Verschenen in 'De Leunstoel' - 26-01-2016
Volgens Frans Timmermans dreigt er door de vluchtelingencrisis een eind aan ‘ons Europese project’. Dat klinkt heel verontrustend, maar het roept toch ook de vraag op wat dat Europese project inhoudt, en wiens project het eigenlijk is. Het is nog niet zo gemakkelijk om daar antwoord op te krijgen.
Wie googelt op ‘Europees project’, komt eerst op de recente uitspraken van Frans Timmermans, en dan op allerlei specifieke Europese projecten, zoals PARRISE, waarin 17 landen samenwerken op het terrein van onderzoekseducatie. In 2013 publiceerden Harryan en Van der Harst ‘Verloren Consensus’, over het Nederlandse parlementaire debat over Europa. Het zakenregister telt 25 begrippen die beginnen met ‘Europees’ of ‘Europese’, maar ‘Europees project’ is daar niet bij.
Toch heb ik wel een vermoeden wat er met het Europese project bedoeld wordt: het streven naar een Europese federatieve staat. Dat wordt niet openlijk beleden, want men weet dat de Europese burger dat niet wil, maar het zit nog wel in het achterhoofd van de Brusselse community van Europese ambtenaren, Europarlementariërs, Commissieleden en correspondenten.
Het komt tot uitdrukking in het streven naar een steeds hechter verbond tussen de Europese volken zoals opgenomen in het Verdrag van Lissabon, een streven dat alleen maar kan eindigen met een federale staat. Het komt ook tot uitdrukking in de onvertaalbare term ‘acquis communautaire’ voor het geheel van Europese verdragen, dat behouden en uitgebreid moet worden. Je hebt dan bevoegdheden die aan Brussel zijn overgedragen, en bevoegdheden waarbij dat nog niet is gebeurd, maar nog wel moet gebeuren. Het subsidiariteitsbeginsel wordt daarbij als een achterhaald stokpaardje van nationale politici beschouwd, ‘graaien naar macht’ zoals europarlementariër Oostlander het eens noemde.
Bij een project verwacht je een projectomschrijving met het doel van het project, de te nemen stappen, de kosten, en de doorlooptijd. Dan kan er over het project gediscussieerd worden en een beslissing worden genomen. Bij het Europees project niets van dit alles. Je had mogen verwachten dat de afwijzing van de Europese Grondwet in 2005 het einde van het streven naar een Europese superstaat en dus van het Europees project zou betekenen, maar dan ken je de Brusselse community niet. Daar doet men een klein stapje terug – dan maar geen Grondwet en geen volkslied – maar loert men op de volgende gelegenheid om het acquis communitaire uit te breiden.
Ooit was er in Nederland grote steun voor het Europese project. In 1952 werden in Delft en Bolsward (proef)referenda gehouden waarbij aan de kiezers werd voorgelegd of ze instemden met een verenigd Europa onder een Europese overheid met een democratische vertegenwoordiging en een Europese Grondwet. Bij een opkomst van resp. 74,8% en 88,2% - zonder opkomstplicht – stemde resp. 93,1% en 96,6% vóór. De Europese integratie werd toen gezien als een middel om een nieuwe Frans-Duitse oorlog te voorkomen.
Inmiddels is er niemand meer bang voor zo’n oorlog. In feite zorgde de NAVO voor de integratie op het terrein van defensie en buitenlandse politiek die met de Europese eenwording beoogd werd. Zo’n oorlog werd ook steeds minder waarschijnlijk door de fundamentele cultuurverandering die zich in Duitsland heeft voltrokken en dat land tot het meest pacifistische in Europa gemaakt heeft, vaak juist tot ergernis van de bondgenoten. Joegoslavië liet ook zien dat een natiestaat waar de burgers zich onvoldoende mee vereenzelvigen in een bloedige burgeroorlog uiteen kan vallen.
Hoewel de politici nog lang trouw bleven aan het Europese ideaal, gebeurde er van alles waardoor de bevolking afhaakte. Zo kwam het Europese parlement vooral in het nieuws door financiële schandaaltjes. Bij het kruisrakettendebat speelde Europa geen rol. Het was ‘De kernwapens de wereld uit, te beginnen met Nederland’, niet ‘te beginnen met Europa’ of ‘de kernwapens Europa uit’.
Zelf ben ik van mijn Europese geloof gevallen in de tijd dat ik wethouder Financiën was in Leiden en geconfronteerd werd met Europese subsidieregelingen met waanzinnige voorwaarden, in een tijd dat de Nederlandse regering juist probeerde de gemeenten meer financiële beleidsvrijheid te geven door geld dat naar de gemeenten ging vrij besteedbaar te maken.
Later kwam de interne markt, die tot in het absurde werd doorgedreven. In het FD van 1 december j.l. beschreef Staf Depla, de meest prominente PvdA-wethouder van dit moment, hoe de verplichting alles aan te besteden de creativiteit kan belemmeren. Regels rond het vrij verkeer van personen die goed werkten binnen de oude EEG, pakten in een EU met grote verschillen in nationale welvaart zeer nadelig uit voor lager opgeleid worden, die echter niet zo dom waren dat ze dat niet door hadden. De invoering van de euro liep uit op een catastrofe, waarbij de enige reactie vanuit Brussel was dat er dus nog meer macht naar Brussel moest.
En nu is er dus de vluchtelingencrisis, waarbij de reactie is dat landen niet hun eigen grenzen mogen bewaken, want dat is in strijd met het Schengenverdrag, en dan loopt het Europese project vast. De interne markt zou volgens Commissievoorzitter Juncker dan niet meer kunnen functioneren, hoewel die er eerder was dan Schengen. En we zouden de euro op moeten geven, hoewel die lang niet in alle Schengenlanden gebruikt wordt.
Het vluchtelingenprobleem vraagt schipperen tussen de morele aanspraken van de vluchtelingen op een fatsoenlijk bestaan en het in standhouden van de verzorgingsstaat in landen waar veel vluchtelingen naar toe gaan. In sommige gevallen kan grensbewaking helpen het probleem onder controle te houden, zoals tussen Duitsland en Denemarken en tussen Denemarken en Zweden,. Langs de Nederlandse grenzen zie ik het echter nog niet gebeuren. Anders moet Wilders op de markt in Venlo gaan uitleggen waar de Duitse klanten zijn gebleven.
Dit soort afwegingen is lastig genoeg. Ze moeten niet verstoord worden door de zorg om een hypothetisch Europees project dat toch niet gerealiseerd gaat worden. Wanneer Schengen niet goed werkt, moeten we ervan af. Europa lijkt steeds meer op een auto die een doodlopende straat is ingereden. Die zal een stukje in zijn achteruit moeten.