Zoek op trefwoord :
De actualiteit van Jalta
Verschenen in 'De Leunstoel' - 30-10-2014

Op de Krim ligt een voormalig zomerpaleis van de Russische tsaren, het Livadia paleis, in de buurt van de stad Jalta. Hier werd begin 1945 de conferentie gehouden waar Roosevelt en Churchill afspraken maakten met Stalin over de machtsverdeling in het Europa van na de Duitse nederlaag. Wij noemen dat de conferentie van Jalta, maar omdat het paleis nogal een eindje uit de stad ligt noemt men het ter plaatse de Krim conferentie. Ten behoeve van de nieuwsgierige toerist is er in het paleis een kleine tentoonstelling ingericht. Toen ik daar vorig jaar om deze tijd was, liet men echter wel de oorspronkelijke tafel zien, maar stond deze niet in de ruimte waar de conferentie had plaats gevonden, want die had men ergens anders voor nodig. Hopelijk wordt er nu zorgvuldiger met dit historisch erfgoed omgegaan. De Duitsers doen dat in Schloss Cecilienhof in Potsdam waar in 1945 een tweede conferentie plaats vond een stuk beter.

Jalta is om verschillende redenen actueel. Er wordt gewerkt aan een nieuw digitaal tijdschrift onder die naam, die gekozen schijnt te zijn uit protest tegen de afspraken van Jalta, alsof zo de geschiedenis zich terug laat draaien. Op hun site wordt niet het Livadia paleis afgebeeld, maar een ander gebouw in de buurt van Jalta, het kitscherige ‘Zwaluwnest’ uit 1912. Maar genoeg geschoolmeesterd.

De afspraken over de verdeling van de macht in Europa zijn nageleefd tot de ‘val van de muur’ in 1989. Wanneer volken in Oost-Europa in opstand kwamen en de Sovjet-Unie er tanks op afstuurde, beperkte het westen zich tot scherpe veroordelingen en symbolische verhogingen van het defensiebeleid, maar keek men er wel voor uit de in Jalta gemaakte afspraken te schenden. Dat was overigens minder vanwege trouw aan het gegeven woord dan uit angst voor een kernoorlog. Toen onder Gorbatsjov de Sovjet-Unie niet meer bereid was militair in te grijpen in andere landen, werden de afspraken terzijde geschoven en werden de voormalige leden van het Warschaupakt en ook sommige voormalige deelstaten van de Sovjet-Unie opgenomen in de NAVO en de Europese Unie, ondanks toezeggingen dat dat niet zou gebeuren. Opmerkelijk was het verzet daartegen van Bolkestein, een van de corifeeën van het nieuwe blad. Wat Poetin nu probeert is om kleine delen van de voormalige Sovjet-Unie waar de bevolking op Rusland georiënteerd is weer binnen zijn invloedssfeer te brengen en daarmee de afspraken uit Jalta voor dat deel weer in leven te roepen.

Anders dan in 1945 gaat het nu om gebieden waarvan het plausibel is dat de bevolking juist wel tot die invloedssfeer wil behoren. De Krim is zo’n gebied en Jalta is een stad vol Tsjechow en Poesjkin. Maar ook nu vindt het westen dat de volkswil ondergeschikt moet zijn aan de staatkundige ratio, die nu bestaat uit het handhaven van eenmaal getrokken grenzen. In 1945 vond men dat niet, en stond men Stalin toe om de grenzen van Polen en de Sovjet-Unie naar het westen te verleggen, wat gepaard ging met grootschalige etnische zuiveringen.

Maar het meest actueel is Jalta toch wel omdat Roosevelt en Churchill daar broederlijk confereerden met Stalin, een van de grote massamoordenaars van de vorige eeuw. Je ziet op de foto’s van de drie ook niets van het ongemak dat overste Karremans toonde toen hij gedwongen was een borrel met Mladic te drinken. De drie kijken voldaan dat de Duitsers bijna verslagen zijn, en stralen uit dat zij bereid zijn elkaar wat te gunnen. En Churchill en Roosevelt gunden Stalin heel wat, hoewel ze niet echt een alternatief hadden. Stalin was een bondgenoot, met wie men zaken moest doen. Voor de historicus van nu is het lastig af te wegen wie erger was, Hitler of Stalin, maar Hitler had zowel het westen als de Sovjet-Unie aangevallen, en daarmee was Stalin de vijand van onze vijand geworden, en dus onze vriend. ‘De Russen staan in Polen’, dichtte Ed Hoornik in 1944.

Het maakte het nieuwe oorlogsrecht op basis waarvan de Duitse en de Japanse leiders in Neurenberg en Tokio vervolgd werden tot overwinnaarsrecht. Stalin werd niet vervolgd voor misdaden tegen de menselijkheid, en ook over het bombardement op Dresden is nooit een strafrechtelijke uitspraak gedaan. Ook nu is het zo dat Amerika het bestaan toejuicht van het Internationaal Strafhof, maar er zelf niet bij is aangesloten, en zelfs zichzelf middels de The Hague Invasion Act het recht voorbehoudt Amerikanen die voor het hof gebracht worden te bevrijden.

Het probleem dat we de vijanden van onze vijanden als onze vrienden moeten accepteren speelt nu bij uitstek in het Midden-Oosten. Dat kent een giftige cocktail van religieuze, etnische en politieke tegenstellingen met alle hun eigen vriend-vijand schema. De hoop was dat de Arabische lente een eind zou maken aan de dictatoriale regiems die daar in de meeste landen heersen, en dat in plaats daarvan democratische rechtstaten zouden ontstaan, met voor ons vanzelfsprekende instituties als vrijheid van godsdienst en politici die nederlagen bij verkiezingen accepteren en zich onthouden van nepotisme.

Hierbij is het probleem, dat een democratische rechtstaat alleen kan functioneren wanneer de meerderheid van de mensen dat wil. Iedereen is voor vrijheid van godsdienst, maar wel voor zichzelf. Accepteren dat een ander zijn dwaalleer zomaar kan uiten, is iets heel anders. In het westen zijn we dat zo langzamerhand gewend, maar in Spanje was generaal Franco toch ook in de tweede helft van de vorige eeuw nog van mening dat waarheid en leugen niet dezelfde rechten toekomen.

Dit stelt ons voor een geweldig dilemma. Je kunt ijveren voor democratische verkiezingen, maar dan is het risico groot dat een groepering aan de macht komt die vervolgens de democratische rechtstaat weer afschaft. Zie Hamas in Gaza en de Moslimbroederschap in Egypte. Ook in Iran hebben de democraten na de verdrijving van de Sjah aan het kortste eind getrokken tegenover religieuze zeloten. Het alternatief is dergelijke groeperingen te verbieden. Dat heet intolerantie tegenover de intolerantie, en is als beginsel vastgelegd in de Duitse grondwet. Daarom is in West-Duitsland de communistische partij lang verboden geweest. In Nederland zijn we nooit zover gegaan, maar is bij voorbeeld wel de CPN een tijdlang uitgesloten van radiozendtijd.

De consequentie van het verbieden van partijen met ambities die in strijd zijn met de democratische rechtstaat, is dat naarmate die partijen meer aanhang krijgen, een steeds sterkere repressie nodig is om te voorkomen dat ze de macht grijpen. In Arabische landen wordt die repressie uitgeoefend door militaire dictaturen die geen vrije verkiezingen toestaan en tegenstanders op weerzinwekkende wijze folteren. In Algerije hebben de militairen in 1991 domweg de tweede ronde van de verkiezingen niet door laten gaan toen het FIS daar aan de macht dreigde te komen. In Egypte hebben de militairen de heerschappij van de Moslimbroeders weer teniet gedaan, ondanks dat deze op democratische wijze aan de macht waren gekomen.

Religieuze minderheden hebben van militaire dictaturen minder te vrezen dan van religieuze bewegingen met veel steun onder de bevolking. In het Irak van Saddam Hoessein was de tweede man, Tariq Aziz, zelfs een Christen. Sinds zijn geloofsgenoot Bush daar voor een regime change gezorgd heeft, is dat ondenkbaar. Dat is ook het dilemma in Syrië. De opstand daar is begonnen als verzet tegen de dictatuur. Maar al snel bleek IS(IS) de sterkste oppositionele beweging, reden waarom veel leden van religieuze minderheden Assad steunden. Bij demonstraties voor Assad zag je vrouwen die westers gekleed waren, bij demonstraties tegen Assad waren ze zwaar gesluierd. De IS heeft inmiddels ook de macht gegrepen in delen van Irak, en pleegt daar etnische zuiveringen en genocide.

De vraag is nu: wie is het grootste kwaad, Assad of IS. Wie is Hitler, en wie is Stalin? Vanwege zijn beestachtige optreden zagen we Assad aanvankelijk als Hitler, die vergelijking spreekt altijd het meest aan. Maar we moeten ons nu afvragen of hij niet eerder de Stalin is die terugvecht als hij wordt aangevallen door een agressief regiem dat erop uit is de wereldheerschappij te vestigen. Maar we worden gehinderd in de samenwerking met Assad doordat we hem eerder tot oorlogsmisdadiger hebben uitgeroepen en hem voor het Strafhof in Den Haag willen slepen.

Curieuzer is nog de positie van de Koerden, de meest sympathieke en kansrijke tegenstanders van de IS, maar gelieerd aan de PKK die nog steeds als terroristische organisatie te boek staat. Toch wordt Nederlanders die aan de Koerdische kant strijden geen strobreed in de weg gelegd, en dat is maar goed ook. In de strijd tegen IS worden we gehinderd door de regels van de internationale rechtsorde: schendingen van mensenrechten en terrorisme moeten worden gestraft. Churchill en Roosevelt hadden daar bij hun samenwerking met Stalin geen last van. Is niet de les van Jalta dat de regels van de internationale rechtsorde te ambitieus zijn voor een wereld waarin mensenrechten en democratie voor honderden miljoenen gewone mensen niet vanzelfsprekend zijn?