Zoek op trefwoord :
Amsterdam hoe dan ook goedkoopste stad
Verschenen in 'Binnenlands Bestuur' - 23-06-2000

Het is weer lijstjestijd. Op vele fronten werkt men aan vergelijkingen van de gemeentelijke lastendruk, en publiceert men lijstjes die ertoe leiden dat de gemeente met de hoogste woonlasten toch enigszins in de hoek wordt gezet. Wanneer de publicaties zelf die strekking al niet hebben, dan toch wel de weergave in de pers. En een hoge of lage score kan voor de lokale politiek ook reden zijn om te streven naar vermindering van de lasten, of juist om een hoger lastenniveau acceptabel te vinden.

Het probleem bij dergelijke vergelijkingen is echter het vinden van een uniforme maatstaf. Wanneer de OZB de enige relevante heffing zou zijn, dan zou men eenvoudig de tarieven voor die belasting kunnen vergelijken. Sommige gemeenten hanteren echter een hoog OZB tarief omdat zij geen kostendekkend reinigings- of rioolrecht heffen, en dan zegt dat tarief op zichzelf niets. Er is daarom behoefte aan een maatstaf waarin de verschillende heffingen worden geïntegreerd.

Vaak wordt daartoe het gemiddelde bedrag genomen dat de gemeente per woning of huishouden ontvangt aan reinigingsrecht, rioolrecht, OZB eigenaren en OZB gebruikers. Dat gebeurt in de jaarlijkse ‘Atlas van de lokale lasten’, waarin het Groningse COELO de lasten van alle gemeenten vergelijkt, en in het ‘Belastingoverzicht grote gemeenten’, dat wordt verzorgd door het Rotterdamse ESBL.

In dergelijke overzichten komen vooral gemeenten met dure woningen naar voren als gemeenten met hoge woonlasten. Bij het COELO staat Abcoude aan de top, bij het ESBL Hilversum. De vraag is echter, hoe relevant die vergelijking is. Wanneer in heel Nederland voor alle vier de beschouwde heffingen dezelfde tarieven zouden worden gehanteerd, zou je zeggen dat in heel Nederland de lastendruk hetzelfde is, maar betaal je toch meer, naarmate je in een duurder huis woont. In de rijtjes van COELO en ESBL staan dan toch de gemeenten met dure woningen bovenaan, terwijl het voor de individuele belastingplichtige niet uitmaakt waar zijn huis staat.

Stel dat de gemeente Den Haag zou worden ingedeeld in deelgemeenten die allemaal dezelfde tarieven zouden hanteren. Dan zouden toch de woonlasten in het Bezuidenhout ineens veel hoger blijken dan nu in Den Haag, en misschien wel tot de hoogste in het land behoren. In de Schilderswijk zouden ze daarentegen veel lager blijken, en dat allemaal zonder dat de individuele bewoners er ook maar een cent op voor of achteruitgaan.

Het COELO stelt daartegenover: "Vanuit de woonconsument bezien is een gemiddeld hogere waardering van woningen immers geen reden voor hogere gemeentelijke lasten." Daar vindt men dus dat bij een opsplitsing van Den Haag het OZB tarief in het Bezuidenhout omlaag zou moeten gaan, en dat in de Schilderswijk omhoog. Zelf zou ik eerder zeggen dat een gemiddeld hogere waardering van woningen geen reden is voor een lager tarief. Dat vindt ook het Rijk, dat om die reden rekening houdt met de OZB waarden bij de uitkering uit het gemeentefonds.

Je kunt ook zeggen dat een deel van de woonlasten niet rechtstreeks aan de eigen gemeente ten goede komt, maar via het gemeentefonds wordt verdeeld over alle gemeenten. Dat deel is hoger naarmate de gemiddelde waarde van de woningen hoger is, en wordt bepaald door 80 % van het rekentarief van f 15,63 per eenheid van 5000 gulden. Voor een zuivere vergelijking zou je bij een berekening van de gemiddelde woonlasten in ieder geval dat gedeelte buiten beschouwing moeten laten. Ondertaande tabel geeft voor de door het ESBL beschouwde grotere gemeenten het aldus berekende ‘eigen aandeel’ in de gemeentelijke woonlasten. Dit eigen aandeel loopt uiteen van 51,1 % voor Apeldoorn tot 78,4 % voor Leeuwarden. Het cijfer achter het bedrag geeft de rangorde volgens het ESBL zelf.

1



Heerlen

992,72

2

2



Enschede

984,99

4

3



Hilversum

924,79

1

4



Lelystad

924,45

7

5



Maastricht

894,37

5

6



Zaanstad

875,25

8

7



Emmen

858,57

11

8



Leeuwarden

834,21

27

9



Zoetermeer

830,64

3

10



Nijmegen

807,37

13

11



Ede

805,18

6

12



Eindhoven

796,74

12

13



Arnhem

783,94

16

14



Middelburg

774,29

15

15



Den Haag

761,62

20

16



Amersfoort

745,36

10

17



Rotterdam

743,76

29

18



Zwolle

730,69

21

19



Leiden

728,76

14

20



Groningen

726,94

30

21



Tilburg

718,01

22

22



Breda

711,93

18

23



Haarlem

711,05

23

24



Dordrecht

709,89

25

25



Almere

706,12

19

26



Den Bosch

675,95

17

27



Delft

665,54

28

28



Haarlemmermeer

660,15

9

29



Utrecht

637,32

26

30



Apeldoorn

568,23

24

31



Alkmaar

554,61

31

32



Amsterdam

521,68

32



Niet Hilversum is de gemeente die voor zijn eigen activiteiten de hoogste bijdrage van de burgers vraagt, maar Heerlen. Zoetermeer en vooral Haarlemmermeer staan veel lager dan in het overzicht van het ESBL, Leeuwarden daarentegen veel hoger. Maar er zijn ook gemeenten waarvan de positie (ongeveer) hetzelfde blijft. Wat dat betreft is vooral Amsterdam interessant. Hoe je het ook bekijkt, die stad heeft de laagste lasten van de grote gemeenten. Gelet op het hoge vaste bedrag dat Amsterdam uit het gemeentefonds krijgt, is dat op zijn minst curieus.