Zoek op trefwoord :
Waarom is de opkomst zo laag?
Verschenen in 'De Leunstoel' - 14-04-2022

Ik zou wel eens willen weten: waarom is de opkomst zo laag. Dat is niet uit een liedje van de reeds lang overleden Jules de Corte, maar is een vraag van de huidige minister van BZK Hanke Bruins Slot, naar aanleiding van de gemeenteraadsverkiezingen dit jaar. Zij wil dat daar onderzoek naar komt, en dat is natuurlijk een leuke opdracht voor een van de vele bureaus die zich daar mee bezig houden. Maar ik denk dat ik in mijn eentje ook een eind kom.

De opkomst was dit jaar 50,3%, bijna vijf procentpunt lager dan de 55,0% in 2018. Een voor de hand liggende verklaring zou zijn dat mensen zich steeds minder betrokken voelen bij het gemeentebestuur. Gemeenten worden steeds groter, en dan is de kans kleiner dat je persoonlijk een raadslid of een wethouder kent. Het opkomstpercentage is in kleine gemeenten dan ook hoger dan in grote. Maar we zien ook het bereik van regionale media verminderen, en steeds meer mensen werken in een andere gemeente dan waar ze wonen. Allemaal omstandigheden waardoor de betrokkenheid bij de eigen gemeente afneemt.

Toch kan dat niet de verklaring zijn voor de lage opkomst. Om dat te zien maken we een onderscheid tussen stemmen op lokale en op landelijke partijen. In 2018 ging 45,0% van het electoraat niet stemmen, stemde 39,2% op een landelijke partij, en 15,8% op een lokale partij. In 2022 waren deze percentages respectievelijk 49,7%, 32,1% en 18,2%. Dus ondanks dat de totale opkomst daalde, gaf een groter percentage van de kiezers zijn stem aan een lokale partij. Dat wijst niet op een lagere betrokkenheid bij de gemeente, immers juist kiezers van een lokale partij zijn betrokken bij de gemeente.

De lage opkomst is er het gevolg van dat steeds minder kiezers bij de gemeenteraadsverkiezingen op een landelijke partij stemmen, in 2022 nog maar 32,1% versus 39,2% vier jaar eerder. Dat is nogal een verschil. Die kiezers weken deels uit naar lokale partijen (2,4 procentpunt) en gingen deels niet stemmen (4,7 procentpunt). Daarbij gaat het om saldi, waarachter veel gecompliceerdere bewegingen schuil gaan wanneer je inzoomt op een lager aggregatieniveau zoals dat van gemeenten of stembureaus.

We moeten dus vooral nagaan waarom veel kiezers de landelijke partijen in de steek hebben gelaten, en een afnemende betrokkenheid bij de gemeenten kan daarbij nauwelijks een rol hebben gespeeld. Ik zie twee motieven voor kiezers om de landelijke partijen de rug toe te keren, een incidenteel motief en een structurele ontwikkeling.

Incidenteel zal een rol hebben gespeeld de slechte performance van een aantal landelijke partijen ten tijde van de kabinetsformatie. Die duurde en duurde maar, waarbij angst voor verlies bij de volgende verkiezingen het maandenlang won van het verlangen om het eens te worden over de oplossing van de vele grote problemen in ons land. Bij het CDA kwam daar dan bij het niet om kunnen gaan met de eigenzinnige Pieter Omtzigt, wiens populariteit bij de achterban hem juist gehaat maakte bij de inner circle.

Maar op termijn is een andere ontwikkeling veel belangrijker. Gemeenteraadsverkiezingen hebben twee functies. Ze bepalen wie er in de gemeenteraad komen, maar ze functioneren ook als een tussentijdse peiling van de aanhang van landelijke partijen. Daarom willen landelijke partijen ook in zoveel mogelijk gemeenten meedoen, zijn er debatten tussen de landelijke kopstukken, en wordt een landelijke uitslag berekend. In 2006 trad Jozias van Aartsen nog af als leider van de VVD toen de partij naar zijn mening te weinig stemmen had gekregen bij de raadsverkiezingen.

In die functie van raadsverkiezingen is behoorlijk de klad gekomen. Je kunt elke zondag bij Maurice de Hond zien hoe de landelijke partijen er voor staan. Dat geeft een beter beeld dan de gemeenteraadsverkiezingen, omdat daarbij de lokale partijen geen rol spelen. Veel parlementaire journalisten zien dan ook het stemmen op lokale partijen als een vorm van spelbederf, als het al geen landverraad is, omdat het zo veel moeilijker wordt om de verkiezingen te verslaan in landelijke media.

In plaats van één landelijk uitslag die je kunt presenteren als het gevolg van het beleid van de landelijke politieke partijen, zie je een verbrokkeld patroon waarbij de PvdA in Amsterdam het wint van GroenLinks maar die laatste partij zich handhaaft in andere universiteitssteden, en in Barendrecht en Zeewolde lokale partijen veel winnen door strikt lokale omstandigheden.

Men probeert dan een landelijke uitslag te fabriceren door de stemmen van alle lokale partijen bij elkaar op te tellen, maar dat slaat alleen al nergens op omdat in veel gemeenten verschillende lokale partijen elkaar bestrijden. Debatten tussen landelijk topstukken worden dan ook veel minder relevant, en voor zover ze nog gehouden worden is daar terecht veel kritiek op.

Gemeenteraadsverkiezingen gaan daardoor steeds meer over de lokale politiek, waar je als minister van BZK heel blij mee zou moeten zijn. Voor kiezers die de lokale politiek enigszins volgen is dat ook geen probleem. Maar er zijn natuurlijk ook veel mensen die geen flauw idee hebben wat er in hun gemeente gebeurt, en alleen de landelijke politiek volgen. Bij de VNG zeggen ze wel dat de gemeente de bestuurslaag is die het dichtst bij de burger staat, maar lokale politici weten wel beter. Er zijn veel meer mensen die de naam van een minister weten te noemen dan van een wethouder.

Veel stemmen bij gemeenteraadsverkiezingen worden dus uitgebracht vanwege de landelijke politiek. Die kiezers worden minder gemotiveerd wanneer bij de raadsverkiezingen de landelijke politiek minder een rol speelt, zoals nu het geval is. En daarom daalt de opkomst. Dat zal nog wel een tijdje doorgaan.