Zoek op trefwoord :
Liever Turks dan homo
Verschenen in 'Intermediair' - 21-09-2000

Vorige week heeft de Tweede Kamer het homohuwelijk goedgekeurd. Opmerkelijk was hoe het CDA hiermee worstelde. Drie CDA’ers stemden voor, maar zij moesten daar toestemming voor hebben van fractievoorzitter De Hoop Scheffer. Er was ook één PvdA-kamerlid dat uit de boot viel door tegen te stemmen, maar ik heb nergens gelezen dat die daarvoor toestemming van Melkert nodig had.

De gang van zaken in het CDA staat op gespannen voet met art. 67 lid 3 van de Grondwet: “De leden stemmen zonder last.” Ik vraag me af wat er was gebeurd wanneer iemand uit het CDA zich niets van De Hoop Scheffer had aangetrokken. Zou die dan uit de fractie gezet zijn? Lekker fris.

De gang van zaken binnen het CDA zegt iets over de mate waarin van politici gevraagd wordt hun eigen mening onder de pet te houden, maar ook over hoe moeilijk het CDA het heeft om zijn houding te bepalen tegenover de modernisering van de maatschappij.

Het CDA ziet de oude vertrouwde kerkelijke aanhang steeds maar in omvang afnemen. Daarom probeert men leden te werven onder andere groepen. Het partijbestuur dringt er bij de afdelingen op aan niet langer meer in parochiezaaltjes te vergaderen. Bij de verkiezingen van 1998 verraste men met wat De Hoop Scheffer noemde ‘een interessante lijst’, met onder andere de snel weer vertrokken Jacques de Milliano.

Het CDA wordt geconfronteerd met een toenemende acceptatie van homoseksualiteit, ook bij de traditionele aanhang. Die loopt weg met Jos Brink. Juist homoseksuelen die het CDA trouw zijn gebleven, zullen behoefte hebben aan het homohuwelijk. Die hechten nog aan een monogame relatie waarbij het elkaar trouw beloven ten overstaan van de gemeenschap hun seksualiteit legitimeert. En anders hun familie wel.

Bij GroenLinks verwacht je dat veel minder. Daarom zou het CDA juist op moeten komen voor het homo-huwelijk, terwijl je zou verwachten dat GroenLinks het enigszins zou ridiculiseren. Maar kennelijk zijn de oude vormen en gedachten binnen het CDA nog niet gestorven, en wint als het om het homohuwelijk gaat, de bijbel het van het gezinsdenken.

Maar er zijn wellicht ook electorale motieven. De kleine christelijke partijen proberen kiezers te werven onder CDA’ers van de oude stempel. En het CDA heeft ook een nieuwe doelgroep op het oog. Veel allochtone kiezers spreekt het familiedenken van het CDA aan. Maar die moeten niets hebben van homoseksualiteit.

Eigenlijk staan zij in hun opvattingen het dichtst bij de kleine christelijke partijen. Die hechten echter veel te sterk aan hun exclusief christelijke karakter om aantrekkelijk te zijn voor islamitische kiezers, ook al is men in die kring vanouds liever Turks dan Paaps.

Het CDA is veel flexibeler. Met onnavolgbare Jezuïtische redeneringen presenteert het zich enerzijds als christelijk, terwijl het anderzijds graag iedereen binnenhaalt die het programma onderschrijft, of het nu de agnostische socioloog Zijderveld is, of islamitische Turken en Marokkanen. Maar dan moet men die laatsten wel wat te bieden hebben. Met afwijzing van het homohuwelijk kun je bij die groep leuk scoren.