Zoek op trefwoord :
Kabinet en Tweede Kamer willen te veel zelf sturen
Verschenen in 'Binnenlands Bestuur' - 01-09-2000

Minister Vermeend heeft dit voorjaar met de organisatie voor het Midden- en Kleinbedrijf afgesproken dat het MKB via de arbeidsbureaus 20.000 allochtonen aan het werk zal helpen. Eerst zou het om 2000 banen gaan, maar Vermeend heeft er gewoon een nul achtergezet om zo met heel weinig inkt heel veel extra banen te creëren. Na vier maanden blijken echter nog maar 190 allochtonen ‘geplaatst’. Toch wil dat niet zeggen dat er niet veel meer allochtonen aan de slag zijn gegaan.

Volgens het Centraal Bureau voor de Statistiek is de werkloosheid onder allochtonen van 20 % in 1996 gedaald naar 13 % in 1998, terwijl de allochtone beroepsbevolking groeide. Nog steeds is de werkloosheid onder allochtonen hoger dan onder autochtonen, maar als je naar de participatiegraad kijkt, zie je toch wezenlijke veranderingen. Onder de Marokkanen steeg die van 68 % in 1994 naar 80 % in 1998. Helaas zijn er nog geen recentere cijfers beschikbaar, maar we mogen aannemen dat deze trend zich wel heeft doorgezet.

Dat is niet het gevolg van de over elkaar heen buitelende projecten van arbeidsbureaus en sociale diensten, maar van de vraag naar arbeidskrachten. Eigenaren van kleine bedrijven gaan echt geen allochtonen aannemen omdat ergens in Den Haag hun belangenorganisatie dat heeft afgesproken, maar nemen mensen in dienst als ze die nodig hebben. Ze zetten een advertentie in de krant, of vragen aan hun eigen personeelsleden of die nog iemand weten. Voor de arbeidparticipatie van allochtonen heeft dat een zelfversterkend effect: als je een neef hebt die werkt, wordt je eigen kans om aan werk te komen ook groter.

Niet alleen werkgevers kiezen graag de netwerkbenadering, dat geldt ook voor werknemers. Die vinden liever zelf via via een baan, dan zich te moeten aanmelden voor zo’n project van het arbeidsbureau, waarbij het niet meer duidelijk is of je een baan ook nog mag weigeren als die niet bevalt. Misschien is het meest heilzame effect van het project nog wel geweest, dat het allochtonen zonder werk heeft aangezet om nog maar eens goed zelf te gaan zoeken, ten einde uit de klauwen van het arbeidsbureau te blijven.

Het banenplan voor het MKB zegt iets over de problemen van centrale sturing. Toch zijn de paarse kabinetten daar dol op, ook in hun relatie tot de gemeenten. In mijn vorige column heb ik het Bestuursakkoord-nieuwe-stijl genoemd, waarmee het Kabinet wil bereiken dat de gemeenten de extra gelden die zij via de algemene uitkering krijgen op grond van de evenredigheidssystematiek, gebruiken voor prioriteiten die door de verschillende overheidslagen gezamenlijk gesteld gaan worden.

Dat is om allerlei redenen tot mislukken gedoemd. Gemeenten zijn evenmin gebonden aan wat de VNG afspreekt als bedrijven dat zijn aan de afspraken van het MKB. Het valt niet na te gaan welk deel van de uitgaven van een gemeente uit het accres worden betaald, wanneer gemeenten vrij blijven binnen de bestaande uitkering te schuiven. Het zal de ministeries ook niet meevallen om het eens te worden over wat die prioriteiten moeten zijn. Bovendien is het juist heel goed dat gemeenten de mogelijkheid hebben om knelpunten op te lossen die men bij het rijk over het hoofd ziet.

Het lijkt er intussen op, dat er steeds meer rijksprioriteiten komen. Nu weer heeft Van Boxtel bedacht dat de gemeenten hun paspoortleges moeten verlagen. Weliswaar schrijft de Financiële verhoudingswet voor, dat gemeentelijke taken bij voorkeur uit de eigen middelen van de gemeente worden bekostigd, dus uit heffingen en rechten, maar dat weerhoudt Van Boxtel er niet van voor Popie Jopie te spelen. Ik vrees dat we binnenkort elke keer met een nieuwe rijksprioriteit te maken krijgen wanneer Omroep Flevoland een staatssecretaris een microfoon voor zijn gezicht duwt, en daar is het accres van het gemeentefonds dan goed voor.

Ook in de Tweede Kamer bepaalt men graag waar de gemeenten hun geld aan uit geven. De nieuwe financiering van de Algemene Bijstandswet levert gevallen op waarin gemeenten geld tekort komen, en waarin ze over houden. Als ze geld tekort komen, mogen ze zelf zeggen waar het vandaan komt, als ze geld overhouden vindt de Tweede Kamer dat ze het moeten uitgeven ‘in het verlengde van de doelstellingen van de wet’. PvdA-kamerlid Saskia Noorman spoorde de minister aan om gemeenten die dat niet doen, te korten op de vergoeding waar ze wettelijk recht op hebben. Vermeend liet zich dat geen twee keer zeggen.

Maar niet alleen politici willen zo veel mogelijk regelen vanuit Den Haag. Ook bij de Rekenkamer proberen ze de ministeriële verantwoordelijkheid zo ver mogelijk op te rekken, want dan kunnen zij lekker veel controleren. Met lede ogen ziet men aan, dat de lagere overheden buiten de competentie van de Rekenkamer vallen, maar men wil de ministers wel verantwoordelijk maken voor de rechtmatigheid van alle andere instellingen die met ‘publiek geld’ worden gefinancierd.

Daaronder verstaat de Rekenkamer niet alleen belastingen en premies, maar ook tarieven waar het rijk invloed op heeft. In een tijd van prijsbeheersing zou dat het hele bedrijfsleven zijn, maar nu geldt dat nog voor woningverhuurders en energiebedrijven. Die verhuurders blijven buiten schot, maar volgens de Rekenkamer zijn wel de energiebedrijven rechtspersonen met een wettelijke taak, waarbij de minister van EZ verantwoordelijkheid zou moeten dragen voor de rechtmatigheid van de uitgaven. Die mag dan dus in de Tweede Kamer komen uitleggen hoe dat zit met de sponsoring van Vitesse door NUON. Dat moet Kamerleden als muziek in de oren klinken.

Decentralisatie is mooi, vinden ze in Den Haag. Maar centralisatie is mooier.