Zoek op trefwoord :
Accountantscontrole past niet binnen programmabegroting
Verschenen in 'TPC' - 06-12-2015

Stef Depla blijft aan de gang. Hij is wethouder financiën voor de PvdA in Eindhoven, de enige grote stad waar bij de laatste raadsverkiezingen de PvdA de grootste partij werd. Hij heeft een stevig netwerk binnen het openbaar bestuur. Zo is zijn broer Paul burgemeester van Breda, en zelf vormde hij ooit samen met Diederik Samsom en Jeroen Dijsselbloem het trio De rode ingenieurs. Hij was voorzitter van de VNG-commissie die vorig jaar een advies uitbracht over vernieuwing van het BVV (door mij besproken in B&G van september/oktober 2014). En nu is onder zijn leiding een  advies uitgebracht over de vernieuwing van de accountantscontrole bij gemeenten.
Er staan hele verstandige dingen in dat advies. Een daarvan is dat er meer aandacht moet zijn voor de eigenheid van gemeenten ten opzichte van het bedrijfsleven. Daarom vraagt het advies ook aandacht voor de mogelijkheid om eventueel samen met andere gemeenten een gemeentelijke accountantsdienst op te zetten, als alternatief voor de controle door private accountantsbureaus. Uit mijn eigen ervaring als wethouder zou ik daar wel aan toe willen voegen dat zo’n dienst voldoende omvang moet hebben en dat het werkgeverschap daarbij ook nog wel een probleem kan zijn, omdat college en accountant dan in feite elkaar controleren.
Toch verrast die aanbeveling, omdat de eerste commissie Depla juist aanbevelingen deed om de gemeenten meer als een bedrijf te administreren, met name door strengere voorschriften inzake de activering van investeringen. Dat zou gemeenten beter onderling vergelijkbaar maken, maar de vraag is of dat ooit lukt vanwege de verscheidenheid aan financieringsbronnen bij gemeentelijke investeringen, maar ook omdat afgeschreven investeringen nog wel degelijk een grote waarde kunnen vertegenwoordigen. Dat blijkt wanneer je een hele stad zou willen herbouwen.
En de prijs voor deze niet bereikte vergelijkbaarheid is dat gemeenteraadsleden worden opgescheept met een ondoorzichtig geheel van afschrijvingen en onttrekkingen aan reserves die ook het laatste raadslid de moed zullen doen opgeven. De eigenheid van gemeenten is nu juist dat het niet gaat om het eigen vermogen maar om de vraag of inkomsten en uitgaven structureel met elkaar in evenwicht zijn, en of de uitgaven in overeenstemming zijn met de wens van de raad.
Er is nog een tegenstrijdigheid. Terecht stelt de tweede commissie Depla dat de gemeenteraad de accountant moet kiezen en de opdracht moet formuleren. Maar dat kan alleen wanneer de raad ook bepaalt hoeveel geld daarvoor beschikbaar is. Dat pas echter niet bij de programmabegroting, waarbij de raad de uitgaven alleen op een hoog aggregatieniveau vaststelt, en niet op productniveau. Dat betekent dat het college binnen het programma algemeen bestuur vaststelt hoeveel er voor de accountantscontrole beschikbaar is, en dan heeft de gemeenteraad het nakijken.
Toch is die programmabegroting in het advies van de eerste commissie Depla gehandhaafd.
Een uitweg hieruit zou zijn dat de accountantscontrole als een afzonderlijk programma wordt aangemerkt. Hetzelfde zou dan moeten gebeuren bij de rekenkamer. Geen van beide commissies gaat hier op in. Wanneer men de accountantscontrole als afzonderlijk programma zou opnemen, rijst het probleem dat men met enige goede wil nog wel maatschappelijke effecten kan benoemen, zoals het bevorderen van de integriteit van de overheid, maar dat ik nog niet zie hoe je dat kunt kwantificeren.
Bij de rekenkamer is het nog lastiger, omdat de onafhankelijkheid van de rekenkamer juist betekent dat de gemeenteraad alleen het budget verschaft, maar zich verder onthoudt van enige uitspraak over wat er met dat geld moet gebeuren. Dat is natuurlijk pikant, omdat in de helft van de rekenkamerrapporten juist conform de Stuiveling doctrine wordt geconstateerd dat de gemeenteraad onvoldoende grip heeft wat er bereikt wordt met de beschikbaar gestelde bedragen.
De tweede commissie Depla gaat uitgebreid erop in, hoe het opdrachtgeverschap van de gemeenteraad bij de accountantscontrole versterkt kan worden. De VNG zou daar ook een handreiking voor moeten maken. Daarbij speelt de afweging rond de kwaliteit een grote rol . ‘Van belang daarbij is dat de laagste prijs niet altijd beter is’. Dat wijst er eens te meer op, dat wanneer de raad de opdracht verstrekt, hij ook moet bepalen hoeveel geld daarvoor beschikbaar is.
Maar de commissie geeft niet aan hoe dat binnen de opzet van programmabegroting past. Is dat een blinde vlek, of voelt men nattigheid?