Zoek op trefwoord :
Problemen rond de partnertoets
Verschenen in 'Sociaal bestek' - 13-12-2007

Bij de verlening van bijstand is vanouds de leefsituatie van belang. Een gezin heeft recht op meer bijstand dan een alleenstaande, maar de echtgenoten afzonderlijk ontvangen minder dan een alleenstaande. Dat geldt ook voor de AOW. De WW en de WAO kennen zo’n regeling niet. Dat zijn werknemersverzekeringen waarbij de hoogte van de uitkering alleen bepaald door het inkomen dat men eerst had en niet door de leefsituatie. Onder druk van Europa is in de WAO de differentiatie naar leefsituatie juist opgeheven.
Bij de leefsituatie werd er aanvankelijk alleen naar gekeken of mensen getrouwd waren. Naarmate het echter vaker voorkwam dat mensen samenwoonden zonder getrouwd te zijn, werd dat een onhoudbaar criterium. Het viel niet te rechtvaardigen dat een ongetrouwd stel dat op precies dezelfde wijze samenwoonde als een echtpaar, een hogere uitkering kreeg alleen maar omdat men de gang naar het stadhuis niet gemaakt had. Het gelijkstellen van ongehuwd samenwoonden met gehuwden leverde ook een interessante besparing op voor de schatkist. En dus werd daar in de jaren tachtig toe besloten: het woord ‘voordeurdeler’ maakte zijn entree in de Nederlandse taal.
De ingestelde partnertoets betekent dat voor mensen met een bijstandsuitkering, maar ook voor alle 65-plussers, het inkomen mede bepaald wordt door beslissingen over samenwonen die een strikt privé-karakter hebben. Het betekent voor uitkeringsinstanties dat ze zich een beeld moeten vormen van de leefwijze van hun cliënten en moeten bepalen of er wel of niet sprake is van samenwonen. Daarbij vinden ook controles plaats die een inbreuk op de privacy vormen.
Samenwoners worden ook opgespoord aan de hand van leegstandmeldingen, bij voorbeeld op grond van het watergebruik. Wanneer een woning niet echt in gebruik is, geldt de huurder als samenwonend, ook al heeft hij of zij nog wel de lasten van dat huis. Dat betekent dat voor wie aarzelt om te gaan samenwonen, de optie om eens te kijken hoe dat gaat maar daarbij wel de eigen woning aan te houden, door de wetgever eigenlijk niet wordt toegestaan.
Neuteboom en Versteegen
Tot welke problemen de partnertoets kan leiden, blijkt uit een van de films die Thomas Doebele en Maarten Schmidt in 1986 maakten voor de VPRO onder de titel Staat van verzorging. Dit was de documentaire Uit het leven van mijnheer Neuteboom en mejuffrouw A. Versteegen, uitgezonden op 22 september. Het werd een klassieker die nog bij allerlei gelegenheden herhaald zou worden.
Willem Neuteboom (1897-1988) en Bets Versteegen (geb. 1920) woonden vanaf 1974 naast elkaar in een van de Leidse hofjes, het St. Stevenshofje. Neuteboom was een bekende figuur in Leiden. Hij had voor de oorlog gewerkt als 'stoepier', onder meer bij een kledingzaak aan de Breestraat. In die functie sprak hij op straat mensen aan die naar een etalage stonden te kijken om ze tot aankopen te verleiden. Hij was invalide geraakt en zat in een rolstoel. In een lokaal advertentieblad werd hij een keer beschreven als ‘de grootste pretfiguur van Leiden’, [i] maar anderen herinneren zich hem als een nare man, die heel agressief kon zijn.
Zijn buurvrouw Bets Versteegen had lang de kost verdiend als werkster, maar kreeg later een bijstandsuitkering. In de documentaire beklaagt zij zich dat zij toen eerst haar spaargeld moest opmaken. Ook zij was een eigenaardige persoonlijkheid. Betaalden de andere bewoners via de portier, zij bracht elke week haar ƒ 5 huur persoonlijk naar het Stadhuis. Maar zij zorgde ook vanuit een grote genegenheid voor de 23 jaar oudere Neuteboom. Zij waste hem, scheerde hem en zorgde voor zijn eten. In de tv-documentaire zien we ook hoe zij de man in zijn rolstoel naar Katwijk en naar de Bollenvelden duwt.
In 1983 werd besloten het hofje te restaureren. Eerder wilde het gemeentebestuur veel van de hofjes afbreken, maar in de jaren ’70 was het tij gekeerd en kwam restauratie van monumenten hoog op de politieke agenda. Het hofje werd door de gemeente overgedragen aan de Stichting tot Exploitatie van Bejaardencentra (SEB), waarvan de voorzitter, Chris van der Weijden tevens hoofd was van de gemeentelijke directie Stadsvernieuwing. Het secretariaat werd vervuld door medewerkers van die directie. Een dergelijke combinatie van functies wordt tegenwoordig afgewezen vanwege een gebrek aan transparantie, kritiek die toen ook wel werd geuit. Maar de resultaten waren zeer positief. De stichting droeg bij aan de realisatie van een gemeentelijke beleidsdoelstelling, maar had daarbij veel meer vrijheid, vooral tegenover individuele bewoners, dan men als gemeenteambtenaar had kunnen krijgen.[ii]
Restauratie van de hofjes betekende dat (tijdelijk) nieuwe huisvesting voor de bewoners moest worden gezocht. Gelukkig was er de mogelijkheid om vlak achter het hofje een nieuw complex bejaardenwoningen te bouwen. Bewoners van het Stevenshofje konden hier terecht, en als zij dat wilden na de restauratie van het hofje daarheen terugkeren, wat uiteindelijk slechts één bewoner zou doen. De nieuwe woningen waren veel groter en boden veel maar comfort, maar waren daardoor ook veel duurder, ondanks een kerstboom van monumenten- en volkshuisvestingssubsidies. Maar anders dan bij de hedendaagse stedelijke herstructurering,[iii] was het nadrukkelijk de bedoeling dat de restauratie plaats vond ten behoeve van de zittende bewoners. Die konden daarom ook aanspraak maken op individuele huursubsidie en op een huurgewenningsbijdrage, al was het laatste tijdelijk.
De verhuizing van Neuteboom en Versteegen naar de nieuwe woningen had heel wat voeten in de aarde. Op een overzicht van de bewoners uit het Stevenshof tekende Van der Weijden bij allebei in dikke letters ‘probleem’ aan. Het tweetal vond de huur te hoog en doorzag het subsidiesysteem niet. Bets verhuisde pas vier maanden na de oplevering naar de nieuwbouw, nadat de maatschappelijk werkster van de SEB met haar vloerbedekking en gordijnen was wezen kopen en voorkomen had dat die op instigatie van Neuteboom weer werden afbesteld. Neuteboom woonde toen al in een van de twee rolstoelwoningen, Bets kwam boven hem te wonen. Beiden weigerden al snel de huur te betalen, en deden niet open wanneer de maatschappelijk werkster daarvoor aan de deur verscheen. Uiteindelijk werd er een machtiging uitgeschreven, maar die kon dan wegens onvoldoende saldo weer niet altijd geëffectueerd worden.
De film
In de film zien we dat Bets in feite is ingetrokken bij Neuteboom. Zij vindt de woningen veel te groot voor iemand alleen: ‘daar ken je wel een gezin injagen’. Om kosten te sparen heeft zij bij zichzelf water en energie laten afsluiten. Zij wil ook haar eigen huur opzeggen, en praat daarover in de documentaire met Van der Weijden. Die ontvangt haar in zijn werkkamer bij de directie Stadsvernieuwing, al treedt hij op als voorzitter van de SEB. In plaats van de huuropzegging gewoon te accepteren, zoals een normale huisbaas dat zou doen, praat Van der Weijden op Bets in om haar eigen appartement te blijven huren. Hij kent Neuteboom als een nare man die erg agressief kan zijn, en hij weet ook dat deze Bets wel eens de deur heeft gewezen. Dan moet zij wel op haar eigen huisvesting kunnen terugvallen, en Van der Weijden voorziet ook al de verwijten die de SEB zal krijgen wanneer zij op straat komt te staan.
Dus wijst Van der Weijden Bets op de risico’s die zij loopt wanneer zij haar eigen woning opzegt. Dat wordt door Bets beaamd: ‘Neuteboom is af en toe ook niet makkelijk, hoor’. Maar Van der Weijden wil voor de televisie niet al te betuttelend overkomen, en wijst haar er ook op, dat het financieel helemaal niet voordelig is wanneer zij haar eigen huur opzegt. De huursubsidie gaat dan omlaag, en binnenkort wordt ook de AOW voor samenwonenden lager dan voor twee alleenstaanden. Van der Weijden rekent het haar allemaal precies voor. Hoewel de rekensommen Bets duidelijk boven de pet gaan, volhardt zij niet in haar wens haar eigen huur op te zeggen. Onverrichterzake keert zij bij Neuteboom terug: ‘Het is het beste als ik daarboven blijf wonen, en dat wij verder door blijven rommelen zo’.
Reacties
De TV-film leverde veel reacties op. Thomas Doebele en Maarten Schmidt kregen dat jaar ook de zilveren Nipkowschijf. Hun documentaire werd nog menigmaal herhaald. Toen Andrée van Es in 1989 zomergast was bij de VPRO liet zij er fragmenten uit zien. In 1996 was het een van de ‘klassieke documentaires’ die de VPRO opnieuw uitzond, en in december 2004 werd hij herhaald op het digitale themakanaal HollandDoc. In 2006 was er ook nog een vertoning tijdens het Nederlands Film Festival, en de film was een de twintig documentaires die ter gelegenheid van het IDFA festival dit jaar genomineerd werden voor de publiekskeuze van de beste Nederlandse documentaire sinds 1945 (www.dekeuzevandekijker.nl).
In 2002 voerde theatergroep Wederzijds het toneelstuk Bets op, gebaseerd op deze TV-film. Daarin ging het om de toewijding waarmee Bets voor Neuteboom zorgde. Toen Neuteboom in 1988 overleed, verscheen er een rouwadvertentie in de Volkskrant ondertekend door Mej. A. Versteegen en de twee tv-makers.
Velen loofden het sympathieke optreden van Van der Weijden. Er was zelfs een mevrouw uit Rotterdam die liet weten graag eens met Chris van der Weijden een kopje koffie te willen drinken. In Zomergasten richtte Andrée van Es echter haar pijlen op Van der Weijden. Zij liet een deel van de documentaire zien om het paternalistisch gedrag van ambtenaren aan de kaak te stellen. Nu handelde Van der Weijden niet als ambtenaar maar als voorzitter van een stichting, maar dat is toch van secundair belang. Essentieel is de vraag of wie werkzaam is in de collectieve sector het principe ‘de klant is koning’ moet hanteren, of ook moet proberen mensen tegen zichzelf te beschermen wanneer daar aanleiding voor is.
Tegenwoordig claimen wij juist het recht tegen onszelf beschermd te worden. Wanneer ABN Amro verplicht is mijn beleggersprofiel op te stellen om mij tegen mijzelf te beschermen wanneer ik riskante beleggingen aanga, dan is het toch niet zo gek om een marginale oude vrouw te waarschuwen wat de negatieve consequenties kunnen zijn wanneer zij haar woning opgeeft. Wanneer Van der Weijden Bets niet gewezen had op de risico’s die zij daarmee liep, zou hij in de huidige opvatting verantwoordelijk gesteld worden voor de gevolgen, en was de SEB misschien wel tot een schadevergoeding gedwongen.
Aanzetten tot fraude?
Door de blik van het heden was het advies dat Van der Weijden gaf echter om een andere reden aanvechtbaar. Met het advies haar eigen woonruimte aan te houden, zette hij Bets er toe aan om op haar eigen adres ingeschreven te blijven staan terwijl ze in feite met Neuteboom een gezamenlijke huishouding voerde. Zo ontvingen ze meer huursubsidie en meer AOW. Dat is in de huidige opvatting een vorm van fraude. Gelukkig gaf Van der Weijden zijn advies langer dan twintig jaar geleden, zodat zijn delict inmiddels verjaard is.
De tegenstrijdigheid is dat hoewel het advies van Van der Weijden wellicht onrechtmatig was, je niet kunt stellen dat het een onverstandig advies was: het komt vaker voor dat mensen een relatie beginnen maar hun eigen woning aanhouden en je weet maar nooit hoe stabiel zo’n relatie zal blijken. Vooral oudere mensen die hun partner verloren hebben en een nieuwe liefde hebben gevonden, brengen vaak een deel van de tijd samen door, zonder dat een van beiden direct afstand doet van de eigen woning. En niemand heeft er dan verder iets mee te maken met hoe zo’n relatie zich ontwikkelt.
Voor wie een bijstands- of AOW-uitkering heeft, ligt dat echter anders. Die moet uitkijken dat er niet een gezamenlijke huishouding ontstaat, want dat betekent een lagere uitkering, ook wanneer men nog steeds de financiële lasten van twee huizen heeft. Niet de financiële lasten zijn immers bepalend, maar de feitelijke leefsituatie.
Je kunt je dat ook anders voorstellen. De wetgever zou ook kunnen bepalen dat er geen sprake is van samenwonen zolang iemand de eigen lasten van een woning draagt en op dat adres is ingeschreven. Het is dan irrelevant waar men de WC doorspoelt. Pas wanneer men water en elektriciteit laat afsluiten om geen vastrecht meer te betalen, komt men niet meer in aanmerking voor regelingen voor alleenstaanden. Dat geldt ook wanneer men een woning (door)verhuurt. De uitkeringsverstrekker bemoeit zich er dan niet mee waar men feitelijk verblijft, zolang men de volledige lasten van een eigen woning draagt.
Het voordeel daarvan is dat uitkeringsinstanties zich niet meer hoeven bezig te houden met tandenborstels en waterverbruik, of de inhoud van de koelkast en de wasmand. Er staan wel nadelen tegenover. Wie een volledig eigen inkomen heeft, gaat er financieel op vooruit wanneer men de eigen woning opgeeft. Daarmee is er een financiële prikkel om zuinig om te gaan met woonruimte, wat in Nederland nog altijd een schaars goed is. Wanneer men uitgaat van de feitelijke leefsituatie, is die prikkel er ook voor mensen in de bijstand of de AOW, wanner men uitgaat van de woonlasten valt die weg. Voor mensen in de bijstand kan zelfs een omgekeerde prikkel optreden, omdat bij samenwonen met iemand met een eigen inkomen het recht op bijstand volledig wegvalt, terwijl de AOW alleen van 70% naar 50% van het sociaal minimum gaat. Het aanhouden van woonruimte alléén om een hogere uitkering te behouden is dan minder aantrekkelijk.
Dit zou ervoor kunnen pleiten bij de AOW en bij de bijstand niet hetzelfde criterium te kiezen voor het zijn van alleenstaande. Bij de AOW zou dan het dragen van de lasten van een eigen woning cruciaal zijn, bij de bijstand het feitelijk samenwonen. AOW’ers zijn dan verlost van inbreuken op hun privacy door de Sociale Verzekeringsbank, maar bijstandsgerechtigden moeten onderzoek naar hun feitelijke leefsituatie blijven accepteren. Dat laatste is niet prettig, maar een uitvloeisel van het feit dat de bijstand nu eenmaal bedoeld is voor uitzonderingsgevallen, terwijl de AOW een voorziening is die voor iedereen geldt die boven de 65 is.
Voor Bets had het betekend dat ze haar eigen appartement had mogen aanhouden zonder financiële repercussies. Maar ze had dan wel weer gas en energie moeten laten aansluiten.

In Sociaal bestek december 2007

De documentaire is door het publiek ter gelegenheid van het IDFA als één na beste documentaire van na 1945 aangemerkt.

De documentaire is te zien op www.dekeuzevandekijker.nl/results.php?view=2 (situatie december 2007).


[i] J.C. van der Heiden, ‘De grootste pretfiguur van Leiden leeft om te lachen’, in Leids Nieuwsblad 5.8.1981.
[ii] P. Bordewijk, Tussen wonen en zorg – 45 jaar Stichting tot Exploitatie van bejaardencentra in Leiden. Leiden 2007: Libertas Leiden.
[iii] P. Bordewijk, ‘Het grotestedenbeleid’, in Jaarboek Overheidsfinanciën 2007, hfdst. 9. Den Haag: Sdu.