Zoek op trefwoord :
Zet studenten niet op het verkeerde been
Verschenen in 'Socialisme & Democratie' - 30-08-2006

De Tweede-Kamerfractie van de PvdA heeft ervoor gekozen dat in de toekomst de kosten van het Hoger Onderwijs volledig ten laste komen van de studenten. Om deze kosten te betalen, kunnen zij leningen aangaan, die worden kwijtgescholden wanneer zij na hun afstuderen onvoldoende verdienen. Op die manier wordt een eind gemaakt aan een vorm van inkomensoverdracht van arm naar rijk: de gemiddelde belastingbetaler verdient immers minder dan de gemiddelde academicus. Het argument is hetzelfde als bij de hypotheekrente-aftrek en de fiscalisering van de AOW-premie.
Toch denk ik dat men bij het Hoger Onderwijs voorzichtig moet zijn met dit argument. In de eerste plaats reduceert het kennis en wetenschap tot strikt economische goederen, zonder culturele dimensie. De overheid toont zich onverschillig of achttienjarigen gaan studeren, de onzichtbare hand van Adam Smith moet daarbij maar zijn werk doen. Dat is in strijd met de sociaal-democratische traditie, zoals die ook in het beginselmanifest van vorig jaar tot uitdrukking komt (3.2.12). Dat stelt dat wetenschap en cultuur een waarde in zichzelf hebben, los van hun economische betekenis.
In de tweede plaats gaat men ervan uit, dat achttienjarigen in staat zijn om als een ondernemer die een investering overweegt een goede kosten-baten analyse te maken in verband met hun studie. Het gaat daarbij om keuzes die zij maar eenmaal kunnen doen, terwijl de beroepsperspectieven bij bijna elke studie onzeker zijn. Wat dat betreft is het sluiten van een lening voor een studie niet te vergelijken met een lening voor de aankoop van een huis. Dat huis kun je als het niet bevalt weer verkopen, met de tijdens de studie opgedane kennis is dat niet mogelijk, ook niet wanneer hij wel als productiefactor kan worden beschouwd.
Daar staat dan wel tegenover dat als het tegenvalt de lening niet hoeft te worden terugbetaald, maar dat is geen plezierig perspectief. Het brengt de afgestudeerde in de positie van iemand die zijn verplichtingen niet na kan komen, en dat is oneervol. Het is zoiets als een faillissement of een beroep op de schuldhulpverlening. In sommige allochtone groepen zal men daar nog veel zwaarder aan tillen. Omdat de terugbetaling afhankelijk wordt van het inkomen, wordt de armoedeval voor slecht verdienende afgestudeerden een stuk hoger. En er is al aangekondigd dat in gezinnen waar slechts een van de partners werk heeft, de ander beide studieschulden zal moeten aflossen. Dat alles zal je je moeten realiseren wanneer je op je achttiende je diploma HAVO of VWO haalt.
Wanneer je uitgaat van een rationele keuze door de afgestudeerden van HAVO en VWO, zullen zij zich naarmate de studieschuld hoger is, nog slechts laten verlokken om te gaan studeren, wanneer daar ook een hogere beloning tegenover staat. Vanwege het risico zal men bij een rationele afweging pas tot de investering bereid zijn, wanneer de extra inkomsten hoger zijn dan de extra lasten als gevolg van de aflossing van de hogere studieschuld. Je belegt alleen in aandelen wanneer je daarop een hoger rendement verwacht dan op obligaties. Die hogere beloning zal in veel gevallen door de overheid betaald moeten worden: economen, musici, leraren, onderwijzers, medici en verpleegkundigen werken nu eenmaal meestal in de collectieve sector.
Het voorgestelde stelsel is erop gericht aankomende studenten beter te doen nadenken of ze wel zullen gaan studeren, maar de barrière die dat opricht is niet voor iedereen even hoog. Wie toch al niet vertrouwd is met universiteiten en hogescholen, zal sterker geremd worden door het perspectief van een hoge studieschuld. De ervaring leert ook dat studenten uit een academisch milieu minder risico lopen werkloos te worden en hun schuld daardoor niet af te kunnen betalen. Echt rijke ouders of grootouders, met meer dan een ministerssalaris, zullen de studiekosten zelf willen betalen, zodat studenten uit die milieus minder aarzeling zullen hebben om te gaan studeren. Een stelsel van hoge studiekosten doet daarmee afbreuk aan het beginsel van gelijke kansen.
Maar het stelsel zal ook bevorderen dat nog meer dan nu al het geval is, studenten kiezen voor studies die weinig eisen stellen zodat er veel tijd is voor baantjes, waarmee men dan tegelijkertijd lager opgeleiden verdringt.

Die studies kunnen wellicht ook goedkoper worden aangeboden. De kosten per student zijn in de rechtenfaculteit al snel lager dan die bij de opleiding voor analist, om maar niet te spreken van de kleine letteren met hun kleine aantal studenten. Daarbij is het - omgekeerd - niet zo, dat dure studies ook leiden tot hogere salarissen, afgezien van een aantal medische specialismen. Echte veelverdieners zijn dat niet omdat ze een dure studie gevolgd hebben, maar door een combinatie van intelligentie, geluk, sociale vaardigheden en hun netwerk. Traditioneel besteden veel studenten dan ook meer tijd aan dat laatste dan aan het volgen van onderwijs.
Wie een echt dure studie volgt, zal dat vaak niet terugzien in een extra beloning. Vaak zal hij na zijn studie in een beroep terecht komen waar hij het eerder moet hebben van zijn academische habitus dan van zijn specifieke vakkennis. Toch is het voor Nederland essentieel dat universiteiten beschikken over kenniscentra op allerlei terreinen, ook wanneer er voor de afgestudeerden op dat terrein weinig functies voorhanden zijn. Geïnteresseerde studenten moeten zich toch kunnen permitteren voor zo'n studie te kiezen.
Ten slotte is volledig in rekening brengen van de studiekosten bij de student in strijd met de intergenerationele solidariteit. De generatie die zelf in belangrijke mate gestudeerd heeft op kosten van de belastingbetaler, weigert om zelf belasting te betalen voor de studie van de volgende generatie.
Volledige betaling van het hoger onderwijs door de studenten leidt tot hogere salarissen van afgestudeerden en dus tot een grotere inkomensongelijkheid, bemoeilijkt de maatschappelijke doorstroming, bevordert een keuze voor gemakkelijke en goedkope studies, is strijdig met de intergenerationele solidariteit, en miskent de culturele dimensie van de wetenschap. Ik hoop dan ook dit voorstel niet terug te zien in het nieuwe verkiezingsprogramma.