Zoek op trefwoord :
Digifobie
Verschenen in 'PvdA Leiden' - 08-12-2011

Het moet dit jaar vijftig jaar geleden zijn dat de universiteit zijn eerste computer kocht. Het apparaat vulde een hele kantoorzaal, maar kon niet meer dan tegenwoordig een beetje zakrekenmachine. De aankoop was doorgedreven door Prof. Van der Vaart (theoretische biologie), die echter al naar Amerika vertrok voordat de computer gearriveerd was. Dat riep veel boosheid op: de universiteit had zo voor niets een miljoen gulden uitgegeven.
De oplossing was de vorming van het Centraal Reken Instituut. Daar kon elke afdeling van de universiteit terecht. En zo hield ik mij in 1964 als student-assistent voor het eerst bezig met programmeren. Dat is binnenkort ook al weer vijftig jaar geleden. U kunt van mij niet zeggen dat ik digibeet ben.
Toch heb ik altijd een ambivalent gevoel gehad over computers. Aan de ene kant konden ze steeds meer. In 1963 was de postgiro door gebrek aan computercapaciteit niet in staat nieuwe klanten aan te nemen, zodat ik eens per maand een chèque met mijn salaris verzilverde en daarna alles contant betaalde. Nu kun je over de hele wereld geld uit de muur trekken of met een kaartje betalen. Digitale fotografie was indertijd niet voorstelbaar. Nu zie je dagelijks op het journaal en op internet digitale foto’s en filmpjes die mensen over de hele wereld met hun mobiele telefoon hebben gemaakt.
Maar er zit ook een schaduwkant aan die vooruitgang. Door de vernieuwing verliest de ervaring in het gebruik van computers snel zijn waarde. Het valt niet mee om je nieuwe toepassingen eigen te maken. Handleidingen zijn vaak onbegrijpelijk omdat ze bestaande woorden gebruiken voor nieuwe begrippen die niet worden uitgelegd. Bovendien lijken ze vaak in Japan of Korea vertaald door tweede-jaars studenten Duits met Nederlands als bijvak. Wie een OV-chipkaart wil, moet zich afvragen of ‘oplaadpunt’ hetzelfde betekent als ‘ophaalpunt’, of juist niet. Anders dan je zou denken heeft de invoering van de computer dan ook niet een grotere arbeidsproductiviteit opgeleverd. Dat staat bekend als de productivity paradox. Het ene project na het andere loopt vast; nu blijken weer de waterschappen voor miljoenen het schip in te zijn gegaan.
Ook de beveiliging wordt een steeds groter probleem. Minister Donner moest midden in de nacht een persconferentie geven omdat het Rijk zich voor de beveiliging van de DigiD-systeem afhankelijk had gemaakt van een incompetent bedrijf. We moeten steeds meer wachtwoorden gebruiken, maar mogen die niet opschrijven. We kunnen lachen om al die mailtjes in kreupel Nederlands waarmee men probeert ons die codes af te troggelen, maar toen de eerste slachtoffers van skimming zich meldden werden ze niet geloofd. Nu blokkeert ING preventief je pas wanneer je een geïnfecteerde PIN automaat gebruikt heb, zonder je direct in te lichten. Sta je mooi voor lul.
Toch wordt de maatschappij steeds sterker van de computer afhankelijk. Sommige belastingaangiften moeten per computer. De authentieke versie van wetsteksten staat in de computer. Je bent echt een digifoob wanneer je papieren rekeningoverzichten wilt ontvangen. Desalniettemin kunnen we er wel van uitgaan dat elk systeem te kraken valt. Zoals in 2008 het bankensysteem onbeheersbaar bleek door de onderling financiële afhankelijkheid, valt misschien in 2015 het betalingsverkeer wel stil omdat niet meer na te gaan valt welke bestanden vervalst zijn. Dan zullen de papieren afschriften waar de digifoben om gevraagd hebben nog goed van pas komen.

In PG, Ledenblad van de Leidse afdeling van de Patij van de Arbeid