Zoek op trefwoord :
Tweeërlei weegsteen
Verschenen in 'Overheidsmanagement' - 24-12-2007

Begin vorige maand werd bekend dat de persoonlijke voorlichters van normen-en-waarden prominent Donner en zijn staatssecretaris Aboutaleb hadden zitten neuzen in het computersysteem van de GPD, de gezamenlijke persdienst van een aantal regionale bladen, waar zij eerder gewerkt hadden. Bij de GPD merkte men dat vanuit het ministerie commentaar werd geleverd op teksten die helemaal niet aan het ministerie waren toegestuurd, maar alleen op het interne netwerk stonden. Zoals het gaat in dat soort gevallen, werd het misdrijf eerst glashard ontkend, maar moest men het een dag later toegeven. Het departement kon toen niet anders dan vragen om een onderzoek door het Openbaar Ministerie.
Groot was uiteraard de verontwaardiging. Wanneer rijksambtenaren er in de uitoefening van hun functie al niet voor terugdeinzen om misdrijven te plegen, waar we blijven we dan? Zo meteen krijg je nog politie-agenten die valse verklaringen afleggen of Officieren van Justitie die bewijsmateriaal manipuleren. De leden van de Tweede Kamer wedijverden dan ook met elkaar in verontwaardiging. Het Genootschap van Hoofdredacteuren en de Nederlandse Vereniging van Journalisten vonden het een ernstige inbreuk op de persvrijheid.
Je kunt je echter ook afvragen hoe er gereageerd zou zijn bij het omgekeerde. Een ambtenaar gaat bij de GPD werken, en beschikt over de inlogcode van een collega op het interne netwerk. Zo kan hij de GPD regelmatig aan primeurtjes helpen. Het is dan lastiger om het lek boven water te krijgen. Het ministerie kan wel aangifte doen bij het Openbaar Ministerie, dat dan de Rijksrecherche inschakelt, maar die kan er ook niets aan doen. Het lek kan immers zitten bij iedereen die toegang heeft tot het departementale informatiesysteem, maar ook bij Kamerleden van de coalitiepartijen die onderhands geïnformeerd zijn, of hun medewerkers. Misschien heeft de minister zelf wel buiten de reguliere kanalen om stukken aan de pers beschikbaar gesteld, om zo ‘een goede pers’ te krijgen.
Maar stel nu dat er een serieus vermoeden rijst dat journalisten zich wederrechtelijk toegang hebben verschaft tot een departementaal informatiesysteem. Misschien waren de twee voorlichters in hun journalistentijd al gewend in te breken in andermans computer. Stel dat de Rijksrecherche dat ook zou willen weten. Werkt de hoofdredacteur van de GPD dan mee aan een onderzoek daarnaar? Welnee.
Die hoofdredacteur zal er alles aan doen om de daders te beschermen, want die hebben immers de status van bron. En bronnen zijn heilig voor de Nederlandse journalistiek. Wie de bescherming van bronnen ter discussie wil stellen legt de bijl aan, jawel, de persvrijheid. De verwijten zullen zich niet richten tegen de krant die onrechtmatig publiceert, maar tegen het ministerie dat onvoldoende maatregelen heeft genomen om zijn informatiesysteem tegen derden te beschermen.
Toch kunnen de maatschappelijke gevolgen van ontijdige publicatie van nieuws vanuit een departement veel ernstiger zijn dan wanneer een departement in een journalistiek informatiesysteem zit te koekeloeren. In het laatste geval kan men hoogstens iets sneller op nieuws reageren, maar de beschreven casus leert ook dat men nat gaat wanneer men de verkregen informatie vóór publicatie wil gebruiken. Voortijdig bekend worden van ideeën die in het kader van intern beraad op een departement circuleren, kan de reguliere besluitvorming ernstig belemmeren. Vaak wordt juist met die opzet ook gelekt.
Dat maakt de journalistieke verontwaardiging toch wat hypocriet. ‘Tweeërlei weegsteen’, zal Donner zeggen, ‘is den Heere een gruwel’.

In Overheidsmanagement december 2007