Zoek op trefwoord :
De eedsaflegging als toneelstukje
Verschenen in 'De Republikein' - 21-06-2013

Toen vorig jaar de leden van het nieuwe kabinet de eed aflegden, was de publieke omroep nog niet klaar voor de uitzending. Om te voldoen aan de wens van de Tweede Kamer dat de ministers in het openbaar beëdigd werden, werd het daarom nog een keer over gedaan, ondanks dat Koningin Beatrix daar in eerste instantie tegen protesteerde: ‘zo wordt het een toneelstukje’.

Maar ook de eerste keer dat die eed werd afgelegd had het iets van een toneelstukje. De ministers verklaarden dat ze niets beloofd hadden om hun ambt te verwerven. Die formulering stamt nog uit de tijd dat er geen verkiezingsprogramma’s en regeerakkoord waren. In het huidige kabinet kon je echter alleen minister worden als je beloofde mee te werken aan dingen als de strafbaarstelling van illegaal verblijf. En dan kennen sommige partijen ook nog een afdrachtsregeling waaraan je je moet committeren. De tijd dat daarover gemopperd werd vanwege de zuiveringseed ligt al lang achter ons. Daarmee is de zuiveringseed een stukje folklore geworden. Hij zou heel anders moeten worden geformuleerd om weer betekenis te krijgen.

Dat een beëdiging kan ontaarden in een toneelstukje, zag je ook bij de inhuldiging van Koning Willem-Alexander. Daarbij bekrachtigde de overgrote meerderheid van de leden van de Staten-Generaal met de eed of belofte een ‘plechtige verklaring’ waarin onder meer stond ‘Wij zweren (beloven) dat wij Uw onschendbaarheid en de rechten van Uw Koningschap zullen handhaven.’

Van die verklaring riep met name het tweede deel vragen op: betekende dit dat Kamerleden na het afleggen van deze eed of belofte niet meer zouden mogen stemmen voor een wet waarin de macht van de koning werd ingeperkt, bij voorbeeld omdat zijn belastingvrijdom werd afgeschaft? Een stoet van staatsrechtgeleerden kwam ons verzekeren dat dat geenszins de bedoeling was.

Het afleggen van die eed of belofte is een traditie die teruggaat tot de Grondwet van 1814, en wordt daarom bij wet voorgeschreven, maar niemand hoeft bang te zijn ooit gehouden te worden aan wat hij zo plechtig heeft gezworen of beloofd. De eed of belofte was ook geen voorwaarde om Kamerlid te blijven. Kortom, het was een toneelstukje, waarin gelukkig niet elk Kamerlid een rol begeerde..

Maar dat was niet het enige toneelstukje dat die dag werd opgevoerd. De eed die de Koning aflegde had ook veel van een toneelstukje. Het begint al met ‘Ik zweer dat Ik de onafhankelijkheid en het grondgebied van het Koninkrijk met al Mijn vermogen zal verdedigen’ - mooi trouwens dat de stenografen konden horen dat Willem-Alexander ‘Ik’ met een hoofdletter uitspreekt. Dat van dat grondgebied beloofde Willem-Alexanders verre voorganger Lodewijk Napoleon in 1806 ook, maar die voegde daar wijselijk niet de onafhankelijkheid  van het Rijk aan toe.

Maar wat betekent de verdediging van het grondgebied? Stel dat Curaçao onafhankelijk zou worden, dan gaat er iets van het grondgebied van het Koninkrijk af. Moet de Koning zich daar dan tegen verzetten? Ik hoop het niet. Ik kan me ook geen koninklijk protest herinneren van Juliana bij de onafhankelijkheid van Suriname. Wel had Wilhelmina aanvankelijk grote moeite met de Onafhankelijkheid van Indonesië, maar ik heb nooit gelezen dat daarbij de door haar afgelegde eed een rol speelde.

Actueler is de verdediging van de onafhankelijkheid van het rijk. Die onafhankelijkheid wordt bedreigd door de Europese integratie. Vooral de laatste tijd zien we dat als gevolg van het debacle met de euro bevoegdheden ten aanzien van de begroting aan Brussel worden overgedragen die tot voor kort als wezenlijk voor de democratie werden beschouwd. Dat gaat niet zonder protest. Zo is er het burgerinitiatief van o.a. Ewald Engelen en Thierry Baudet, die zich luidruchtig verzetten tegen verdere overdracht van soevereiniteit.

Betekent de eed die Willem-Alexander onlangs heeft afgelegd nu dat hij dat comité moet steunen? Als euroscepticus zou ik dat wel mooi vinden. Maar als democraat moet ik daar niets van hebben. Het zal ook niet gebeuren. Eerder valt te verwachten dat Willem-Alexander waar hij kan juist de Europese integratie zal steunen, net als zijn moeder deed. ‘Europa, dat zijn wijzelf’. Ook zij liet zich niets gelegen liggen aan de eed dat zij had  afgelegd, en zij zal dat toen ze de eed aflegde ook niet van plan zijn geweest. Ook voor haar was de eed dus een toneelstukje.

Opmerkelijk is dat Willem-Alexander in de toespraak die hij op 30 april hield, iets zei waaruit je zou kunnen opmaken dat hij de eed helemaal niet als een toneelstukje beschouwt:

Want het feit dat de Koning geen politieke verantwoordelijkheid heeft, betekent niet dat hij geen eigen verantwoordelijkheid draagt. Anders zou de eed, die ik zo dadelijk in deze Verenigde Vergadering zal afleggen betekenisloos zijn.

Het is een passage die mij zeer verbaasd heeft, maar waar ik verder nergens iets over heb gelezen. In de eerste plaats, als de koning niet politiek verantwoordelijk is, aan wie is hij dan wel verantwoording schuldig? Of betekent ‘daarvoor ben ik verantwoordelijk’ zoals zo vaak ‘daar ben ik jou geen verantwoording over schuldig’?

De eed gaat over meer dan de onafhankelijkheid en het grondgebied van het rijk, ook over de bescherming van de vrijheid en de rechten van alle Nederlanders en ingezetenen, en de instandhouding  en bevordering van de welvaart. Het zijn allemaal beloften die passen bij een vorst met reële bevoegdheden, en die hun weg gevonden hebben in de verschillende eedsformuleringen die sinds 1806 van kracht zijn geweest. Gelukkig staat er bij het bevorderen van de welvaart bij dat de Koning alle middelen moet gebruiken die de wet hem ter beschikking stelt, en dat zijn er niet zo veel. Drs van Oranje hoeft dus geen mening te hebben of de welvaart van ons land wel of niet gediend is met de 3%-norm.

Minder onschuldig is de bescherming van de vrijheid en de rechten van alle Nederlanders en alle ingezetenen. Dat wordt niet ingeperkt door de wet. Toch maakt artikel 2 van de Grondwet duidelijk onderscheid tussen Nederlanders en andere ingezetenen, waarbij bij voorbeeld is geformuleerd dat de wet de toelating en uitzetting van vreemdelingen regelt, wier rechten daarmee niet gelijk zijn aan die van Nederlanders. Over dat laatste principe is onlangs de PvdA bijna gespleten.

Ook hier lijkt het mij niet wenselijk dat de koning de eed serieus neemt, en taken op zich neemt die we inmiddels aan de Nationale Ombudsman hebben opgedragen. Het risico van de tekst zoals Willem-Alexander die heeft uitgesproken, is echter dat mensen die wel degelijk serieus nemen. Er worden dan ook heel veel brieven aan het staatshoofd geschreven, dat zal bij een koning niet anders zijn dan bij een koningin. Maar als Willem-Alexander eerlijk is, zal hij moeten antwoorden: Sorry, maar die eed van mij was maar een toneelstukje.

Is het erg dat politici en monarchen bij wijze van toneelstukje eden afleggen? Gun ze die lol, zou je kunnen zeggen. Waarom niet de traditie respecteren? Maar dan onderschat je de betekenis die elders in de maatschappij aan de aflegging van een eed wordt gehecht. Om bankiers tot beter gedrag te brengen, zodat ze ophouden hun klanten contracten aan te smeren die niet in hun belang zijn maar waar ze zelf wel lekker aan verdienen, hebben we de bankierseed uitgevonden. Ik vrees dat veel bankiers dat toch al als een toneelstukje beschouwen. Maar dat wordt er natuurlijk niet beter op wanneer ze ook nog eens op de televisie zien hoe men bij de overheid op plechtige momenten een loopje neemt met de eed.

Meer zorgen maak ik mij wat dat betreft nog over de politie. Rechters en officieren van justitie vertrouwen blindelings op een ambtsedig proces-verbaal. Regelmatig blijkt echter dat daarin gelogen wordt. Wanneer rechercheurs eenmaal overtuigd zijn dat iemand schuldig is, kunnen ze soms de verleiding niet weerstaan om relevante feiten die de verdachte ontlasten buiten het verbaal te houden, want ‘anders gaat de advocaat ermee vandoor’. Zo kunnen onschuldigen worden veroordeeld, zoals de ‘zes van Breda’. Onlangs bleek zelfs dat er een vervalste transcriptie van afgeluisterde telefoongesprekken bij de stukken zat. Daar werd door de leiding van de politie en het Openbaar Ministerie ongelooflijk laconiek op gereageerd. Gelukkig greep de rechter wel in. Maar het geeft ook aan hoe belangrijk het is dat een eedsaflegging geen toneelstukje is.   

In De republikein juli 2013