Zoek op trefwoord :
Israël en de Holocaust
Verschenen in 'De Leunstoel' - 30-05-2024

Er is een nauwe relatie tussen Israël en de holocaust. Weliswaar dateert het verlangen naar een eigen Joodse staat al van het einde van de negentiende eeuw, maar Israël kon dat pas worden na de Tweede Wereldoorlog, toen iedereen in het westen onder de indruk was van de Holocaust, en landen daarbuiten nog niet zoveel te zeggen hadden. Toen Vredeling in 1973 als minister van defensie buiten het kabinet om opdracht gaf wapens te sturen naar Israël vanwege de Jom Kippoer oorlog die toen was uitgebroken, gaf hij als rechtvaardiging dat hij een herhaling wilde voorkomen van wat de Joden was overkomen tijdens de Tweede Wereldoorlog. Kritiek op Israël werd al gauw geassocieerd met het fascisme en de Egyptische president Nasser werd daarom toen hij oorlog voerde tegen Israël spottend aangeduid als ‘na-SS-er’. Ook nu nog zien we een toenemende behoefte om de Holocaust te herdenken, met het Namenmonument en het Nationaal Holocaust Museum in Amsterdam, en met stolpersteine bij de huizen van weggevoerde Joden door heel Nederland.

Deze brede sympathie voor Israël bestond alleen in de westerse wereld: de Verenigde Staten en West Europa. In het Midden-Oosten moest men niets hebben van een nieuwe staat die zijn inspiratie vond in het Westen, en waarvoor velen plaats maakten, al of niet gedwongen. Dat is ook helemaal niet gek. Waarom moest de morele rekening voor de holocaust betaald worden door de inwoners van het Midden-Oosten en werd er niet een stuk van Duitsland vrijgemaakt om de Joden ruimte voor een eigen staat te geven?

Vanwege de rol die de Holocaust speelt bij de rechtvaardiging van het bestaan van Israël is er neiging bij de tegenstanders om de Holocaust minder te benadrukken of te ontkennen, zoals we horen over de Palestijnse leider Abbas. Medewerkers van de UvA pleiten ervoor het vak holocauststudies af te schaffen, de opening van het Holocaustmuseum werd verstoord, en er worden ook stolpersteine weggehaald. Zo worden als het ware met terugwerkende kracht de door de nazi’s vermoorde Joden verantwoordelijk gehouden voor de daden van de staat Israël.

Degenen die zo denken accepteren het geweld van Hamas en andere terreurgroepen, maar keren zich eenzijdig tegen de gewelddadige reactie van Israël daarop, en noemen dat zelfs genocide. Alsof je het bombardement op Dresden veroordeelt zonder het Duitse oorlogsgeweld te noemen. Daarbij past dan ook de roep om geen universitaire banden te hebben met Israël, om Joodse en Israëlische kunstenaars de mond te snoeren, en om geweld te plegen tegen individuele Joden in Nederland. De dagen van ‘Nooit meer Auschwitz’ liggen ver achter ons. De uitoefening van uitgelokt geweld wordt Israël meer kwalijk genomen dan dat IS de slaafmaking van de Yezidi’s werd verweten.

De vraag is nu hoe in Nederland degenen die Israël steunen vanwege de holocaust zich numeriek verhouden tot degenen die juist vanwege het beleid van Israël de herdenking van de holocaust klein willen houden. Daarbij worden we geholpen door een interessant politicologisch experiment georganiseerd dit jaar door de European Broadcasting Union, te weten het Eurovisie Songfestival. Liedjes en shows van artiesten uit verschillende landen werden gejureerd door twee jury’s uit elk van de deelnemende landen, een bestaande uit leden van het algemene publiek, en een bestaande uit deskundigen. Formeel wordt daarbij de kwaliteit van de presentatie beoordeeld, maar iedereen weet dat het feitelijk gaat om de sympathie voor een land. Dat is door de jaren heen gebleken uit analyses welk land welk ander land steunt.

Dit jaar gaf de algemene jury in Nederland Israël twaalf punten, het maximaal haalbare, terwijl de deskundigenjury Israël geen enkel punt waardig keurde. Iets dergelijks zagen we ook in andere landen: er waren liefst vijftien landen waar de algemene jury twaalf punten gaf, terwijl geen van de vakjury’s dat deed. Bij elkaar gaven de algemene jury’s Israël 323 punten, en de vakjury’s 52. Dat is een opvallend verschil. In theorie komt dat omdat de vakjury meer verstand van muziek heeft, en niet de smaak van de massa volgt. Maar ik denk dat er iets anders aan de hand is. Zo’n vakjury behoort tot de bubbel van de intellectuele en artistieke elite, het soort mensen dat columns in de Volkskrant schrijft. Daarin is weinig sympathie voor Israël en stelt men eisen die erop neerkomen dat Israël capituleert voor Hamas. De gewone mensen (een uitdrukking van Joop den Uyl) zien daarentegen opgewonden jongelui met Palestina shawls in de straten anti-Israëlische en anti-Joodse leuzen scanderen, en moeten daar niets van hebben. Die staan nog steeds achter Israël.

De sympathie voor Israël bij de gewone mensen is tegenwoordig een nieuwe reden waarom de elite naar een andere volk verlangt, zoals ik dat eerder heb beschreven in Socialisme & Democratie van februari 2011. Ik denk dat de PVV sterk geprofiteerd heeft van al die Hamas aanhangers in de straat, maar nu geconfronteerd wordt met een gebrek aan kader om de posities die men kan claimen op te vullen.