum winnen' in Pluche winter 2003 pp. 25-33 (www.paulbordewijk.nl/artikelen/188).