Verschenen in 'De Leunstoel' - 16-05-2019
Op 27 mei worden de leden van de Eerste Kamer gekozen. Hoewel de uitkomst daarvan wel zo’n beetje vaststaat, kunnen er toch verrassingen optreden. Door het systeem van indirecte verkiezingen, bepaalt de uitslag van de Statenverkiezingen van 20 maart de stemverhouding bij de verkiezingen voor de Eerste Kamer. De zetels worden verdeeld evenredig aan de aantallen gewogen stemmen op de verschillende partijen, maar daarbij blijven altijd restzetels over.
Net als bij de verkiezingen voor de Tweede Kamer worden die restzetels verdeeld met een systeem dat in de negentiende eeuw bedacht is door de Belg Victor d’Hondt (geen familie van Maurice). Bij de Eerste-Kamerverkiezingen is het resultaat daarvan echter gemakkelijker te manipuleren.
Partijen die meer stemmen hebben gekregen dan nodig voor het aantal zetels waar ze op deze manier recht op hebben, kunnen die stemmen uit laten brengen op een andere partij, en daarmee de uitslag beïnvloeden. Regeringspartijen kunnen bij voorbeeld een of meer van hun statenleden vragen op de lijst van een andere regeringspartij te stemmen, zodat die een extra zeten krijgt.
Wanneer die zetel ten koste gaat van een oppositiepartij, wordt zo de positie van het kabinet versterkt. Eén zetel erbij kan maken dat men om aan een meerderheid in de Eerste Kamer te komen men aan één andere partij genoeg heeft in plaats van aan twee, of dat men een ruimere keuze heeft aan samenwerkingspartners.
Maar andere partijen zitten natuurlijk ook niet stil, en kunnen proberen op hun beurt het resultaat daarvan teniet te doen. Essentieel is dat partijen van elkaar niet weten wat ze gaan doen, en dat maakt het tot een vorm van hoger pokeren. Dat kan dan bepalen of een belangrijk wetsvoorstel dat voldoende steun heeft in de Tweede Kamer ook door de Eerste Kamer wordt aangenomen.
Hierbij is het ook van belang, dat statenleden volledig loyaal zijn aan hun partij. De verkiezing van de leden van de Eerste Kamer is de belangrijkste stemming waar statenleden aan deelnemen, en wanneer een statenlid van D66 opdracht krijgt op de ChristenUnie te stemmen, moet hij niet uit balorigheid denken ‘Dat maak ik zelf wel uit’, want dan valt het kaartenhuis in elkaar. Als er afspraken zijn gemaakt tussen partijen moeten die partijen zich er natuurlijk ook aan houden. En statenleden moeten ook de verkiezingen niet vergeten, en een vakje rood maken, geen andere kleur.
Dit alles betekent dat er toch altijd met enige opwinding naar de verkiezing van de Eerste Kamer wordt gekeken, omdat een zetel meer of minder voor een partij grote invloed kan hebben op de mogelijkheid meerderheden te vormen. Wanneer er iets is mis gegaan in het nadeel van de regeringspartijen kan de regering de Eerste Kamer ontbinden, maar dat lijkt een paardenmiddel dat het vertrouwen in de politiek ook niet zal vergroten.
Net als bij de verkiezing van de Tweede Kamer, kunnen er ook bij die voor de Eerste Kamer voorkeursstemmen worden uitgebracht. Maar de regels daarvoor zijn anders dan bij de Tweede Kamer. Dat werd ineens relevant toen bij Forum voor Democratie Henk Otten zich in een interview in NRC Handelsblad tegen partijleider Thierry Baudet keerde. Dat interview maakte bij mij de indruk dat hij als fractievoorzitter in de Eerste Kamer de concurrentie met Baudet wilde aangaan. Als grootste partij in de Eerste Kamer zou FvD een belangrijke gesprekspartner voor het kabinet kunnen worden, maar dat riep de vraag op met wie het kabinet dan zou moeten praten, met Baudet of met Otten.
Tot nu toe werden dat soort onderhandelingen gevoerd met de fractievoorzitters in de Tweede Kamer, waarmee de fracties in de Eerste Kamer ondergeschikt werden aan die in de Tweede. Mijn indruk was dat met dit interview Otten zich naar voren wilde schuiven als de woordvoerder van de partij, en dat hij zich daarom ook distantieerde van al die uitspraken van Baudet die de vraag opriepen aan welke boreale bron FvD zich laafde. Het leek mij ook geen toeval, dat dat interview precies verscheen op het moment dat er niets meer te veranderen viel aan de kandidatenlijst.
Dat riep onmiddellijk de vraag op of Otten nog gestuit zou kunnen worden wanneer de statenleden van Forum voorkeursstemmen zouden uitbrengen op andere kandidaten. Wanneer de regels daarvoor bij de Eerste Kamer hetzelfde waren geweest als bij de Tweede, had dat gekund. Dan had er een instructie van de partijleiding kunnen uitgaan dat niemand op Otten zou stemmen, en dat ten minste veertien kandidaten meer stemmen moesten krijgen dan een kwart van de kiesdeler. Die kandidaten – of dertien daarvan – zouden dan gekozen zijn, en Otten had het nakijken gehad. Uiteraard was het ook voor dat scenario nodig dat de Statenleden de instructies van de partijleiding gevolgd hadden.
Maar zo zit ons kiesstelsel niet in elkaar. Tot 1998 was voor beide kamers de drempel om met voorkeurstemmen te worden gekozen 50% van de kiesdeler. Dat werd toen verlaagd naar 25% om het gemakkelijker te maken om met voorkeurstemmen te worden gekozen, en daarmee de kiezer meer macht te geven tegenover de partijorganisatie die de volgorde van de lijst vaststelt. Dat ging niet alleen voor de Tweede Kamer gelden, maar ook voor de Eerste.
Je kunt je echter afvragen of dat voor de Eerste Kamer wel goed uitpakt. Door de indirecte wijze van verkiezen geeft een lage voorkeursdrempel daarbij niet de kiezer maar de statenleden meer macht tegenover de partijorganisatie. In 1989 stelde de VVD dat al aan de orde. Daarom is in 2010 besloten de drempel voor voorkeurstemmen bij de Eerste-Kamerverkiezingen gelijk te maken aan de kiesdeler. Het betekent dat bij een partij die restzetels krijgt toebedeeld, het aantal kandidaten die met voorkeurstemmen worden gekozen, niet groter kan zijn dan het aantal zetels dat men in eerste instantie toegewezen heeft gekregen, en dat de restzetels hoe dan ook worden toegewezen op grond van de plaats op de lijst. Dan wordt dus de lijsttrekker gekozen verklaard, ook wanneer hij geen enkele stem behaald heeft.
En dus zal Henk Otten in de Kamer komen, tenzij FvD door op andere partijen te stemmen zoveel zetels laat schieten dat men ook geen restzetels meer krijgt. Daar ziet het niet naar uit. Maar het curieuze is dus dat in dit bijzondere geval een wetswijziging met de bedoeling de partijorganisatie meer invloed te geven, juist maakt dat een wens van de partij om de lijsttrekker niet te verkiezen, niet gerealiseerd kan worden.