Zoek op trefwoord :
Uit de EU. dat gaat zo maar niet
Verschenen in 'Publieke Tribune' - 26-06-2016

Het belangrijkste gevolg van het Brexit referendum lijkt me dat niemand nog kan volhouden dat de Europese integratie een onontkoombaar proces is. In dat opzicht ben ik ook blij met het resultaat. Maar die blijdschap wint het niet van de bezorgdheid over de chaos die nu lijkt te ontstaan.
Er is strijd om de procedure die nu gevolgd moet worden. De Brusselse grote drie, drinkebroer Juncker, ijdeltuit Schulz en psychopaat Verhofstadt, willen niet accepteren wat er in het verdrag staat: dat het aan het Verenigd Koninkrijk zelf is te bepalen wanneer de formele onderhandelingen worden ingezet. Dat stond eerst in de Europese Grondwet en daar moesten we toch allemaal vóórstemmen? Het staat nu in het Verdrag van Lissabon. Pacta sunt servanda.
Dan is er onduidelijkheid over de positie van Schotland en van Noord-Ierland. De verliezers van het referendum willen nu alweer een nieuw. Jongeren willen ouderen hun stemrecht ontzeggen. En er is een opstand in de Labourfractie tegen het leiderschap van de nog kort geleden met grote meerderheid door de partij gekozen Jeremy Corbyn. Engeland blijkt een land van slechte verliezers. Misschien zijn er binnenkort wel verkiezingen die opnieuw een Lagerhuis opleveren waarvan de meerderheid in de EU wil blijven, en de vraag is wat dat voor gevolgen heeft.
Het zijn allemaal problemen waar Bart Tromp voor waarschuwde wanneer zonder goed na te denken elementen van de plebiscitaire en de representatieve democratie worden gecombineerd. Regeringen laten zich via referenda opschepen met opdrachten waar ze niet achter staan en fracties krijgen een voorzitter aangewezen die ze niet zien zitten. We gaan met rechtstreeks gekozen burgemeesters ook nog veel plezier beleven.
We leven in interessante tijden, maar helaas zijn de tijden ook zonder Brexit al interessant genoeg. De oorlog in Syrië gaat door en daarmee ook de vluchtelingenstroom, we zijn afhankelijk van NAVO-bondgenoot Turkije ook al ontwikkelt dat land zich tot een dictatuur, vanuit het mede door onze straaljagers van zijn regering beroofde Lybië maken elke dag duizenden mensen de oversteek over de Middellandse Zee, landen als Griekenland en Spanje zijn door ons veroordeeld tot een economische crisis, en we zijn een nieuwe bewapeningswedloop met Rusland begonnen. In Amerika dreigt een verwarde man zeggenschap over de atoomknop te krijgen.
Dichterbij ondervinden België en Frankrijk de permanente dreiging van het Islamistisch terrorisme. Frankrijk worstelt ook met gewelddadig verzet tegen de door Europa opgelegde ‘hervormingspolitiek’. Het land heeft weer grenscontroles ingevoerd en houdt zich niet aan de Europese begrotingsnormen, want ‘Frankrijk is Frankrijk’.
Maar in Nederland wordt de Publiek Omroep dankzij de neoliberalen van D66 en VVD geleid door minkukels die denken dat ons dit allemaal niet aangaat. De omroepverenigingen hebben geen eigen mogelijkheden meer daar iets tegen te ondernemen. Kiezen tussen verenigingen, de hedendaagse neoliberaal kan zich niets ergers voorstellen.
Als je ziet wat er in de wereld allemaal aan de hand is, zou je zeggen dat er alle reden om te proberen de nieuwe verhouding met Engeland zo gladjes mogelijk te regelen, maar daar wil men in Brussel niet aan. Er moet een voorbeeld worden gesteld, opdat er niet nog meer afvallige provincies opstaan. We mogen blij zijn dat er nog geen Europees leger is, zodat er nog geen parachutisten zijn neergedaald in Westminster. Wellicht wordt ons gevraagd een nieuwe tocht naar Chatham te organiseren. Want ja, wanneer Groot-Brittannië zo gemakkelijk uit de Unie kan stappen, dan willen we dat allemaal wel. Dat is wat Juncker c.s. impliciet zeggen. En ze zouden daar ook nog wel eens gelijk in kunnen hebben.
In 1952 werden er in Delft en Bolsward ‘proefreferenda’ gehouden over de Europese integratie. Hoewel ze geen enkele formele betekenis hadden, was er een grote opkomst en was een grote meerderheid vóór. Ruim een halve eeuw later, bij het referendum over de Europese Grondwet, bleek dat in zijn tegendeel omgeslagen. Bij het referendum over de Brexit stemden juist de ouderen vóór uittreden. Dat waren de mensen die ook in 1975 konden stemmen, toen de meerderheid van de Britten zich juist vóór het lidmaatschap van de EU uitsprak.
Wat is er de afgelopen decennia gebeurd? In Brussel vindt men de EU zo’n goed idee, dat men zich niet kan voorstellen dat verstandige mensen daar kritiek op hebben. Dat geldt niet alleen voor de Commissie, de ambtenaren en de europarlementariërs van de mainstream partijen, maar ook voor de daar gevestigde journalisten. Zo’n Arjen Noorlander straalt alleen maar arrogantie uit wanneer hij ons minzaam uitlegt wat men in Brussel besloten heeft, trots als hij is dat hij deel uitmaakt van het selecte gezelschap van Europioniers waarvan het heilzame werk buiten Brussel zo slecht begrepen wordt. Maar ze zullen ze krijgen, die opstandige lidstaten.
Het afkalvend draagvlak verklaart men in Brussel uit de opkomst van de populistische partijen. Die zetten de mensen op tegen het Europese project. Maar de werkelijkheid is juist omgekeerd. De populistische partijen krijgen steeds meer aanhangers omdat mensen balen van Europa. En dat is niet omdat ze dom zijn, maar ze hebben daar goede argumenten voor.
De EU is allerminst een successtory. Dat geldt in de eerste plaats voor de invoering van de euro. Wanneer alle deskundigen die nu tegen de gevolgen van de Brexit gewaarschuwd hebben even krachtig tegen de invoering van de euro hadden gewaarschuwd, zouden ze een stuk geloofwaardiger zijn geweest. Maar intellectuelen zijn nu eenmaal voor de Europese integratie, zoals intellectuelen ook met mes en vork eten. Toen ik in 2005 mij in een academisch gezelschap liet ontvallen dat ik tegen de Europese grondwet zou gaan stemmen, werd er gereageerd als of ik onder tafel naar kinderporno zat te kijken.
John Major verdient een standbeeld dat hij Engeland buiten de euro heeft weten te houden, want anders was het Verenigd Koninkrijk in even grote problemen gekomen als Portugal en Griekenland, zonder dat de andere eurolanden voldoende middelen hadden gehad om in te grijpen.
Waar de laagbetaalden in Engeland wel onder te leiden hebben gehad, is de uitbreiding naar het Oosten. Regels over vrij verkeer die golden tussen staten met een vergelijkbaar welvaartsniveau werden ineens van toepassing tussen landen met grote welvaartsverschillen. Dat leverde grote migratiestromen op, anders dan de deskundigen voorspeld hadden. Aan de onderkant van de arbeidsmarkt kwam er meer concurrentie, anderen profiteerden daarvan.
Hoog opgeleiden hebben er ook belang bij zich overal te kunnen vestigen. Je zag dat terug bij het Nederlandse referendum over de Europese Grondwet: waar de mensen een werkster hebben stemden ze vóór, maar de werksters zelf stemden tegen. Bij het Brexit referendum was hetzelfde patroon zichtbaar.
Zowel bij de uitbreiding als bij de euro heeft men de fout gemaakt landen met te grote verschillen onder dezelfde regels te willen brengen. Daarom kan het antwoord op het afgekalfde draagvlak voor de Europese integratie nooit zijn om nu ‘door te pakken’ en van Europa één land te maken, maar moet de Europese regelgeving juist minder dwingend worden. Daarover in een volgend artikel.