Zoek op trefwoord :
De burgemeester is geen partijrepresentant maar moet dat wel worden
Verschenen: 06-03-2012

Zowel burgemeesters en wethouders zijn lid van hetzelfde college: B&W. Beide kunnen lid van de PvdA zijn. Toch is hun binding aan de partij heel verschillend. Vroeger bleek dat alleen al uit het feit dat wethouders lid van de fractie zijn, en burgemeesters niet. Met de dualisering is het onderscheid diffuser geworden. Maar er is nog steeds een groot verschil.
Wethouders worden nadat een nieuwe gemeenteraad gekozen is benoemd door de gemeenteraad. Dat gebeurt op basis van onderhandelingen tussen raadsfracties. Die onderhandelingen leveren een meerderheid in de raad op die zich bindt aan een collegeprogramma en kandidaten naar voren schuift om dat programma uit te voeren. Andere partijen komen daarbij in een oppositierol: zij zijn meestal niet zonder reden buiten de coalitie gebleven. Het is dan vreemd wanneer de coalitie een wethouderskandidaat naar voren schuift die lid is van een oppositiepartij, ook al is dat iemand uit een andere gemeente die aan de onderhandelingen part noch deel heeft gehad. Ik zou mij in die positie ook niet lekker voelen, en de kiezer zal er al helemaal niets van begrijpen.
Toch wijkt de positie van een wethouder die lid is van een oppositiepartij niet erg veel af van een burgemeester op wie hetzelfde van toepassing is. Het verschil zit hem in de wijze van benoemen. Daarbij is niet essentieel dat de burgemeester niet door de gemeenteraad wordt gekozen maar op voordracht van de raad benoemd wordt. Essentieel is het moment waarop dat gebeurt. Anders dan bij de wethoudersverkiezing is het tijdstip waarop een nieuwe burgemeester wordt aangewezen niet gekoppeld aan de raadsverkiezingen, maar wordt het volledig bepaald door het moment waarop een zittende burgemeester aftreedt of aangeeft niet voor herbenoeming in aanmerking te willen komen. Daarom eindigt de benoemingstermijn van een burgemeester niet bij de gemeenteraadsverkiezingen, ook niet wanneer zijn partij niet in het nieuwe college vertegenwoordigd is. Een burgemeester wordt geacht leiding te kunnen geven aan een college ongeacht zijn politieke samenstelling, en ook wanneer hij het collegeprogramma niet onderschrijft. De term ‘coalitieakkoord’ is dan ook meer ter zake dan de term collegeprogramma.
Het gevolg hiervan is dat de selectie van een nieuwe burgemeester geen zaak is van de coalitie maar van de hele raad, en dat je om als burgemeester te worden voorgedragen ook geen lid van een coalitiepartij hoeft te zijn. Burgemeesterskandidaten moeten het hebben van hun persoonlijke kwaliteiten, niet van hun partij-achtergrond. Dat geldt tegenwoordig meer dan vroeger, nu de voorkeur van de gemeenteraad doorslaggevend is geworden en daarmee de landelijke verdeling van burgemeestersposten over verschillende politieke partijen irrelevant. In het oude stelsel hadden nooit zoveel PvdA-leden als nu burgemeester van een grote stad kunnen zijn. Maar dan moet men ze ook niet zien als representanten van de PvdA, evenmin als gemeentesecretarissen of directeuren financiën die toevallig lid zijn van onze partij.
De rechtvaardiging van de benoeming van de burgemeester los van de samenstelling van de coalitie is dat de burgemeester niet alleen de lokale pendant is van de minister-president, maar ook van het staatshoofd en van de voorzitter van de Tweede Kamer. Voor die functies kun je niet de eis stellen dan men tot de coalitie behoort. Maar voor het optreden van de burgemeester als voorzitter van B&W kan het behoorlijk knellen. In die hoedanigheid wordt de burgemeester geacht het collegebeleid uit te dragen, maar als raadsvoorzitter moet deze juist bewaken dat de oppositie een eerlijke kans krijgt. Wanneer een coalitiewisseling ertoe leidt dat het beleid op essentiële punten wordt aangepast, laten burgemeesters het woord over aan de wethouders. Dat is toch een vreemde situatie. Om het in landelijke termen om te zetten: we accepteren niet dat een PvdA-lid minister wordt in een kabinet waar de PvdA oppositie tegen voert, maar minister-president zou wel kunnen.
Om hier wat aan te doen hoeven we niet de hele gemeentewet om te gooien. Het is voldoende om vast te leggen dat net als wethouders burgemeesters opnieuw worden aangewezen na de raadsverkiezingen. De coalitie-onderhandelingen gaan dan over de samenstelling van het hele college, en de politieke kleur van de burgemeester telt ook mee bij de verdeling van de posten over de coalitiepartijen. De lijsttrekker van de grootste collegepartij is dan de meest gerede kandidaat voor het burgemeesterschap, zoals dat in een beschaafd land als België al decennia de gewoonste zaak van de wereld is.

In 2006 stond dit ook in ons verkiezingsprogramma, maar Guusje ter Horst heeft zich er als minister nadrukkelijk van gedistantieerd. (Oud-)burgemeesters die lid zijn van de PvdA gaan spontaan hyperventileren wanneer ze geconfronteerd worden met de gedachte dat het burgemeesterschap gewoon een politieke functie zou zijn. Maar het is wel de consequentie van het feit dat ze voorzitter en representant zijn van een politiek orgaan.

In Lokaal bestuur maart 2012