Zoek op trefwoord :
Om het behoud van de verzorgingsstaat
Verschenen in 'PvdA Leiden' - 07-05-2006

De discussie over het nieuwe landelijke verkiezingsprogramma is door de recente lezing van Wouter Bos sterk gericht op de houdbaarheid van de verzorgingsstaat door de toenemende vergrijzing. Hoewel dat een belangrijk onderwerp is, wil ik in deze bijdrage aan de interne discussie daarover toch eerst een paar andere problemen noemen waar ik in een nieuw verkiezingsprogramma aandacht voor verwacht:
  • Onze aardgasvoorraad raakt op, tegelijkertijd zien we steeds duidelijker de negatieve effecten van het verstoken van fossiele brandstoffen op het milieu. Valt dat duurzaam op te lossen met een geliberaliseerde energiemarkt, of vraagt het een veel sterkere sturing? En op welk niveau vindt die sturing dan plaats, het nationale of het Europese?
  • Hoe beschermen we ons zelf tegen een hogere zeespiegel en tegen rivieren die af en toe veel meer regenwater afvoeren?
  • Wanneer ik verhalen lees over kinderen die maanden op uithuisplaatsing moeten wachten, omdat er onvoldoende capaciteit is, schaam ik mij Nederlander te zijn. Wat doen we daaraan?
  • Spreken we ons onomwonden uit voor een generaal pardon voor asielzoekers in Nederland die hier onder de oude regeling gekomen zijn?
  • Wat gaan we doen tegen de reorganisatiedrift en de bureaucratische regeldruk in het onderwijs en de zorg, zonder weer een nieuwe bureaucratie in het leven te roepen? En hoe zorgen we daarbij dat het vak van leraar weer in aanzien komt?
  • Hoe verbeteren we de positie van de minima zonder de armoedeval te vergroten?
En dan nu de vergrijzing. Die levert serieuze problemen voor de betaalbaarheid van de AOW en de zorg. Door ons pensioenstelsel is dat probleem in Nederland minder groot dan in omringende landen, maar het is er wel. De belastingopbrengst op pensioenen is niet genoeg: die is ook nodig voor het gewone gebruik dat gepensioneerden maken van overheidsvoorzieningen. Daarom moet de basis voor belasting en premieheffing verbreed worden, en wat dat betreft is het prima om de hypotheekaftrek te beperken en rijkere gepensioneerden meer te laten meebetalen aan de AOW.
Ik zou ook de gedachte achter het AOW-spaarfonds nieuw leven inblazen. Dat betekent dat we de komende tijd collectief sparen door een structureel overschot op de rijksbegroting. Het geld moet dan wel zodanig worden ondergebracht dat het t.z.t. gebruikt kan worden zonder dat we in conflict komen met Europese regels.
Voor het dragen van de vergrijzingslast is verhoging van de arbeidsparticipatie heel belangrijk. Op zichzelf gaat het daar heel goed mee. Ik zou afblijven van wat er nog over is van mogelijkheden om vervroegd uit te treden, maar het mensen gemakkelijker maken om te blijven werken wanneer ze dat zelf willen, en ook om boven de vijftig nog een nieuwe baan te vinden. Lang niet in elk beroep hoeft het vanzelfsprekend te zijn dat je op je 65ste met pensioen gaat. Maar men moet dan niet langer smalend over vergrijzende organisaties praten.
Je moet dan zorgen dat er een goede ontslagbescherming blijft; voor wie 65 wordt zou juist ontslagbescherming in het leven moeten worden geroepen. Wouter Bos was daar trouwens in zijn lezing veel genuanceerder over dan in de pers is gekomen. Maar de politiek zal ook het goede voorbeeld moeten geven: hoeveel mensen boven de vijftig heeft de PvdA zelf de afgelopen tijd aangesteld?
Er zijn twee voorstellen van de huidige Kamerfractie waarvan ik hoop dat ze niet in het verkiezingsprogramma komen. Het klinkt heel links om boven een bepaald bedrag pensioenpremies niet langer aftrekbaar te maken, maar dat betekent ook dat er over het gedeelte van het pensioen dat uit die premies betaald wordt, later geen belasting meer hoeft te worden betaald. En die belasting hebben we in de toekomst nu juist nodig.
Ik ben er ook tegen om de collegegelden nu weer verder te verhogen en studenten te dwingen meer te lenen. Achttienjarigen met een HAVO- of VWO-diploma worden zo in de rol van geduwd van een ondernemer, die een bedrijfsmatige afweging moet maken tussen de financiële baten en lasten van een studie. Dat is op zichzelf al in strijd met ons prachtige nieuwe beginselprogramma, dat kunst en wetenschap waarde in zichzelf toekent (3.2.12).
Maar het heeft ook allerlei ongewenste gevolgen. Wie van school komt zal er eerder voor kiezen direct te gaan werken, vooral wie geen beroep op zijn of haar ouders kan doen, of uit een cultuur komt waarin het niet terug betalen van je schulden je zwaar wordt aangerekend. Meer nog dan nu zal men kiezen voor studies die zich met werk laten combineren, en dus tegen bèta-studies. Daarmee help je de kenniseconomie niet vooruit.
Studies staan ook niet garant voor een hoog inkomen. Als wethouder verdiende ik meer dan toen ik medewerker was bij de universiteit, maar maakte ik toch minder gebruik van wat mij tijdens mijn studie onderwezen was. Je kunt wel stellen dat de slager op de hoek niet hoeft me te betalen aan de studie van Mr Moszkowicz, maar van mij mag Herman Heinsbroek best meebetalen aan de opleiding van toekomstige leraren. Het fractiestandpunt betekent bovendien dat juist de generatie die geconfronteerd wordt met de hoogste vergrijzingslast, ook nog eens hoge studieschulden moet aflossen, terwijl dat voor de generatie die nu aan de macht is veel minder geldt.

Zie voor een discussie hierover: www.leiden.pvda.nl/nieuwsbericht/2792 .