Zoek op trefwoord :
Monopsonie
Verschenen in 'TPC' - 16-10-2011

Economen hebben een hekel aan monopolies. Monopolisten hebben de mogelijkheid zelf de prijs van hun producten te bepalen, zonder dat de consument naar een ander kan. Het enige waar de monopolist voor moet uitkijken is dat de prijs niet zo hoog wordt dat de consument het product niet meer wil. Bij essentiële diensten als het transport van elektriciteit en de levering van drinkwater zal dat echter niet snel gebeuren. Vroeger was dat reden om dergelijke bedrijven in overheidshanden te brengen, tegenwoordig hebben we toezichthouders om te voorkomen dat monopolisten hun marktpositie uitbuiten.
Machtsposities ontstaan niet alleen wanneer er één aanbieder is. Ook wanneer er een klein aantal leveranciers optreedt, kunnen die ongerechtvaardigde winsten maken. Men spreekt dan van een oligopolie. Dergelijke bedrijven houden elkaars prijzen goed in de gaten. Ze kunnen ook een kartel vormen en afspraken maken over prijzen of de levensduur van hun producten. In de begintijd van de gloeilamp zouden er al sprake afspraken zijn geweest zijn om te voorkomen dat men in het ‘moeras van de lampen met lange brandduur’ zou belanden.
Om dergelijke praktijken te voorkomen hebben we in Nederland de NMa (Nederlandse mededingingsautoriteit), ook wel de kartelpolitie genoemd. Die komt regelmatig kartels op het spoor, en legt daarbij forse boetes op.
Machtspositie ontstaan echter niet alleen bij een klein aantal aanbieders en veel consumenten, maar ook wanneer er veel aanbieders zijn en maar weinig afnemers. Is er één grote afnemer dan spreken we van monopsonie, zijn er meerdere, dan heet dat oligopsonie. Die afnemers zijn dan geen consumenten, maar grote bedrijven, die producten afnemen van kleine bedrijfjes of van zelfstandigen. Garnalenvissers kunnen hun oogst maar slechts bij een paar bedrijven kwijt, en ook melkveehouders zijn afhankelijk van een paar fabrieken.
De NMa lijkt niet geïnteresseerd in de marktmacht die zo ontstaat. Bij fusies kijkt men naar de consequenties voor de consument, niet naar die voor de toeleveranciers. Niemand vraagt zich af wat de fusie van omroeporganisaties betekent voor kleine producenten. En al evenmin wat de fusies in de thuiszorg betekenen voor de medewerkers.
Kleine producenten kunnen wel zelf proberen hun krachten te bundelen. Ooit richtten de veehouders coöperatieve zuivelfabrieken op, om zo hun belangen veilig te stellen. Geheel naar de mode van de tijd voltrok zich daarna de ene fusie na de andere, waarbij de bedrijven veel te groot werden om nog door de oprichters bestuurd te worden. In plaats daarvan kwamen er professionele bestuurders, die niet naar een zo hoog mogelijke opbrengst voor de boeren streefden, maar naar zo veel mogelijk winst. En dus waren de boeren hun coöperaties kwijt.
Een andere manier om de krachten te bundelen is het maken van afspraken met de afnemers, of het vaststellen van adviesprijzen. Hoewel dat gebeurt om de macht van de oligopsonisten te weerstaan, krijg je zo snel de NMa op je dak. Die beschouwt dit als kartelvorming, ook wanneer er veel aanbieders zijn en weinig vragers. Dat merkten de vertalers toen de Vereniging van Letterkundigen vijf jaar geleden met adviesprijzen wilde gaan werken.
De vraag is dan, of het stichten van vakbonden ook niet een vorm van kartelvorming is. Daarbij maken werknemers immers onderling afspraken om een zo hoog mogelijk loon te bedingen, en dat gaat ten koste van de werkgevers, en misschien ook wel van de consumenten. In de 19e eeuw werd zo inderdaad gedacht. Tot 1872 gold in Nederland het coalitieverbod, dat collectie arbeidsovereenkomsten en stakingen om die af te dwingen verbood.
Zal er ooit een nieuw coalitieverbod komen? Dat is niet denkbeeldig. Waarom zouden werknemers mogen wat zzp’ers nadrukkelijk verboden is? De Europese Unie is gebaseerd op het beginsel van vrij verkeer en goederen en diensten, en dat verdraagt zich slecht met een systeem waarbij het werknemers verboden is onderling op loon te concurreren. Ondanks de invloedrijke positie van de vakbeweging in Brussel zie je dat er in de Europese rechtspraak aan CAO’s wordt geknabbeld.
Je ziet ook steeds nieuwe aanvallen op de ontslagbescherming, waarbij tegenwoordig D66 en GroenLinks voorop lopen. Bijzondere scholen mogen homoseksuele leraren niet ontslaan, maar verder wordt de ontslagbescherming als het aan ex-links ligt weggemoderniseerd. Dat is een symptoom dat politici steeds minder oog hebben voor de asymmetrische machtsrelatie tussen werknemers en toeleveranciers en de bedrijven. Goed nieuws voor de oligopsonisten.

In TPC, tijdschrift voor public gevernance, audit & control, oktober 2011