Zoek op trefwoord :
Belgische bajes
Verschenen in 'Overheidsmanagement' - 26-09-2009

In België zijn deze zomer een aantal gevangenen op spectaculaire wijze ontsnapt. Het meest tot de verbeelding sprak de helicopter die landde op de binnenplaats van de gevangenis in Brugge, die drie gevangenen afvoerde naar comfortabeler oorden, al bleek dat in de praktijk slechts tijdelijk. Maar het blijkt ook mogelijk voor gewapende handlangers om gevangenen te bevrijden uit het Paleis van Justitie. De opsluiting van gevangenen blijkt één grote Belgenmop.
De ontvluchtingen blijken iets te maken hebben met de manier waarop de Belgische staat functioneert. Het lukt de directeur van een gevangenis niet om met fysieke maatregelen het landen van helicopters op de binnenplaats onmogelijk te maken, want daar gaat hij niet over. Daarover moet hij zijn bij de Regie der Gebouwen, en die heeft zijn eigen budget en stelt daarbinnen zijn eigen prioriteiten. En daarom lukt het ook niet om de bevrijding van gevangenen in het Paleis van Justitie onmogelijk te maken, want ook daarvoor zou de Regie der Gebouwen maatregelen moeten nemen.
Die domme Belgen toch! Toch kent Nederland ook dat soort instellingen. Ook wij hebben een Rijksgebouwendienst, het verschil is meer dat die beter luistert naar de wensen van de gebruikers. Toch wordt er in Nederland vaak jaloers naar België gekeken, juist omdat daar alles zo goed gecentraliseerd is.
Zo kent Nederland negentien vervoersautoriteiten, en Vlaanderen maar één. Het voordeel van het laatste is dat er minder problemen zijn met grensoverschrijdende bus- en tramlijnen, maar het nadeel is uiteraard dat degenen die beslissen minder goed op de hoogte zijn van plaatselijke situaties. Dat wordt dan weer opgelost doordat gemeenten zelf ook subsidies verstrekken aan het OV-bedrijf De Lijn, maar daarmee haal je natuurlijk ook weer de verbrokkeling en de rechtsongelijkheid binnen. Waarom wel gratis openbaar vervoer in Hasselt, en niet in Antwerpen?
In de praktijk wisselen centralisatie en decentralisatie elkaar af. Er is een tijd geweest dat rijksdiensten zuchtten onder het Rijksinkoopbureau. Dat was natuurlijk zeer deskundig en kon grote kortingen bedingen, maar niet altijd op de spullen waar de gebruikers op zaten te wachten. Binnen de gemeente was de Dienst Gemeentewerken oppermachtig, ook wanneer er onderhoud moest worden gepleegd aan gebouwen van anderen.
Toen kwam er een periode van verzelfstandiging en decentralisatie. Taken van het rijk gingen over naar zelfstandige bestuursorganen en agentschappen, gemeenten kozen massaal voor het sectorenmodel, waarbij elke sector een eigen directeur had. Deze was verantwoordelijk voor het integraal management, en dus werd elke sector opgetuigd met eigen ondersteunende diensten. Amsterdam stelde stadsdelen in met een eigen bestuur, omdat de ervaring leerde dat een grote stad als Amsterdam veel te inefficiënt functioneert.
Intussen neigt men weer naar centralisatie. Je hoort pleidooien om alle ministeries samen te voegen tot één groot departement. Gemeenten zijn van het sectorenmodel overgegaan op het directiemodel, waarbij de gehele organisatie onder leiding van de gemeentesecretaris staat. Het proces van gemeentelijke herindeling lijkt onstuitbaar, waarbij het aantal inwoners waarbij een gemeente geacht wordt voldoende bestuurskracht te hebben, steeds maar omhooggaat. Voor de Amsterdamse stadsdelen staat een tweede samenvoegingsronde op de agenda. Niemand stelt daarbij nog de vraag of de stadsdelen dan ook weer niet bureaucratischer gaan functioneren. Provincies willen ook graag fuseren, en de hard core Europeanen zullen niet rusten voordat Europa één natiestaat is, maar dan wel een waarbij de huidige landen gereduceerd zijn tot provincies, en niet de vrijheid hebben van de Amerikaanse states.
Hetzelfde verschijnsel zien we in het maatschappelijk middenveld. Scholen, woningcorporaties en zorginstellingen vertonen een onstuitbare fusiedrang. Steeds is het argument dat ze zo over beter gekwalificeerde ondersteunende diensten kunnen beschikken, en zwaardere bestuurders kunnen aantrekken. Het probleem blijkt dan echter dat die gekwalificeerde bestuurders overgekwalificeerd zijn om zich met de dagelijkse gang van zaken bezig te houden. In plaats daarvan houden bovenbazen zich bezig met nieuwe fusies, of gaan ze in het onroerend goed. Directeuren van zorginstellingen treden liever op als projectontwikkelaar dan zich te bekommeren om kwijlende bejaarden, en ook schooldirecties vinden niets mooier dan het uit de grond stampen van gebouwen. Directeuren van woningcorporaties raken snel uitgekeken op propere nieuwbouwwoningen voor mensen met lage inkomens, en zoeken het dan weer in schepen of booreilanden.

Bij steeds grotere organisaties krijg je ook steeds machtiger ondersteunende diensten. Automatiseerders zijn gek op centralisatie. Zo kan het probleem van de Belgische bajesen ook in Nederland weer actueel worden.