Zoek op trefwoord :
Voor een minderheidskabinet is een meerderheid nodig
Verschenen in 'Publieke Tribune' - 27-05-2017

De kabinetsformatie zit goed vast. Het lijkt wel of alle partijen vooral goed naar de PvdA hebben gekeken. Die partij heeft een unieke nederlaag geleden door zich te binden aan zijn grootste politiek tegenstander en zijn electorale concurrenten links te laten liggen. Daarmee liet men het landsbelang gaan boven het partijbelang, en dat oogstte bij de parlementaire pers veel waardering, maar niet bij de eigen kiezers.

Het is ook duidelijk waarom juist de PvdA hieronder te lijden heeft gehad. Het door PvdA en VVD gepercipieerde landsbelang betekende vooral een terugdringing van de overheidsuitgaven. Voor de VVD viel dat samen met de partijdoelstellingen, voor de PvdA-kiezers ging dat er tegenin.

De les van het verlies van de PvdA is: ga zoveel mogelijk in een kabinet zitten met je electorale concurrenten, en houd je tegenstanders erbuiten. Het eerste vermindert het risico van verlies aan die concurrenten, en het tweede maakt dat je minder concessies hoeft te doen, met het risico van electoraal verlies aan concurrenten die geen deel uitmaken van de coalitie.

Daarom zat D66 gebeiteld in een coalitie met VVD, CDA en GroenLinks, maar die andere partijen veel minder. D66 had hoogstens nog concurrentie van de PvdA, maar VVD en CDA van de PVV, en GroenLinks van PvdA, SP en Partij voor de Dieren. Het is niet verwonderlijk dat dat juist op het immigratiedossier tot problemen leidde, want daarop zijn de kiezers op VVD en CDA het meest gevoelig voor de lokroep van Wilders, terwijl GroenLinks kiezers in de eerste plaats geneigd zullen zijn af te haken wanneer in hun visie onder druk van VVD en CDA fundamentele normen worden geschonden.

In een coalitie met de ChristenUnie in plaats van GroenLinks zat D66 veel minder comfortabel, al hoefde het voor het beleid weinig uit te maken. D66 kreeg er een tegenstander bij in de coalitie, en was niet langer afgeschermd tegen de concurrentie van GroenLinks. Bij de vraag of D66 met ChristenUnie in één kabinet zou kunnen, speelde het migratiedossier voor zover we er iets over gehoord hebben geen rol.

Wel ging het over ethische punten als overheidshulp bij beëindiging van ‘voltooid’ leven, waar in de Eerste-Kamerfractie van D66 al heel anders over wordt gedacht dan in de Tweede, en waar ik D66 met het CDA of met de SP ook niet uit zie komen. Maar daarom niet getreurd, het ging er nu om de ChristenUnie kalt te stellen. Want als coalitiepartner van de ChristenUnie zou D66 juist bij de raadsverkiezingen in de studentensteden een slecht figuur slaan.

Om dat laatste heb ik toch even moeten lachen, vanwege wat er in 2006 in mijn eigen studentenstad Leiden gebeurde. Daar had een proces van bestuurlijke verstrikking plaats gevonden rond een volstrekt ondoordacht light-rail plan, waar PvdA en D66 hun ziel en zaligheid aan hadden verbonden. Vooral het verzet van wethouder Pechtold tegen een referendum hierover was opvallend.

Het gezond verstand in deze kwestie werd vooral vertegenwoordigd door de ChristenUnie, die met twee zetels net zo groot werd in de nieuwe raad als D66. Later zou D66 toetreden tot de rangen der tegenstanders, en vanaf 2010 heeft D66-wethouder Strijk een belangrijke bijdrage eraan geleverd dat uiteindelijk van het onzalige plan is afgezien. Kortom, het kan verkeren.

Nu vindt D66 dat een kabinet zowel een duidelijk linkse als een duidelijk rechtse partij moet bevatten. Kennelijk herinnert na de dood van Van Mierlo niemand in D66 zich meer waarom die partij ooit is opgericht. Dat was om de kiezers door het rechtstreeks laten kiezen de premier een duidelijke keus te geven tussen links en rechts. Nu wil men dus het omgekeerde. Misschien breekt het inzicht nog door dat een referendum toch niet zo’n goede manier is om besluiten te nemen, of vindt over tien jaar D66 als ‘liberale partij’ wel dat het niet aangaat dat de overheid na je overlijden zomaar over transplantatie van je organen kan beslissen.

Maar nu zit de formatie vast, omdat er geen enkele meerderheidscombinatie te vormen valt waarbinnen niet minstens één partij een andere partij uitsluit, vanwege angst voor de kiezer. Ik denk niet dat een door de Koning gezonden informateur daar wat aan zou kunnen veranderen. Eerder zou ik zeggen dat de fractieleider van de grootste partij zelf het initiatief zou moeten nemen, zonder zich te verschuilen achter relicten uit de tijd dat het staatshoofd de formatie aanstuurde.

Moet er vanwege de huidige impasse een minderheidskabinet komen? Om allerlei redenen zou dat heel aantrekkelijk kunnen zijn, maar ik zie niet wie over de samenstelling daarvan moet beslissen. Dat kan alleen een formateur zijn die is aangewezen door de meerderheid van de Tweede Kamer. In vroeger tijden kon de Koning nog een formateur benoemen met zo’n opdracht, maar het vijfde kabinet Colijn dat zo tot stand kwam werd onmiddellijk weggestemd in de Tweede Kamer.

Het eerste kabinet Rutte was zogenaamd een minderheidskabinet, maar kon alleen optreden zolang het door de PVV werd gesteund. Bij de formatie van het kabinet Den Uyl was het de bedoeling een minderheidskabinet te vormen uit de linkse partijen, maar het kabinet kwam er pas na ingewikkelde onderhandelingen met de zogenaamde gedogers.

Je zou je kunnen voorstellen, dat nu de PvdA niet in een nieuw kabinet wil, die partij wel bereid is een minderheidskabinet van het ‘motorblok’ te gedogen. Zo ging het in 1914 ook, en het weinig partijpolitiek geprofileerde kabinet Cort van de Linden dat toen optrad, heeft ons veel goeds gebracht: ons buiten de Eerste Wereldoorlog gehouden, en het algemeen kiesrecht ingevoerd.

Maar de geschiedenis zal zich niet herhalen. Wanneer de PvdA een minderheidskabinet gedoogt, krijgt de partij toch de volle verantwoordelijkheid voor het optreden van het kabinet, en zal de PvdA voortdurend uitgedaagd worden ‘de stekker eruit te trekken’. Neemt de PvdA dan deel aan onderhandelingen over de begroting, zoals Wilders indertijd? Leg dan nog maar eens uit waarom je niet gewoon in het kabinet bent gaan zitten.

Voor de vorming van een minderheidskabinet is dus altijd een meerderheid nodig, en dan is het geen minderheidskabinet meer. Maar er is een uitzondering op die regel. Een demissionair kabinet is in feite ook een minderheidskabinet. Met negen kamerzetels bezet de PvdA daarin ook negen posten van ministers en staatssecretariaten. Daarnaast worden nog veel andere sleutelposities door leden van de PvdA bezet: het voorzitterschap van de Tweede Kamer en van de SER, het burgemeesterschap van de twee grootste steden, het voorzitterschap van de Eurogroep en het meest prestigieuze vice-voorzitterschap van de Europese Commissie.

Naarmate de kabinetsformatie langer duurt zal het demissionaire kabinet meer verantwoordelijkheid moeten nemen, bij voorbeeld bij de voorbereiding van de begroting. De Kamerleden Asscher, Dijsselbloem en Ploumen krijgen daarbij onevenredig veel macht. Dat is niet wat de kiezers gewild hebben. Maar de paradox is dat de andere partijen die macht laten aan de PvdA omdat ze niet in staat zijn zelf een nieuw kabinet te vormen. En dat komt weer omdat ze niet het lot van de PvdA willen ondergaan bij de volgende verkiezingen. Zo schiet de kiezer zich in zijn eigen voet.