Zoek op trefwoord :
Waarom rechts niet met links wil
Verschenen in 'De Leunstoel' - 16-09-2021

Het visiedocument dat VVD en D66 hebben geproduceerd ten behoeve van de kabinetsformatie, bevat opvallend veel linkse punten. Het minimumloon moet omhoog en de zorg is geen markt. De lasten voor werkenden worden verlicht en er komt een algemene arbeidsongeschiktheidsverzekering voor alle werkenden die niet in loondienst zijn. De regels rond flexibele arbeidsrelaties worden aangescherpt. Voor mensen in de bijstand wordt het makkelijker om een opleiding te volgen, vrijwilligerswerk te doen of tijdelijk bij te verdienen. De kinderopvang moet zwaarder worden gesubsidieerd, net als huiswerkbegeleiding en naschoolse opvang. Er is weer regie vanuit het Rijk nodig bij de ruimtelijke ordening. Het zijn punten die je als PvdA-Kamerlid tijdens Rutte II maar beter niet naar voren kon brengen, want dan werd je door Samsom bij kop en kont de fractie uitgegooid.

Het valt te begrijpen dat PvdA en GroenLinks hier heel tevreden mee waren, al viel er ook nog veel te wensen. Afschaffing van de verhuurdersheffing bij voorbeeld. En of we echt moeten willen dat onze defensie tot de wereldtop behoort lijkt me ook nog wel een discussie waard. Maar het stuk als zodanig past in een tendens die ik al eerder geconstateerd had: de politieke-bestuurlijke elite wordt linkser, al betekent dat niet dat kiezers ook meer op linke partijen stemmen. Je ziet dat eerste ook terug in de opstelling van VNO-NCW.

We hebben zoiets eerder gezien: de jaren zestig worden bij uitstek als een links tijdvak gezien, maar de PvdA leed toen driemaal op rij een nederlaag bij de Kamerverkiezingen (1959, 1963,1967), terwijl het kabinet De Jong dat in 1967 optrad gemeten aan de uitkomst het meest linkse kabinet was dat Nederland ooit gekend heeft. Omgekeerd behaalde de PvdA in de jaren tachtig meestal zeer goede resultaten, terwijl de Nederlandse beleidselite zich in die tijd tot het neoliberalisme bekeerde. Dat gold ook voor de PvdA: terwijl Den Uyl bij de achterban een bijna goddelijke statuur kreeg vanwege zijn opkomen voor de verzorgingsstaat, zagen zijn collega’s in hem een verstarde man die niet bereid was met zijn tijd mee te gaan.

De vraag is natuurlijk waarom de VVD PvdA en GroenLinks niet wil betrekken bij de uitwerking van het visiedocument tot een regeerakkoord. Daar worden allerlei getalsmatige overwegingen bij aangevoerd, zoals dat een kabinet instabiel zou zijn wanneer een van de coalitiefracties zomaar tegen een wetsvoorstel zou kunnen stemmen, alsof dat niet prima in de nieuwe bestuurscultuur zou passen. Wanneer PvdA en GL samen met één lijst waren uitgekomen, zou er wel weer een ander bezwaar zijn aangedragen, bij voorbeeld dat het CDA dan de kleinste regeringspartij zou zijn en daarom niet zou willen meewerken.

De schoen wringt ergens anders. Mensen als Klaas Dijkhof en Ben Verwaayen gaven al eerder te kennen dat de VVD een linksere opstelling zou moeten kiezen, zoals die duidelijk blijkt uit het visiedocument. Maar dat wil niet zeggen dat de gemiddelde Telegraaflezer dat ook vindt. En de redactie van de T. speelt daar graag op in met koppen als Marx Rutte wanneer hij met naar hun mening te linkse voorstellen komt.

Dat zal men eerder doen wanneer er ook linkse partijen in het kabinet zitten, dan wanneer die oppositievoeren en van daaruit juist beweren dat die voorstellen niet ver genoeg gaan. En daarom heeft Rutte de linkse partijen nodig in de oppositie. D66 zal daar minder last van hebben, maar zal zich toch ook moeten realiseren dat een rebellerende VVD-aanhang ook hun klimaatbeleid kan frustreren.

Wat betekent dit nu voor de linkse partijen. Het is helemaal niet gezegd dat die met een paar ministerszetels meer invloed kunnen uitoefenen dan vanuit de oppositie. Ze lopen in de oppositie echter wel een andere risico. Waar het kabinet ook mee komt, de oppositierol brengt je snel in de verleiding om te roepen dat het allemaal niets voorstelt en niet ver genoeg gaat. Dat kan het kabinet tot een iets linksere koers brengen.

Maar het kan ook betekenen dat de oppositie zich overschreeuwt, en zich daarmee ongeloofwaardig maakt. In de jaren zestig vond de PvdA dat de Wet Universitaire Bestuurshervorming niet ver genoeg ging, maar later werd deze door PvdA-minister Ritzen afgeschaft. De PvdA zou nu afschaffing van de verhuurdersheffing centraal kunnen stellen, maar krijgt dan de vraag tegengeworpen wie die heffing ook weer heeft ingevoerd. De PvdA zal nog tijden gebukt blijven gaan onder de loden last van Rutte II, en die vooral voelen in de oppositie.

Maar de electorale perspectieven van regeringsdeelname zijn ook niet goed. De PvdA heeft als regeringspartij nog nooit – herhaal nooit – gewonnen wanneer men niet de premier leverde of tijdig uit de coalitie stapte. Als het huidige kabinet niet eindeloos als pseudo demissionair kabinet door blijft regeren, komt er waarschijnlijk een vechtkabinet, waarin VVD en D66 elkaar het licht in de ogen niet gunnen. Je kunt dan proberen er als derde hond met het been vandoor te gaan, maar je kunt ook meegesleept worden in het gekrakeel. Gelukkig ziet het er door de opstelling van de VVD voorlopig naar uit dat de linkse partijen zich niet druk hoeven te maken om dit dilemma.