Zoek op trefwoord :
Het uiteenslaan van de menigte
Verschenen in 'Tijdschrift voor de Politie' - 14-01-2013

De rellen in Haren zullen nog wel even voorwerp van discussie blijven. Ze doen mij erg denken aan het verhaal Ontmoeting in den Vreemde van J.B. Charles. Daarin krijgt de ik-figuur in een vreemde stad een pamflet dat het uiteenslaan van de menigte aankondigt ‘om 4.30 uur n.m. op het Koninklijke Plein’. Hij wordt meegezogen met een grote mensenmenigte die zich in de richting van het plein begeeft, en als hij op het plein is beland, wordt die menigte inderdaad uiteengeslagen, wat het favoriete tijdverdrijf van de prins blijkt. Door het op een lopen te zetten in een nauw zijstraatje kan de ik-figuur nog net aan een klap met de sabel ontkomen.

Net als in het verhaal van J.B. Charles was in Haren een gewelddadige confrontatie met de politie voor velen kennelijk een aantrekkelijk vooruitzicht. Bij voetbalwedstrijden en de viering van oud en nieuw zie je dat ook. Een van de onderzoeksvragen voor de commissie Cohen is of het de oproepen op Facebook zijn geweest die de rol gespeeld hebben van de pamfletten in het verhaal van J.B. Charles, of de berichten in kranten en op de televisie: ‘het is hier nog heel rustig’.

Een ander vraag voor de commissie is de relatie bij dit soort calamiteiten tussen de politie en het lokaal bestuur, in het bijzonder de burgemeester. In zijn column in Binnenlands bestuur van 12 oktober geeft de Groningse hoogleraar Staatrecht Douwe Jan Elzinga een aantal voorbeelden dat in Haren de politie zich weinig van de burgemeester aantrok. Het afgesproken drankverbod werd door de politie niet gehandhaafd, en burgemeester Bats had daar geen verklaring voor. Er was afgesproken dat jongeren die op het station uit de trein stapten meteen werden afgevoerd, maar Bats wist niet ‘of gedaan is wat we hebben afgesproken’. Bats kon ook niet zeggen hoe de inzet van de ME was verlopen. Elzinga concludeert: ‘Hier spreekt een gezagdrager over de politie die vrijwel elke sturende invloed tijdens de rellen is kwijt geraakt.’

Dit staat niet op zichzelf. Op 9 april 2011 schoot een gestoorde man in een winkelcentrum in Alphen aan den Rijn zes mensen dood. Burgemeester Eenhoorn heeft van de gebeurtenissen daaromheen verslag gedaan in zijn boekje Drie minuten … Daaruit bleek dat de burgemeester niet door de politie over de schietpartij werd geïnformeerd, maar door de loco-burgemeester die toevallig in de buurt van het winkelcentrum een vergadering bijwoonde. Het viel niet mee om centraal een overzicht te krijgen van slachtoffers. Wanneer er een arrestatieteam wordt gevormd vanwege een mogelijke tweede verdachte, krijgt Eenhoorn dat niet te horen.

Dat de politie slecht met het lokaal bestuur samenwerkt, heb ik 25 jaar geleden ook ervaren toen ik wethouder van o.a. personeelszaken in Leiden was. We hadden toen een vuilverbranding in Leiden, waar regelmatig drugs werden verbrand die op Schiphol in beslag waren genomen. Helaas liet het toezicht daarop te wensen over, zodat een medewerker van de vuilverbranding in de verleiding kwam zijn inkomen aan te vullen door een gezinsverpakking heroïne mee naar huis te nemen. Het ontbrak hem echter aan een adequaat distributiekanaal, en de medewerker liep dus tegen de lamp. De politie voelde zich echter niet geroepen dat aan de gemeente te melden; we hoorden er pas van toen bleek dat de medewerker hoewel hij zich ziek gemeld had thuis niet bereikbaar was. Toen konden wij hem ook schorsen en een ontslagprocedure beginnen.

Elzinga verwacht dat met de komst van de Nationale Politie de problemen tussen de politie en het lokaal bestuur nog veel groter zullen worden. Hoewel formeel verantwoordelijk voor de handhaving van de openbare orde, zal de burgemeester steeds minder zeggenschap krijgen over de instrumenten die daarvoor nodig zijn. Nu is dat nog een verantwoordelijkheid van de korpsbeheerder en het regionaal college. In de toekomst zullen volgens Elzinga de politie-autoriteiten veel meer op hun eigen verantwoordelijkheid worden aangesproken. Hij verwacht daarom dat veel politiechefs de komende jaren de laan uit zullen vliegen.

Maar het is ook de vraag hoe dit minister Opstelten zal bevallen. Bij insubordinatie van de politie zijn de lokale en regionale bestuurders daar nu zelf politiek verantwoordelijk voor. Eenhoorn en Bats kijken dus wel uit om dit op de spits te drijven. Geen van beide beklaagt zich over de politie; Eenhoorn doet alsof het heel normaal is dat hij door een betrokken passant op de hoogte werd gesteld in plaats van langs de reguliere weg.

Maar vanaf 1 januari is Opstelten verantwoordelijk voor de wijze waarop de politie zich opstelt tegenover het lokaal bestuur. Hij kan beter maar beginnen een legertje ambtenaren aan te stellen voor het beantwoorden van schriftelijke vragen. Als blijkt dat hij onjuiste antwoorden geeft – en dat zal vaak gebeuren, want de antwoorden moeten alle hiërarchische niveaus doorlopen waarbij iedereen zijn straatje zal willen schoonvegen  -  gaat hij bungelen. Bij een volgende keer wordt dan op elk detail gelet. Dat houd je geen vier jaar vol.

In: Tijdschrift voor de Politie jg. 74/nr. 9/12