Zoek op trefwoord :
Enschedese ramp dwingt tot herbezinning over bestuur op afstand
Verschenen in 'Binnenlands Bestuur' - 09-06-2000

De ramp in Enschede heeft weer eens duidelijk gemaakt, hoe sterk het verwachtingspatroon dat journalisten en burgers hebben van het functioneren van gemeentebesturen, afwijkt van de werkelijkheid. Burgemeester Mans wist niet dat er ergens in zijn stad met vergunning van de gemeente een grote hoeveelheid vuurwerk lag opgeslagen, maar journalisten kunnen zich dat niet voorstellen. Toch is er geen hoofdredacteur die van tevoren zijn hele krant leest. Laat staan dat er een hoofdredacteur aftreedt wanneer er een apert onzinverhaal in de krant is afgedrukt.

Terwijl van bestuurders verwacht wordt, dat ze zelf weten wat er in de stad aan de hand is, is de ontwikkeling dat ze dat juist steeds meer aan ambtenaren overlaten. Het afgeven van milieuvergunningen wordt steeds meer als een zaak van professionals beschouwd, en daar moeten bestuurders en raadsleden zich niet mee bemoeien. Die moeten geïnformeerd worden over het aantal vergunningen dat verleend wordt, over de tijd die verloopt tussen de aanvraag en de afgifte, en over de kostendekkingsgraad van de milieuleges. De vraag is echter, of door deze nadruk op de procesmatige aspecten, de bestuurders niet te veel van de inhoud vervreemd raken, en daarmee hun geloofwaardigheid naar de burgers toe verliezen.

Het was opmerkelijk, dat het CDA-kamerlid Ank Bijleveld, die vroeger in de Enschedese raad gezeten heeft, verklaarde wel te weten van het bestaan van SE Fireworks – daarmee de krantenkop ‘Kamerlid wist van vuurwerkopslag’ riskerend - terwijl PvdA-voorzitter Marijke van Hees, die daar nu in de raad zit, het niet wist. De laatste kon de dag na de ramp ook niet de verbazing daarover bij interviewer Peter van Ingen in Buitenhof wegnemen. Nu kan het feit dat de een het wel wist en de ander niet uiteraard toeval zijn, maar het kan ook komen omdat Enschede steeds meer gekozen heeft voor besturen op afstand.

In verhandelingen over ‘het product’ dat gemeenten leveren, wordt heel vaak het paspoort al exemplarisch beschouwd. Daarbij gaat het erom, dat de aanvager goed en snel geholpen wordt. Veel gemeenten hebben daarom geïnvesteerd in apparatuur om de productie van een paspoort ter plekke mogelijk te maken, al maken de nieuwste anti-fraude maatregelen dat weer onmogelijk. Wie nu leeft kan zijn kleinkinderen later vertellen dat opa nog heeft meegemaakt dat je maar een kwartier op het stadhuis hoefde te wachten om aan een paspoort te komen.

Het verstrekken van paspoorten is echter juist niet exemplarisch voor de gemeentelijke vergunningenverlening, omdat het maar heel zelden voorkomt dat paspoorten geweigerd worden, en gemeenten daarover geen eigen afweging hoeven te maken. Ook de slechtst ingevoerde journalist zal begrijpen dat de burgemeester zich niet persoonlijk met de uitgifte van paspoorten bezig houdt, en dat deze zeker niet weet wie er in zijn stad allemaal een paspoort hebben.

Bij andere vergunningen, zoals bouw- en milieuvergunningen, gaat het er niet in de eerste plaats om, dat de aanvrager de vergunning zo snel mogelijk krijgt, maar dat hij hem alleen krijgt als dat terecht is, en daarbij de goede voorwaarden worden gesteld. Dat hoeft nog niet te betekenen dat dus ook bestuurders bij het verlenen van die vergunning betrokken moeten worden, want dan worden bestuurders overvoerd. Daarom zijn er mandaatregelingen, maar mandaatregelingen houden in dat de bestuurder verantwoordelijk blijft.

Wie een mandaat uitoefent, moet zich dus altijd afvragen, of er een reden is om een bepaalde beslissing toch maar aan het bestuur voor te leggen. Zoals Tom Pauka en Lidwi de Groot een keer schreven: “Een wethouder kan het afgeven van kapvergunningen delegeren, maar moet er op kunnen rekenen dat de directeur beplantingen het omzagen van de kastanje op de binnenplaats van het stadhuis niettemin toch aan de wethouder voorlegt.”

Even goed lijkt het mij dat een aanvraag voor een vuurwerkopslag buiten de ambtelijke routine valt, en met het bestuur moet worden overlegd. Dat geldt zeker wanneer het commentaar van de wettelijke adviseur voldoende ruimte laat om de aanvraag af te wijzen, zoals zeker bij de uitbreiding van de vergunning in 1999 het geval was.

Het is daarbij de taak van de ambtenaar om de wethouder te informeren, en die moet zich weer afvragen of hij de zaak aan de orde stelt in college of raadscommissie. Dat vraagt voldoende politieke gevoeligheid van ambtenaren. Ambtenaren vinden dat vaak lastig, omdat ze liever vooraf duidelijkheid hebben wat ze wel en wat ze niet mogen. Ook Enschede is een van de gemeenten waar men tobt met de taakverdeling tussen ambtenaren en politici. Vier jaar gelden klaagde de toenmalige gemeentesecretaris: “Hoewel het college bij de start uitdrukkelijk te kennen heeft gegeven collegiaal op hoofdlijnen te willen sturen, lijkt het soms alsof een politiek detail tot strategische hoofdlijn wordt verheven.”

Dit getuigt niet van een houding waarbij ambtenaren ertoe worden aangezet bij zichzelf na te gaan welke beslissingen zodanig politiek gevoelig zijn, dat ze daar overleg met het bestuur over moeten voeren. Het kan verklaren, dat in 1997 de vergunning voor SE Fireworks nog wel aan de wethouder voor paraaf werd voorgelegd, maar dat de uitbreiding van de vergunning in 1999 geheel ambtelijk werd afgedaan. Dat wil natuurlijk niet zeggen dat de politici wel het achteraf bezien juiste besluit genomen zouden hebben om de vergunning niet te verlenen. ‘Werk, werk, en nog eens werk’ was ook in Enschede het motto, en dan moet je het groeiende bedrijven als SE Fireworks niet te moeilijk maken. Maar de politici zouden dan wel zijn afgerekend op hun eigen fouten, in plaats van met hun mond vol tanden te staan.