Zoek op trefwoord :
Niemand heeft een Zuidvleugelgevoel
Verschenen in 'Binnenlands Bestuur' - 26-05-2000

Volgens de burgemeesters van Den Haag en Rotterdam moet ik als inwoner van Leiden een ‘Zuidvleugelgevoel’ ontwikkelen. Het zou betekenen dat ik in de strijd tussen Amsterdam en Rotterdam om het Filmmuseum mij aan de kant van Rotterdam had moeten opstellen, terwijl de voorstellingen in dat museum nu net zo’n aardige aanleiding zijn voor een dagje Amsterdam, dat even ver weg ligt.

Dat ik een zuidvleugelgevoel moet ontwikkelen is niettemin een van de aanbevelingen in een serieus rapport, dat de z.g. Adviescommissie Zuidvleugel onder voorzitterschap van Luteijn als interim Commissaris in Zuid-Holland aan de regering heeft uitgebracht. En nog wel in het hoofdstukje ‘Geen woorden maar daden’,

Nu ben ik een gevoelig persoon, en heb ik dus al veel gevoelen. Ik heb weliswaar geen Burgemeesterwijk gevoel, maar wel een Leiden gevoel, een beetje een regiogevoel, iets meer Randstad gevoel, een sterk Nederland gevoel, een Noordatlantisch gevoel, en natuurlijk het gevoel Wereldburger te zijn. Veel mensen hebben ook een Europa gevoel, maar daarmee moet je bij mij niet aankomen.

Misschien vindt U dat daar nog wel een Zuidvleugelgevoel bij kan, maar ik heb toch liever niet dat mij dat van mijn eigen belastinggeld wordt aangepraat. En ik denk dat die aanbeveling toch ook een beetje de maakbaarheid van de samenleving overschat. Zouden Deetman en Opstelten zelf een Zuidvleugelgevoel hebben?

De vraag is ook, wie nu precies dat Zuidvleugelgevoel moet krijgen. Het gaat om de Zuidvleugel van de Randstad, zo’n beetje van de zuidelijke Bollenstreek tot en met Dordrecht. Volgens de kaart bij het advies maken Alphen en Gouda geen deel uit van de Zuidvleugel, al richt één van de Zuidvleugelprojecten – de Rijn-Gouwelijn – zich wel op die twee plaatsen. Of ze in Alphen en Gouda nu ook een Zuidvleugelgevoel moeten krijgen, blijft dus onduidelijk.

Wie verzint er nu zoiets? Het in de strijd gooien van het begrip Zuidvleugel is typisch een bureaupolitieke manoeuvre van de provincie Zuid-Holland. Dat is de provincie die het minst leeft bij de bevolking, en twee van de vier grote steden binnen zijn grenzen kent, elk met een op die steden georiënteerde omgeving. Niet voor niets bestaan er binnen Zuid-Holland twee regionale omroepen, en is er een Ceteco affaire nodig om die ertoe te brengen aandacht te schenken aan de provinciale politiek.

Haagse Courant en Rotterdam Dagblad zouden bij een samengaan tot ‘Provinciale Zuid-Hollandse Courant’ of tot ‘Zuidvleugelkoerier’ veel van hun abonnees verliezen. Het is de Haagse Courant niet eens gelukt om in Leiden een voet aan de grond te krijgen, hoewel dat toch meer banden met Den Haag heeft dan Rotterdam, bij voorbeeld als werkstad.

Den Haag en Rotterdam hebben elk hun eigen invloedssfeer in de omliggende gemeenten. Dat zie je bij voorbeeld als je pendelstromen of koopstromen analyseert. Dergelijke analyses vindt men in het rapport Ruimte voor beweging, uitgebracht aan het bestuur van de Stadsregio Rotterdam door een commissie van drie oud-bewindslieden van VROM waarvan ik secretaris was. Je ziet met bijna mathematische precisie de percentages pendelaars en kopers afnemen met de afstand tot het centrum. Hagenaars komen nauwelijks in Rotterdam, en dat geldt ook al voor Dordtenaren.

Weliswaar reist de hoogopgeleide spraakmakende gemeente het hele land door om zijn inkomen te verdienen, maar voor gewone mensen ligt dat anders, en dat is maar goed ook. Anders waren er nog veel meer files. Dat betekent dat afstand en territoir voor het functioneren van het bestuur wel degelijk uiterst relevante begrippen zijn.

De maatschappelijke samenhang binnen de grootstedelijke gebieden rond Den Haag en Rotterdam roept een natuurlijke behoefte op aan een bestuursvorm voor die gebieden, al hebben pogingen om het zover te krijgen het tot nu toe steeds weer afgelegd tegen de macht van het bestaande. Zo’n eigen bestuur voor de grootstedelijke gebieden is op termijn hoe dan ook een bedreiging voor de provincie Zuid-Holland, en daarom probeert men nu de Zuidvleugel van de Randstad als één grootstedelijk gebied te presenteren.

Daarbij bedient men zich van het feit dat het in de twee grote Zuidvleugelregio’s Rotterdam en Haaglanden allebei economisch nogal slecht gaat, zeker t.o.v. Amsterdam en Utrecht. De Zuidvleugeldoctrine biedt dan een instrument om gezamenlijk voor infrastructurele projecten te lobbyen. Opmerkelijk is dat het in het vroeger als uiterst zielig bekend staande Leiden juist een stuk beter gaat, maar dat komt omdat Leiden juist dichter bij Schiphol ligt. Leiden is eerder het scharnierpunt tussen Noord- en Zuidvleugel, dan deel van de Zuidvleugel.

De slechte economische situatie wordt als argument gehanteerd om meer infrastructurele projecten gesubsidieerd te krijgen, want mobiliteit is altijd goed. Men scheert daarbij de hele Zuidvleugel over één kam, terwijl het probleem van Rotterdam vooral is dat mensen die er hun geld verdienen geen zin hebben er te wonen – zelfs als ze burgmeester zijn wonen ze liever in Wassenaar - en van Den Haag dat bedrijven het te afgelegen vinden. Voor Rotterdam moet men zich daarom afvragen, of al die mobiliteit wel leidt tot een beter vestigingsklimaat. De komst van HSL zal het ook aantrekkelijker maken om vanuit Amsterdam of Breda op Rotterdam te gaan forenzen.

Tegelijkertijd maakt de HSL dat Den Haag zijn belangrijkste internationale treinverbinding kwijtraakt. Dat is niet bevorderlijk om die stad te promoten als vestigingsplaats van internationale juridische instellingen. Of zou het Rotterdamse station ‘Zuidvleugel Centraal’ gaan heten, en meet Den Haag zich een HSL-station aan door zich als noordwestelijke randgemeente van Rotterdam te presenteren? Daar is wel heel veel Zuidvleugelgevoel voor nodig.