Zoek op trefwoord :
Appelpubliek moet bereid zijn meer te betalen
Verschenen in 'Binnenlands Bestuur' - 08-12-2000

De kansen voor het Haagse toneelgezelschap De Appel om zijn subsidie van het Rijk te behouden gaan op een neer als de kansen van Al Gore op het Amerikaanse presidentschap. Eerst ligt er het advies van de Raad voor Cultuur om De Appel geen subsidie meer te geven. De Appel ‘leunt zwaar op een trouw publiek dat nog afkomt op de reputatie die het gezelschap in het verleden heeft opgebouwd’, en vervult ‘geen belangrijke functie meer binnen het Nederlandse theater’. Alsof De Nachtwacht zo’n belangrijke rol speelt binnen de Nederlandse schilderkunst. Maar als het om toneel gaat, is het in stand houden van ons cultureel erfgoed geen argument.

De gemeente Den Haag, die het grootste deel van de subsidie aan het gezelschap voor zijn rekening neemt, zet hiertegen een krachtige lobby in, en niet zonder succes. Eerst komen de coalitiefracties in de Tweede Kamer bijna tot een akkoord dat De Appel thuis hoort in een rijtje culturele instellingen die opnieuw beoordeeld zouden moeten worden. Maar de PvdA-fractie trekt zijn steun voor die motie weer in, om vervolgens vriend en vijand te verrassen door wel steun te betuigen aan een CDA-motie die juist voor De Appel een uitzonderingspositie claimt. En dan is het Kabinet weer aan zet, dat nog wel bereid is wat extra geld uit te trekken voor theater in Den Haag, als het maar absoluut niet naar die vreselijke Appel gaat. Op het moment dat ik dit schrijf, moet de Kamer daar nog over debatteren.

Volgens Van der Ploeg mogen staatssecretarissen geen artistieke waardeoordelen vellen. Ze mogen wel korten op subsidies om buitenartistieke redenen. De een kort de orkesten wanneer ze geen zeven procent Nederlandse muziek spelen, de ander wanneer ze geen zeven procent Marokkanen onder hun publiek hebben. Misschien bepaalt de volgende staatssecretaris wel dat de blazers in orkesten zeven procent minder CO2 moeten uitstoten.

Voor artistieke oordelen hebben we de Raad voor Cultuur, maar de vraag is of die wel een echt artistiek oordeel over De Appel geveld heeft. Is het niet meer een oordeel over het publiek, dat vergrijsd is? En is het niet zo dat De Appel een fout gezelschap is omdat het voor een fout publiek speelt? Het Nederlandse toneelwereldje heeft altijd een hekel gehad aan het Haagse theaterpubliek. Dertig jaar geleden was De Haagse Comedie het pispaaltje. Nu is dat De Appel, die vier jaar geleden al zijn subsidie was kwijt geraakt wanneer staatssecretaris Nuis toen niet bereid was geweest zijn eigen artistiek oordeel te volgen.

Den Haag is een ambtenarenstad, zonder eigen universiteit en zonder toneelschool. Daardoor voelen veel toneelmakers zich er minder thuis. Het publiek bestaat niet uit de beautiful people. Door de vergrijzing van Den Haag zie je er juist veel ouderen, en die zijn ook nog eens geneigd vaker naar toneel te gaan wanneer ze gepensioneerd zijn. Daarmee is het leed helemaal niet meer te overzien.

Toch kan vergrijzing van het publiek nooit een argument zijn om niet te subsidiëren. Toneel is geen commerciële televisie. Daarbij zijn jonge kijkers meer waard dan ouderen, omdat jongeren eerder in hun merkenkeuze beïnvloed worden door commercial, en als ze eenmaal ertoe gebracht zijn om Dommelsch te drinken, daar ook langer mee doorgaan.

Het is dan ook heel terecht dat bij Tweede-Kamerleden een belletje is gaan rinkelen dat er hier iets fout ging. Ook als Kamerleden het oordeel van de Raad voor Cultuur over de Appel niet mogen corrigeren, dan toch wel dat over het publiek. Dat vertegenwoordigen zij ten slotte. Ze kunnen constateren dat als de overheid de afkeer van de Nederlandse toneel incrowd tegen Den Haag honoreert, die stad altijd onderbedeeld zal blijven op toneelgebied. Toch blijft Van der Ploeg onvermurwbaar. Zelfs als hij geld over had, zou hij liever een lager budget hebben dan het geld aan De Appel te geven.

Intussen gedragen ze zich bij Appel zelf wel een beetje nuffig. Toen ze in augustus een manifestatie tegen de veroordeling door de Raad van Cultuur hielden, zongen de auteurs “Desnoods beginnen we van voren af aan.” Nu verklaart de zakelijk leider dat men niet toe kan met de 3 miljoen van de gemeente Den Haag, en er echt een miljoen van het Rijk bij moet hebben. Dat vind ik net iets te makkelijk.

Joop van den Ende is in staat een groot aantal commerciële producties te draaien zonder een cent subsidie. Dat is vooral amusement, en stelt aan het publiek veel minder eisen dan de stukken van gezelschappen als De Appel. Dat rechtvaardigt subsidies voor serieus toneel. Binnen de culturele sector hoort een andere logica te gelden dan die van het publieksbereik, al kun je je afvragen of je je als gezelschap niet beter van het publiek afhankelijk kan maken dan van het coterietje dat de Raad van Cultuur adviseert.

Maar het ligt minder voor de hand, dat een deel van die subsidie wordt gebruikt om de toegangsprijzen veel lager te houden dan bij Joop. Het wil er bij mij niet in, dat het Appelpubliek minder draagkrachtig zou zijn dan het publiek bij een willekeurige commerciële musical. Als je gedurende 200 dagen per jaar 200 bezoekers 25 gulden extra vraagt, heb je een miljoen extra. Waarom zou dat niet kunnen. Toch niet omdat het publiek ‘De Knecht van twee Meesters’ alleen maar uit zuinigheid prefereert boven ‘42nd Street’? Als dat zo is, kan De Appel er inderdaad maar beter mee ophouden.