Zoek op trefwoord :
Bericht van een hokjesdenker
Verschenen: 30-07-2016

In Krapuul van 23 juli gaat Sjaak Scheele in op een stuk van mij over Europa dat verschenen is op de site Publieke tribune. Hij noemt mij naar aanleiding van dit stuk een ‘hokjesdenker’. Volgens eigen zeggen houdt Scheele ervan de diepte in te duiken, en daarbij heeft hij dit kennelijk gevonden.
Ik ben blij dat hij mij in ieder geval als denker beschouwt, vaak zie je dat open geesten die de Europese integratie nastreven andersdenkenden eenvoudigweg het vermogen om na te denken ontzeggen, en hun verwijten zich uitsluitend door onderbuikgevoelens te laten leiden. 
Ik mijn stuk stelde ik dat de landen in Europa in cultureel en taalkundig opzicht te veel verschillen om een federaal Europa mogelijk te maken. Wanneer Scheele weer opduikt uit de diepte kan hij die taalkundige verschillen gemakkelijk zelf constateren. Die zijn heel belangrijk omdat er daardoor geen pan-Europese massamedia zijn. De krant die daar nog het dichtst bijkomt heeft zijn redactie in New York en heet dan ook de International New York Times.
Dat Europa niet alleen geen taalgemeenschap is, maar ook geen waardengemeenschap, heb ik uitgebreid beargumenteerd in een artikel in Openbaar bestuur van november 2012. De waardentegenstellingen gaan terug tot de Romeinse tijd, en dat poets je niet zo snel weg. Het maakt dat vaak socialisten en conservatieven uit een bepaald land het onderling eerder eens zijn dan met hun zogenaamde partijgenoten uit andere landen. Denk aan de inval in Irak, of aan het beleid rond de euro. Ik denk dat een open geest daar niet aan voorbij kan gaan.
Die culturele en taalkundige verschillen belemmeren het tot stand komen van een volwaardige democratie op Europees niveau. Je kunt wel in de Duitse grondwet overal waar ‘Duitsland’ staat ‘Europa’ invullen, zodat er een Europese regering ontstaat die gekozen wordt door een Europees parlement, maar daarmee blijft de Europese democratie een vis op het droge, zonder het zwemwater van echte Europese politieke partijen en een Europese publieke opinie. Daarom denk ik dat een Europese federatie net zo’n beleidsfiasco zou worden als de invoering van de euro of de uitbreiding naar het Oosten, waarbij men zich ook te weinig rekenschap heeft gegeven van de verschillen tussen de landen.
Scheele houdt mij Han van der Horst ten voorbeeld. Dat is ten minste een open geest! Die wijst erop dat er steeds meer mensen niet in een bepaald nationaal hokje te plaatsen zijn, doordat zij ouders van verschillende nationaliteiten hebben. Als hokjesdenker zal ik dat niet bestrijden. Maar de kinderen van die kinderen zullen wel vaak weer de taal en de cultuur overnemen van het land waarin zij wonen. Zelf stam ik af van mr Arent Bordewij(c)k die zich in 1674 vanuit Duitsland in Rijssen vestigde, maar ik heb daar toch niets Duits aan overgehouden. In mijn woonplaats worden er veel Franse namen gedragen, maar juist de dragers daarvan beschouwen zich als rasechte Leidenaren, al zijn er taalkundigen volgens wie het Leids dialect wel Waalse trekjes heeft.
Er bestaat een smalle maatschappelijke bovenlaag die thuis is in de hele wereld, en niet alleen in Europa. Dat zie je aan de familie-advertenties in de NRC. In de Volkskrant is dat al weer veel minder.  Maar dat betekent niet dat de overgrote meerderheid van de mensen zich niet met een bepaald land verbonden voelt. Aanleiding voor het artikel van Van der Horst is de verbondenheid die Turkse Nederlanders voelen met Turkije, maar die gaat vaak ten koste van de internalisering van Nederlandse waarden. In hun benadering van de Gülen minderheid klinkt de basisnotie van vrijheid van godsdienst niet erg door.
Een slecht voorteken voor een Europese federatie is ook dat voor zover het nationaal besef in Europa niet congruent is met de feitelijke staatkundige indeling, het zich juist richt op een kleiner gebied, zoals in Schotland, Vlaanderen, Catalonië, Corsica en de Dombas. Dat is wel eens anders geweest. Ooit droomden de Duitsers en de Italianen van één staat, maar tegenwoordig zijn de Noord-Italianen de Zuid-Italianen liever kwijt dan rijk, en dragen de Oost-Duitsers hun eigen identiteit uit via het Ampelmännchen. Vlamingen hebben weinig neiging meer zich aan te sluiten bij Nederland, en ook de aansluiting van Oostenrijk bij Duisland is geen actueel thema weer. Das war einmal.  
Nu ik toch bezig ben: wat Van der Horst schrijft over de katholieken in Nederland is ook wat kort door de bocht. In de jaren vijftig van de vorige eeuw hadden ongelovigen alle redenen de Nederlandse katholieken te zien als een bedreiging van de geestelijke vrijheid. Hun politieke leider Romme had vlak na de bevrijding ervoor gepleit niet-Christenen het kiesrecht te ontnemen. Vrouwen werden door pastoors gechanteerd om zoveel mogelijk kinderen op de wereld te zetten, anders zouden ze niet in de hemel komen. De katholieken moesten één politiek machtsblok vormen, daarom ontraadden de bisschoppen het lidmaatschap van de PvdA en verboden ze het luisteren naar de VARA. In Dr Vlimmen kon je lezen wat voor geestelijke terreur de katholieken in Brabant en Limburg uitoefenden. Ze probeerden hun seksuele moraal ook aan andere op te leggen. Nog in 1960 verbood de gemeenteraad van Maastricht het transport van voorbehoedmiddelen over de openbare weg.
Gelukkig zijn kort daarna de katholieken massaal van hun geloof gevallen, iets waar we volgens mij god op onze blote knietjes voor mogen danken. Maar dat laatste zal wel komen omdat ik een hokjesdenker ben. 

Gepubliceerd op Krapuul 30 juli 2016