Zoek op trefwoord :
Een nieuwe stap achteruit
Verschenen in 'Sociaal bestek' - 18-12-2012

Het regeerakkoord van VVD en PvdA betekent een nieuwe stap in wat de een noemt de afbraak en de ander de modernisering van de sociale zekerheid. Dat is nu al zo´n dertig jaar gaande, vanaf het eerste kabinet Lubbers. In de eeuw daarvoor zagen we een geleidelijke opbouw van de sociale bescherming, van het ‘Kinderwetje’ uit 1874 tot de invoering van de Algemene Arbeidsongeschiktheidswet in1975.

Het omslagpunt was het interview met Den Uyl op 2 januari 1976 voor de VPRO-radio, waarin hij zijn zorgen kenbaar maakte over de uit de hand lopende uitgaven voor de sociale zekerheid. Het riep enkel negatieve reacties op,[i] en Den Uyl is er later ook niet op teruggekomen. Het was een schoolvoorbeeld van wat iemand te wachten staat die een heersend beleidsparadigma probeert te doorbreken.[ii]

Twee motieven

Bij de inperking van de sociale zekerheid zien we steeds twee motieven. Het ene is dat van de oplopende overheidstekorten. Die kunnen niet alleen met belastingverhogingen worden bestreden, ook de uitgaven moeten worden beperkt. Dat geldt dan dus ook voor de sociale uitkeringen. Het betekent dat niet iedereen even zwaar door noodzakelijke bezuinigingen wordt getroffen, maar dat specifieke groepen die afhankelijk zijn van de overheid extra getroffen worden. Dergelijke bezuinigingen worden ook niet teruggedraaid als het beter gaat: dan worden de premies verlaagd.

Dat is vanwege het tweede argument om op de sociale zekerheid te bezuinigen: dat sociale zekerheid een perverterend effect heeft. Het maakt mensen liever lui dan moe, en ontmoedigt aan de slag te gaan. Vóór 1980 werd werkloosheid vooral gezien als het gevolg van te weinig werkgelegenheid, na die tijd steeds meer van het te ruimhartig toekennen van uitkeringen, waardoor mensen onvoldoende geprikkeld werden. Zoals de VVD het bij de laatste verkiezingen uitdrukte: ‘Handen uit de mouwen in plaats van handen ophouden’.

Het huishoudboekje op orde

Expliciet of impliciet is er over beide motieven een brede consensus in de Nederlandse politiek. De Nederlandse politici hebben hun Keynesiaanse veren afgeschud. Ondanks ons grote exportoverschot vinden alle grote partijen dat Nederland minder schulden moet maken. De overeenstemming is zo groot dat je kunt spreken van een beleidsparadigma.

Het terugdringen van het tekort wordt onderbouwd met populistische slogans als: ‘het huishoudboekje moet op orde’, ‘we mogen onze kinderen geen schulden nalaten’, en ‘we moeten niet de geldpers aanzetten’. Genegeerd wordt dat een huishouden alleen een euro kan uitgeven als die ook verdiend wordt, maar dat een hele economie draait op het principe dat je alleen een euro kunt verdienen wanneer iemand anders hem uitgeeft. Die schulden hebben wij net zo goed van onze ouders geërfd. Er zijn maar weinig jaren geweest waarin de overheid geen geld tekort kwam.[iii] Ook zonder overheidstekort laten we onze kinderen een staatsschuld achter. Om die schuld dragelijk te maken is een bloeiende economie nodig.

En wat de geldpers betreft: bij een financiële crisis verminderen effecten en onroerend goed in waarde, zodat ze minder als onderpand van leningen kunnen worden gebruikt en schuldenaren vaak ook moeten bijstorten. Daardoor vindt er geldvernietiging plaats, en neemt de geldhoeveelheid af ten opzichte van de productiecapaciteit. Om te voorkomen dat de productiecapaciteit deels onbenut blijft, moet er dus nieuw geld gecreëerd worden. Dat is de taak van centrale banken.

Nu heeft Nederland het zichzelf voor het voeren van een Keynesiaans beleid ook wel moeilijk gemaakt. Door de ondoordachte invoering van de euro staat niet meer vast dat als de staat in betalingsproblemen komt de Nederlandse Bank wel te hulp zal komen. Tegenstanders verwijzen daarom naar de zuidelijke landen, die problemen met de financiering van hun staatschuld gekregen hebben. Die hadden echter een tekort op de betalingsbalans.

Nederland heeft ook zelf aangedrongen op strengere begrotingscriteria, die dus ook voor ons gelden. Dat was een beetje dom. Een nieuw Plan van de Arbeid, zoals de SDAP dat in 1935 uitbracht als antwoord op de crisis, is daardoor onmogelijk. Bezuinigen leidt tot minder belastinginkomsten, ook het IMF wijst daar op. Het gevolg is dat ondanks alle bezuinigingen in het regeerakkoord het CPB verwacht dat er in 2017 nog altijd een EMU-tekort overblijft van 1,5% BBP. Ook Colijn is er in de jaren dertig niet in geslaagd met zijn bezuinigingspolitiek van de tekorten af te komen.

Nederland schendt nog een andere Europese norm, waar je veel minder over hoort. Binnen de EU is overeengekomen dat het saldo van de lopende rekening niet meer dan 6% mag bedragen.[iv] Omdat Nederland succesvol is als exportland maar de consumentenbestedingen steeds maar achterblijven, komen wij in 2017 uit op 11,5%. Wanneer Europa daar een boete op zou stellen, zou Nederland een volkomen ander beleid voeren. Maar de Europese bemoeiingen met de nationale begrotingen die Van Rompuy wil, zullen daar niet over gaan.

Uitkeringen als oorzaak van werkloosheid

Een tweede beleidsparadigma heeft betrekking op de relatie tussen uitkeringen en werkloosheid. Die relatie zit ingebakken in de modellen van Centraal Planbureau, waar bijna alle partijen hun plannen door laten doorrekenen. Doe je dat niet, dan stel je je buiten de politieke werkelijkheid. Zelfs de SP heeft het niet aangedurfd om zich van de modellen van het CPB te distantiëren. Toch gaat het bij die doorrekeningen om veel meer dan een boekhoudkundige exercitie. Er ligt een maatschappijbeeld aan ten grondslag. Het CPB beschouwt mensen als blikken opwindpoppetjes met knopjes op hun rug waaraan je kunt draaien. Dat blijkt duidelijk uit dit citaat:[v]

‘VVD, CDA, D66, GroenLinks en SGP beperken de maximumduur van de WW-uitkering. Door deze beperking zoeken werklozen sneller een baan en accepteren zij vaker minder aantrekkelijke banen. Verder heeft de beperking een drukkend effect op de lonen, omdat de onderhandelingspositie van werknemers verslechtert. Door de maatregel daalt de werkloosheid en stijgt de werkgelegenheid.’

Kortom: hoe slechter, hoe beter.

In het regeerakkoord staat ook: ‘We accepteren niet dat mensen onnodig thuis zitten en spreken daar zowel hen als de werkgevers op aan.’ Ik hoop maar dat dat niet voor gepensioneerden geldt. Maar het staat ook in schril contrast met de door het CPB voorspelde van 5¾ % van de beroepsbevolking in 2017.[vi]  

Hoe je de effecten van uitkeringen op de werkloosheid inschat, is echter een kwestie van maatschappijvisie. Daarin verschillen de rechtse partijen die het CPB noemt van PvdA en SP. De werkelijkheid is veel  te ingewikkeld om de parameters die op dit effect betrekking hebben objectief te kunnen vaststellen. Hoe ga je daarbij om met het gegeven dat in 2011van de 419.000 werklozen die het CBS telde er slechts 159.000 bij het UWV als niet-werkende werkzoekende waren geregistreerd, en dus minstens 62% geen uitkering had? Daar stonden dan 313.000 mensen tegenover die bel bij het UWV geregistreerd waren maar niet onmiddellijk voor werk beschikbaar waren.[vii]

De meerderheid van de werklozen wordt dus helemaal niet in zijn gedrag beïnvloed door de duur van de WW. Je leest nooit wat over deze groep: worden ze door hun partner onderhouden, leven ze van de voedselbank, of handelen ze in drugs?

Opmerkelijk vind ik ook altijd dat onder de bijstandscliënten alleenstaanden sterk oververtegenwoordigd zijn, terwijl die er meer op vooruit gaan als ze een baan krijgen dan mensen met een partner. Dat geeft toch ook aan dat er belangrijker factoren zijn dan de verhouding tussen loon en uitkering die de kans om werkloos te zijn beïnvloeden. Kennelijk is het voor iemand die geen partner kan vinden, ook lastiger om een baan te vinden.

De afgelopen 30 jaar is ook de verhouding tussen de uitkeringen en het gemiddelde CAO-loon, de zg. replacement rate, sterk gedaald. In 1980 bedroeg deze ratio nog 85%, voor 2013 verwacht het CPB 64,7%. Volgens het CPB heeft deze verhouding grote invloed op de geneigdheid bij mensen met een uitkering om werk te zoeken, maar desondanks loopt de werkloosheid nu weer flink op, terwijl de druk om werk te zoeken ook alleen maar is toegenomen. Ook daaruit blijkt dat de werkloosheid meer beïnvloed wordt door het beschikbare werk dan door financiële prikkels.

Waar ik bij het CPB ook niets over lees is de invloed van het uitkleden van sociale regelingen op het consumentenvertrouwen. Wanneer je de WW-duur verkort, verhoogt dat de druk op rationele werknemers om zelf meer geld opzij te leggen. Verhoging van de pensioenleeftijd heeft hetzelfde effect. Er wordt dan dus minder geld uitgegeven, wat we in de praktijk ook zien, en daardoor valt er ook minder te verdienen.

Hoewel het CPB dus een model hanteert waar PvdA en SP gezien hun programma het onmogelijk mee eens kunnen zijn, laten ze zich gewillig naar de slachtbank leiden. Vooral de PvdA kwam daardoor in de CPB-doorrekeningen op slechte cijfers voor de werkgelegenheid uit. Maar er heerst rond het CPB inmiddels een sfeer van heiligheid waardoor het in twijfel trekken van hun model politieke zelfmoord is geworden. Dat is typerend voor een beleidsparadigma.

Maatregelen

Het regeerakkoord bestaat uit 43 bladzijden, waarin de ene maatregel na de andere wordt aangekondigd, variërend van beperking van de hypotheekrenteaftrek tot een verbod op het gebruik van wilde dieren in circussen. Daarnaast is er bijlage A, waarin de financiële consequenties van het akkoord worden doorgerekend. Deze bijlage is leidend, de bedragen worden in de begroting verwerkt onafhankelijk of met de afgesproken maatregelen de geschatte bezuinigingen ook gerealiseerd worden. Voor zover het om de financiële doelstelling gaat, is dit dus het eigenlijke regeerakkoord.

Dit zien we bij voorbeeld bij de uitvoering van de WWB. Daar gaat het Rijk de gemeenten verplichten tot een strengere houding, ondanks het feit dat gemeenten volledig risicodragend zijn, en daarom al heel streng zijn. Dat moet € 95 miljoen per jaar opleveren. Dit bedrag wordt dus gekort op het landelijke macrobudget, voordat kan worden nagegaan of zo’n bezuiniging werkelijk  te realiseren is. Er staat ook niet bij hoe dit zich verhoudt tot de normale aanpassing van het macrobudget op basis van de feitelijke realisatie.

Je ziet hier dat aan de ene kant het rijk grote bedragen bezuinigt door taken over te laten aan de gemeenten, omdat die als financiële tovenaars worden beschouwd die efficiënter kunnen werken, maar dat vervolgens het rijk nog wel een paar specifieke maatregelen weet te bedenken om de gemeenten nog zuiniger te laten werken, alsof de gemeenten dat zelf nog niet bedacht hadden. Gemeenten zijn ook prima in staat om tot betere afwegingen in de zorg te komen, maar moeten het beetje zeggenschap dat ze hadden over de politie afstaan aan superburgemeester Opstelten.  

Ook bij de Wet Werken naar Vermogen werd aangenomen dat de gemeenten konden toveren. Die wet wordt nu vervangen door een Participatiewet. Het principe dat er één regeling in de plaats komt van WWB, WSW en een gedeelte van de Wajong, uitgevoerd door de gemeenten, blijft gehandhaafd, maar voor degenen die al in de Wajong of de WSW zitten gaan de scherpe kantjes eraf door overgangsmaatregelen.

Ook komt er een verplichting voor bedrijven met meer dan 25 werknemers om 5% arbeidsgehandicapten aan te nemen, op straffe van een boete van € 5.000. Daar verwacht ik heel weinig van. Ik denk dat veel bedrijven het zullen afkopen, omdat alleen al de begeleiding van een gehandicapte werknemer meer geld kan kosten. Of ze willen wel, maar de gemeente heeft niemand in de aanbieding waar ze wat mee kunnen. Het wordt ook een nieuw motief om werk uit te besteden of zzp’ers in te huren, want dan zit je niet aan deze verplichting vast.

Op zich is het goed dat de route die sommige gemeenten nu volgen om het aantal bijstandscliënten te beperken door ze af te schuiven naar de Wajong wordt geblokkeerd. Maar het betekent wel dat de strenge beperkingen van de WWB ook gaan gelden voor mensen die nu in de Wajong zitten of in de WSW werken. Die mogen in het nieuwe systeem op straffe van het verlies van hun uitkering geen relatie aangaan. Geld dat ouders hun toestoppen, een erfenisje, een prijsje in de loterij, het wordt allemaal gekort zolang je afhankelijk bent van de sociale dienst, ook bij mensen die de hele dag gesubsidieerd werk doen. Hoe humaan is dat nu eigenlijk?

Voor oudere werklozen wordt wel wat aan deze beperkingen gedaan. Vanaf 1 juli 2014 wordt gedurende maximaal een jaar een loongerelateerde uitkering verstrekt, daarna (wanneer voldoende WW-recht is opgebouwd) gedurende een jaar een uitkering van 70% van het minimumloon. Dat is een duidelijke verslechtering. Maar voor wie 55 jaar of ouder is loopt die uitkering door, zonder vermogens- of partnertoets, maar wel met een sollicitatieplicht. Dat is winst, al is niet duidelijk of voor wie getrouwd is met iemand die ook een uitkering heeft, bij voorbeeld uit de AOW of pensioen, daarbij de nieuw in te voeren huishouduitkeringstoets toeslaat.

De beperking van de duur van de WW is het meest opvallende voorbeeld van de verslechtering van de sociale zekerheid in dit akkoord. Het is een wens van de VVD, hoewel dit nu juist de middengroepen treft wanneer ze werkloos worden. Zonder de PvdA zou de afspraak over de vervolguitkeringen op bijstandsniveau niet gemaakt zijn. Er heeft hierbij een afruil tegen de hypotheekrente-aftrek plaats gevonden.

Opmerkelijk is echter dat de VVD voor de beperking daarvan tweemaal gecompenseerd is: eenmaal door inperking van de WW en eenmaal door lagere belastingtarieven. Dat laatste is vooral gunstig voor mensen met een eigen woning die hun huis al hebben afbetaald. Omdat ik zelf tot die groep behoor wil ik mede namens mijn echtgenote de onderhandelaars daar hartelijk voor danken, en ook omdat ze niet het huurwaardeforfait hebben doen herleven voor wie zijn hypotheek heeft afgelost. Maar het argument tegen de hypotheekrenteaftrek dat daarmee de progressie in de inkomstenbelasting werd teniet gedaan, is zo niet gehonoreerd.

Het vreemde is dat de VVD eerst volledige hypotheekrenteaftrek wilde omdat mensen die een huis kopen zekerheid moeten hebben over de consequenties, maar dat tegelijkertijd het beetje zekerheid dat kopers van een huis juist in een recessie over hun inkomenssituatie kunnen hebben, wordt afgebroken door de beperking van de WW. Daarmee wordt het minder aantrekkelijk om langlopende verplichtingen aan  te gaan, en draagt deze maatregel dus bij aan de verstarring op de woningmarkt. Het is ook een reden om extra te sparen, en draagt dus bij aan de het wegvallen van de binnenlandse vraag, al lees je daar niets over bij het CPB.

Kijkend naar de verkiezingsprogramma’s van de Kunduz partijen kun je zeggen dat het erger gekund had. Via de ziektekostenpremie is een belangrijke nivellering opgenomen in het regeerakkoord, al is het de vraag of het er ook van komt. Maar tegelijkertijd maakt het regeerakkoord deel uit van een ontwikkeling op langere termijn waarbij mensen die pech hebben steeds eerder in de kou komen te staan. En of we zo uit de crisis komen? Daar blijkt niets van.

In Sociaal bestek december 2012

[i] P. Bordewijk, Markt, markt en nog eens markt. Een progressief van de oude stempel over de PvdA in de jaren negentig. Publiek domein, Uitgeverij Jan van Arkel, Utrecht 1996: 44-45.

[ii] J. de Vries en P. Bordewijk (red.), Rijdende treinen en gepasseerde stations. Over Srebrenica, de kredietcrisis en andere beleidsfiasco’s. Van Gennep, Amsterdam 2009: 28-37.

[iii] J.K.T. Postma, Honderd jaar Miljoenennota. Sdu Uitgevers, Den Haag 2006; Centraal Bureau voor de Statistiek, 1899-1979. Tachtig jaren statistiek in tijdsreeksen. Staatsuitgeverij, ’s Gravenhage 1979: 151.

[iv] Noot 4: 9.

[v] CPB, Keuzes in Kaart 2013-2017. Een analyse van tien verkiezingsprogramma’s: 36.

[vi] CPB, Analyse economische effecten financieel kader Regeerakkoord. Uitgevoerd op verzoek van de informateurs. 29 oktober 2012: 3.

[vii] CBS en UWV, Maandelijkse cijfers over de werkloze beroepsbevolking van het CBS en niet/werkende werkzoekenden van het UWV, 16 februari 2012. http://www.cbs.nl/NR/rdonlyres/8BFCD845-B9FB-4DA7-9E01-95CC145EF584/0/2012cbsuwvwerkloosheidscijfers.pdf