Zoek op trefwoord :
Hogere gemeentelijke belastingen?
Verschenen: 02-06-2015

 

Nu door de drie decentralisaties er bij de gemeenten veel meer geld omgaat, wordt vaak geopperd dat dan ook het aandeel van de gemeentelijke belastingen in de gemeentelijke inkomsten zou moeten toenemen. Of dat een goed idee is hangt echter helemaal af van de uitvoering.

 

Op dit moment mag de gemeente slechts een beperkt aantal belastingen heffen. Voor zover het om echte belastingen gaat – niet om leges of afvalstoffenheffing -  zijn de gemeenten individueel vrij in de vaststelling van het tarief. Bij de ozb is er wel een afspraak gemaakt tussen VNG en rijk dat de gemeenten gezamenlijk de belasting niet meer dan met een bepaald percentage zullen laten stijgen, de z.g. macronorm.  Bij overschrijding kan het rijk minder geld afdragen aan het gemeentefonds. Alle gemeenten zouden dan gekort worden, ook die hun tarief verlaagd hebben. Dat is dan ook nog nooit gebeurd. Gemeenten zouden ook compensatie kunnen zoeken door het eigen ozb-tarief te verhogen.

 

Schaf daarom de macronorm af, en laat gemeenten vrij bij de vaststelling van de tarieven. Gemeenten waar men de eigen belasting te hoog vindt, kunnen dat oplossen door extra te bezuinigen, vindt men het voorzieningenniveau te laag, dan kan men extra belasting heffen. Het huidige systeem biedt daarvoor ruimte genoeg: geen gemeente heeft de ozb teruggebracht naar nul.

 

Tweede-Kamerleden zijn vaak bang dat zonder normering gemeenteraden ongeremd belasting gaan heffen, maar juist de hoogte van de eigen heffingen is een belangrijk thema in de gemeentepolitiek. Bovendien is het vreemd dat Kamerleden het volste vertrouwen hebben in gemeenteraden bij de bezuinigingen op de zorg, maar niet bij de vaststelling van de belastingtarieven.

 

Bij hogere gemeentelijke belastingen wordt niet alleen gedacht aan meer vrijheid voor de gemeenten, maar ook aan minder afhankelijkheid van het gemeentefonds. Gemeenten zouden dan een lagere uitkering uit het gemeentefonds kunnen compenseren door de belastingtarieven binnen een door het rijk gesteld kader te verhogen. De rijksbelastingen kunnen dan omlaag, bij voorbeeld in het kader van het nieuwe belastingplan.

 

Dat soort plannen zijn er eerder geweest. De gedachte is dat omdat de gemeentelijke belastingen veel zichtbaarder zijn dan de rijksbelastingen waarmee het gemeentefonds wordt gevoed, de druk op gemeentebesturen om te bezuinigen dan groter wordt. Een rapport uit 1992 waarin dat bepleit werd heette dan ook Belastingen omlaag.

 

Zoiets valt goed te verdedigen wanneer de mensen die belasting betalen daarvan ook profiteren en daarover beslissen. Na de decentralisaties is dat binnen de gemeenten echter veel minder geworden. Een belangrijk deel van het gemeentelijk budget gaat nu naar een beperkte groep zorgafhankelijke inwoners. Die zitten niet in de gemeenteraad. Hun mantelzorgers hebben het daar ook te druk voor. Je vindt daar juist wel bewoners van koophuizen die zichtbaar ozb betalen. Wanneer gemeenten meer afhankelijk worden van eigen belastingheffing, zal de druk op de gemeenteraad om te bezuinigen groter worden, en dat juist op voorzieningen waar mensen die niet in de raad zitten van afhankelijk zijn.

 

Het huidige regiem, ontdaan van de macronorm, geeft de gemeenten voldoende afwegingsruimte. De gemeenten stimuleren tot nieuwe bezuinigen door een uitname uit het gemeentefonds zal ten koste van de zwaksten in de samenleving gaan. Niet doen dus.

 

 

 

In geredigeerde vorm verschenen in Lokaal bestuur juni 2015

Zie voor een uitgebreidere versie: P. Bordewijk, Moeten gemeenten meer belasting gaan heffen? in B&G jg. 42 nr  2 p. 14-16