Zoek op trefwoord :
Sociale diensten overbodig door basisinkomen?
Verschenen in 'B&G' - 28-06-2016

Als gevolg van het decentralisatiebeleid van dit kabinet hebben de gemeenten er veel taken bij gekregen. Een daarvan is de uitvoering van de Participatiewet, die veel breder is dan de oude Wet Werk en Bijstand. Maar inmiddels wordt er steeds meer gepleit voor een onvoorwaardelijk basisinkomen als alternatief voor de huidige bijstandsuitkeringen. Wanneer dat er zou komen, worden de sociale diensten overbodig. Het is ook de vraag of er dan nog behoefte is aan een vorm van sociale werkvoorziening.

Werken voor je geld
Het basisinkomen  is gebaseerd op een opvatting over de relatie tussen werk en inkomen die sterk afwijkt van de huidige bijstandsvoorziening, waarbij mensen moeten werken voor hun geld. Omdat echter niet iedereen zomaar werk kan vinden, moet er ook een voorziening zijn voor mensen die wel willen maar niet kunnen werken: de bijstand. En omdat we Gekke Henkie niet zijn, worden daar allerlei voorwaarden aan verbonden.
Eigen aan het systeem is dat inkomsten worden gekort op de uitkering. Dat betekent dat men er vaak niets of weinig aan overhoudt wanneer men een baan neemt. Het kan zelfs heel onvoordelig uitpakken wanneer het werk van korte duur is, en men daarna opnieuw een uitkering moet aanvragen. Tegelijkertijd zien we in de economie een ontwikkeling waarbij mensen steeds meer tijdelijke baantjes hebben, met daar tussenin perioden zonder werk, door de Engelse econoom Guy Standing aangeduid als het ‘precariaat’.  Dat maakt de arbeidsmarkt heel flexibel, maar de bestaande arrangementen in de sociale zekerheid zijn daar niet goed op toegerust.
Vaak wordt aangenomen dat mensen in de bijstand niet willen werken omdat ze er toch niet op vooruit gaan. Dat staat bekend als de armoedeval. Toch blijkt dat alleenstaanden veel vaker werkloos zijn dan gehuwden, terwijl de eerste groep vanwege de lagere uitkering er meer op vooruit gaat bij het accepteren van een volledige baan. De meest waarschijnlijke verklaring hiervoor is een verschil in sociale capaciteiten: wie makkelijker een partner vindt, vindt ook makkelijker werk. Het kan ook zijn dat bij gehuwden de druk van de omgeving om werk te zoeken groter is.
Omdat men aanneemt dat mensen zonder financiële prikkel onvoldoende gemotiveerd zijn om werk te zoeken, worden er allerlei maatregelen bedacht om ze toch zover te krijgen, waarvan de effectiviteit twijfelachtig is. Daartoe behoort ook mensen met een uitkering vervelende karweitjes te laten opknappen, om ‘hun afstand tot de arbeidsmarkt te verkleinen’. Het lijkt er eerder op gericht om mensen uit de uitkering te pesten. Kleerhangers sorteren is vaak nog vervelender dan wat vaak als taakstraf wordt opgedragen, zoals koffie schenken in een verzorgingshuis. En dan ook niet voor een vastgesteld aantal uren, maar voor onbepaalde tijd.
Daarnaast wordt de toegang tot de uitkering zo veel mogelijk beperkt. Bij sociale diensten werken tegenwoordig managers die het als hun taak zien de ‘schadelast’ zoveel mogelijk te beperken. Dat doen ze omdat de gemeenten zelf financieel verantwoordelijk zijn, en niet gedwongen willen zijn om eigen geld te leggen bij het budget dat ze van het rijk krijgen. Na de invoering van dit systeem is de groei van het aantal uitkeringen achtergebleven bij de ontwikkeling van de werkloosheid, en dat werd algemeen als een groot succes beschouwd.
Bijna niemand bekommerde zich om wie niet voor een uitkering in aanmerking kwam. Maar in de regio Holland Rijnland (een gebied met ca 550.000 inwoners) constateerde men onlangs door het vergelijken van bestanden, dat er 546 jongeren tussen 18 en 23 jaar rondliepen die geen onderwijs volgen, geen werk hebben en ook geen uitkering.  Of ze in leven blijven door steun van familie en vrienden of door kleine criminaliteit, geen mens die het weet.
Aan het systeem kleven dus de volgende bezwaren:
- In veel gevallen wordt aan het werk gaan niet financieel beloond; dat is niet stimulerend maar ook niet eerlijk
- Het systeem brengt veel bureaucratie en andere kosten met zich mee
- Het systeem leidt tot vernedering van mensen zonder werk, ook wanneer ze gemotiveerd zijn om werk te zoeken
- Het systeem sluit slecht aan op de situatie dat steeds meer mensen leven van kleine tijdelijke baantjes en de tijd daartussen moeten overbruggen
- Er vallen mensen buiten de boot waarvan het de vraag is of ze nog op een eerlijke manier aan eten kunnen komen.

Werk moet lonen
De voorstellen voor een basisinkomen bieden hier een alternatief voor. Iedereen boven de 18 krijgt dan eenzelfde bedrag per maand, of hij werkt of niet. Wel moet iedereen die werkt dan natuurlijk belasting betalen over het verdiende loon. Maar iedereen die aan het werk gaat houdt daar ook echt wat aan over, het vermijdt de bureaucratie en de extra vernedering van mensen zonder werk, het maakt dat mensen tussen kleine baantjes over een inkomen blijven beschikken, en er vallen geen mensen meer buiten de boot. Werken loont, maar zonder werk kun je je toch een eenvoudige doch voedzame maaltijd veroorloven.
Het ligt voor de hand dat een basisinkomen voor iedereen in Nederland even hoog is, los van de woonplaats, zoals dat nu ook geldt voor de AOW en de bijstandsuitkeringen. Het bedrag dat aan basisinkomen in een gemeente wordt uitgekeerd is daarmee niet beïnvloedbaar anders dan via de hoogte van het basisinkomen zelf, en het lijkt weinig zinvol dat de gemeente zich met de toekenning ervan bezig houdt. Net als bij de AOW lijkt een landelijk instantie meer aangewezen.
In feite betekent het basisinkomen dat de AOW wordt ingeruild voor een even hoge uitkering vanaf het 18e jaar, en dat zou pleiten voor uitbetaling door de SVB. Je kunt het basisinkomen ook zien als een hogere algemene heffingskorting in de inkomstenbelasting die ook wordt uitgekeerd wanneer het bedrag de heffing op basis van schijventarief overtreft, zoals nu nog bij gehuwde vrouwen zonder eigen inkomsten. Het basisinkomen is dan een vorm van negatieve inkomstenbelasting en uitbetaling door de belastingdienst ligt het meest voor de hand.

Bezwaren
Dat de gemeente zo een taak kwijt raakt die de steden al in de Middeleeuwen vervulden, lijkt me echter geen argument tegen het basisinkomen. Er zijn drie andere bezwaren die vaak terugkomen:
- Het is moreel onjuist mensen geld te geven zonder dat daar een verplichting om te werken tegenover staat
- Het is te duur
- Het maakt dat mensen niet meer willen werken.
Het morele argument is vooral een kwestie van gevoel. Als het om vererving gaat voelen de meest mensen dat niet zo. Toch kan een flinke erfenis iemand in dezelfde positie brengen als het basisinkomen: werken loont, maar zonder werk heb je toch te eten. Je moet de bezwaren tegen een arbeidsloos inkomen ook stellen tegenover de situatie dat werk geen extra inkomen oplevert, zoals die nu voor veel bijstandscliënten geldt. Ook dan wordt de koppeling tussen werk en inkomen verbroken, maar aan de andere kant. Dat is ook niet eerlijk.
Is een basisinkomen te duur? Dat hangt ervan af hoe je rekent. Voor zover het basisinkomen wordt uitgekeerd aan mensen die nu geen inkomen hebben, kost het de schatkist extra geld, en daarvoor moet extra belasting worden geheven. Zonde van het geld zeggen veel economen. Maar dat geld komt wel weer terecht bij de burger, zij het niet altijd bij dezelfde burger. Zet je de burger als collectief tegenover de overheid, dan levert het basisinkomen de burger geld op. Een hoop bureaucratie en de hele integratie-industrie vallen weg, en dus is de extra belastingheffing die voor een basisinkomen nodig is minder dan wat er aan basisinkomens wordt uitgekeerd.
Wel leidt het basisinkomen tot een herverdeling van inkomen, en daarbij zijn er winnaars en verliezers. Wie nu geen inkomen heeft, gaat er met het basisinkomen op vooruit, en dat zal ten koste gaan van mensen met een hoog inkomen, die in enigerlei vorm extra belasting zullen moeten betalen. Vooral gezinnen waar beide partners een hoog inkomen hebben zullen er meestal op achteruitgaan, bij gezinnen met een laag inkomen, bij voorbeeld omdat slechts een van de partners een baan heeft, kan invoering van het basisinkomen tot een hoger gezinsinkomen leiden, wanneer tweemaal het basisinkomen meer oplevert dan de extra belastingheffing.
Politiek is pikant dat het vooral D66 en GroenLinks zijn waar men over het basisinkomen praat, terwijl dat juist partijen van de hoog gesalarieerde tweeverdieners zijn die erop achteruit gaan. Kiezers van de christelijke partijen, met veel eenverdieners, en van de SP, met veel laag betaalden, gaan erop vooruit, maar die partijen zijn nu juist tegen.

Arbeidsmarkt
Invoering van het basisinkomen leidt niet alleen tot een herverdeling, het zal ook grote effecten hebben op de arbeidsmarkt, die moeilijk te voorspellen zijn, al probeert het CPB dat wel.  De voorstanders wijzen er vooral op dat werklozen meer gestimuleerd worden om werk te zoeken dan in het huidige systeem. De experimenten met het basisinkomen die men hier en daar wil gaan daar ook over.
Maar het roept meteen veel vragen op. Moet er nog wel een minimumloon zijn? Of voldoet het basisinkomen aan de doelstelling dat iedereen over een minimuminkomen moet kunnen beschikken, en wordt de beloning die men daarbovenop ontvangt aan de markt overgelaten? Het basisinkomen vervangt dan het systeem van loonkostensubsidies dat veel bureaucratie met zich mee brengt. Het is ook de vraag of je dan nog een sociale werkvoorziening nodig hebt.
Mensen zullen niet alleen door het geld gemotiveerd zijn, maar ook door te werken de verveling willen verdrijven en met anderen in contact willen komen. Maar dan moet dat werk natuurlijk wel een beetje leuk zijn, en aansluiten bij de capaciteiten van mensen. Er is dan geen reden meer beperkingen te stellen aan vrijwilligersvergoedingen, want wat we nu echt werk noemen en vrijwilligerswerk loopt naadloos in elkaar over.
Stimuleert het basisinkomen in bepaalde gevallen mensen om te gaan werken, het kan ze ook stimuleren om daar juist mee op te houden. Voorstanders van het basisinkomen ontkennen dat meestal, maar de praktijk met regelingen die lijken op het basisinkomen is anders. Het basisinkomen kun je ook aanduiden als AOW van de wieg tot het graf. Dat vinden de voorstanders niet leuk, maar het is wel zo. Alleen wordt bij de meeste varianten geen onderscheid gemaakt tussen alleenwonenden en samenwonenden.
De leeftijd waarop de AOW ingaat, is onlangs verhoogd, om mensen langer te laten werken. Na invoering van het basisinkomen hebben ze daar veel minder reden voor. Wie op latere leeftijd werkloos wordt, zal eerder voor zichzelf vaststellen dat het zo wel mooi geweest is. Dat wordt ook als voordeel van het basisinkomen gezien. Maar wie een veel jongere incompetente praatjesmaker als leidinggevende heeft gekregen, zal ook eerder geneigd zijn ontslag te nemen, omdat de inkomensdaling door het basisinkomen veel kleiner wordt, in ieder geval relatief. Misschien is de periode tot het pensioen ook nog wel te overbruggen met een erfenisje of de winst op de verkoop van het eigen huis als je toch al kleiner wilt wonen.
Ook gehuwde vrouwen met kinderen zullen minder gaan werken. Die profiteren nu nog van de overdracht van de algemene heffingskorting, door GroenLinksleider Femke Halsema ooit aangeduid als aanrechtsubsidie. Welnu, het basisinkomen is een aanrechtsubsidie in het kwadraat. Het lijkt op wat vroeger werd bepleit als ‘huisvrouwenloon’. Het vermindert de financiële noodzaak om te gaan werken, en de opbrengst als je het toch doet. Vooral laag opgeleide vrouwen zullen daarom stoppen met werken, hoogopgeleiden hebben vaker immateriële motieven. Maar ook die zullen er eerder mee op houden als de sfeer op het werk hun niet bevalt.
Een interessante groep is ook die van de studenten. Het ‘sociale’ leenstelsel kan weer worden afgeschaft, want het basisinkomen is een riante studiebeurs. Het is ook niet gekoppeld aan studieresultaten, dus dat is dikke pret. De meeste studenten zullen op een gegeven moment wel af willen studeren om meer te gaan verdienen, maar de verleiding om eeuwig student te worden wordt een stuk groter.
In al deze gevallen kan men stellen dat de invoering van een basisinkomen tot een meer ontspannen maatschappij leidt. Het zal maken dat er meer betaald moet worden voor vuil en onaangenaam werk en minder voor werk dat mensen ook als vrijwilligerswerk doen, zoals toneel spelen of stukjes schrijven. Misschien gaan al die mensen die zich terugtrekken van de arbeidsmarkt ook wel vrijwilligerswerk doen dat veel nuttiger is dan spreadsheets invullen die niemand leest, zoals vluchtelingen helpen in Griekenland.
Het probleem is echter dat de financiële kringloop wel gesloten moet blijven. In een situatie met veel werkloosheid zal het zich terugtrekken van de arbeidsmarkt door sommige groepen gecompenseerd kunnen worden doordat anderen nu wel een kans krijgen te werken. Gebeurt dat onvoldoende dan is er een probleem. Het basisinkomen moet betaald worden uit belasting op wat mensen met werken verdienen. Wanneer het loon voor vuil en onaangenaam werk omhoog gaat helpt dat daarbij, maar wie alleen vrijwilligerswerk verricht betaalt geen inkomstenbelasting.
Wanneer de belastinginkomsten onvoldoende zijn om het basisinkomen te betalen, helpt het niet om de tarieven te verhogen want dan zullen er nog meer mensen ophouden met werken. Het wordt dan onontkoombaar om het basisinkomen te verlagen. En daar zijn diegenen de dupe van die geen werk kunnen vinden of zich tevreden moeten stellen met laag betaald werk.

Alternatieven
Er zijn ook voorstellen voor een voorwaardelijk basisinkomen. Interessant is een voorstel van de Jonge Democraten, Moedig voorwaarts, waarbij een deel van het basisinkomen per huishouden wordt uitgekeerd.  Daardoor gaat het nog meer op de AOW lijken. Wanneer het criterium voor een afzonderlijk huishouden net als nu in de AOW is of men eigen woonlasten heeft, en er geen tandenborstels worden geteld, is dit redelijk uitvoerbaar. Opmerkelijk aan dit voorstel is dat er geen verhoging van de inkomstenbelasting voor nodig is, wel afschaffing van de hypotheekrenteaftrek en een progressieve vermogensbelasting. Afschaffing van de huurtoeslag lijkt me problematisch. Maar het grootste bezwaar is dat niet wordt ingegaan op de effecten op de arbeidsmarkt.
Een nog minder vergaand voorstel  is gedaan door Raymond Gradus, hoogleraar economie aan de VU en voormalige directeur van het Wetenschappelijk Bureau van het CDA. Die propageert een participatie-inkomen dat veel lager is dan nodig voor het levensonderhoud: € 4000 per jaar. Dat zou alleen worden uitgekeerd aan mensen die participeren, dwz werken, studeren of vrijwilligerswerk doen in de zorg of het onderwijs. De uitvoering komt bij de gemeenten.
Ik denk niet dat de gemeenten hierop zitten te wachten. Het zal eindeloos veel procedures opleveren over wat vrijwilligerswerk is. Valt daar ook het verzorgen van een ziek kind onder? Gemeenten moeten studieresultaten gaan toetsen. Mensen die nu een uitkering hebben worden afhankelijk van meerdere uitkeringen met verschillende criteria. Zo wil Gradus dat tot 75 jaar de AOW deels het karakter van een participatie-inkomen krijgt.  
Een onvoorwaardelijk basisinkomen op het door Gradus genoemde niveau spreekt mij eerder aan. Dat lost niet de huidige problemen rond de Participatiewet op, maar geeft wel mensen met wisselende baantjes en oudere werklozen een steuntje in de rug. We kunnen dan zien hoe zoiets uitpakt alvorens verder te gaan. En ook wanneer dit wordt uitgevoerd door de Belastingdienst, blijft er voor de sociale diensten voorlopig genoeg te doen.