Zoek op trefwoord :
Klant betaalt winst verkoop elektriciteitsbedrijven
Verschenen in 'Overheidsmanagement' - 16-11-2005

Bestuurders van gemeenten en provincies met aandelen in elektriciteitsbedrijven hebben dollartekens in hun ogen. Zij hebben hun oude energiebedrijf ingebracht in constructies met fantasienamen als NUON en Eneco, en willen nu de aandelen in die bedrijven verkopen. Dat moet geld op leveren, veel geld, en daarmee kunnen ze leuke dingen doen voor de mensen.
De vraag is echter waar dat geld vandaan komt. Dat hangt er uiteraard vanaf, hoe de waarde van de aandelen berekend wordt. Wat dat betreft zijn er twee mogelijkheden. De ene is dat de waarde overeenkomt met de verwachte winstuitkeringen in de toekomst. Die waarde kan hoger zijn dan wat er nu in de boeken staat, en men kan het overschot gebruiken voor eenmalige uitgaven. Daar staat dan echter wel tegenover, dat men de toekomstige winstuitkeringen misloopt. Je kunt dan niet zeggen dat de gemeente of provincie die de aandelen verkoopt rijker wordt van de transactie, hoogstens dat deze onzekere inkomsten in de toekomst inruilt voor een verzekerde opbrengst nu.
De opbrengst van de transactie kan dan worden toegevoegd aan de algemene reserve, en dat maakt het mogelijk om oude leningen af te lossen. Dat is ook nodig, want de lagere rentelasten moeten compensatie bieden voor het wegvallen van de winstuitkering. Wanneer de waarde van de aandelen gebaseerd is op een constante winstuitkering, vallen deze twee precies tegen elkaar weg.
Het kan ook zo zijn, dat bij de berekening van de aandelen wordt uitgegaan van een jaarlijks stijgende winstuitkering. Die kan worden gerealiseerd wanneer het bedrijf niet de volledige winst uitkeert, maar een deel daarvan in kas houdt, zodat het kan worden gebruikt als intern financieringsmiddel. De daarmee gefinancierde investeringen leveren dan rendement op zonder dat daar rentelasten tegenover staan. Het gevolg daarvan is dat de winst toeneemt, en dus ook de uitkering aan de aandeelhouders van jaar op jaar kan stijgen.
In zo'n situatie neemt de waarde van de aandelen ook van jaar op jaar toe, al komt dat niet tot uitdrukking in de gemeentelijke of provinciale balans, omdat daarin de verwervingswaarde moet worden opgenomen. Eigenlijk is dat laatste een inbreuk op het beginsel dat de balans een zo goed mogelijk inzicht moet geven in de actuele vermogenspositie. Maar men kan wel van jaar op jaar investeringen financieren met de verhoging van de winstuitkering als dekking voor de kapitaallasten.
Verkoop van de aandelen maakt dan een boekwinst mogelijk, maar die boekwinst is dan toch niets anders dan de gekapitaliseerde waarde van toekomstige winstuitkeringen die men door de verkoop van de aandelen misloopt. Voor de door de winstuitkeringen gedekte kapitaallasten moet men dan een andere dekking zoeken. Rijker wordt men er niet van.
Dat is wat anders wanneer men een opbrengst verkrijgt die hoger is dan de contante waarde van de te verwachten winstuitkeringen. Zo'n opbrengst kan alleen gerealiseerd worden – aannemend dat de verkrijger rationeel handelt – wanneer de verkrijger in staat is meer winst te maken dan de huidige eigenaar. Bij de verkoop van kabeltelevisienetten in de jaren negentig was dat de situatie. In de kabelwereld heerste toen een goudkoorts, vanwege de gigantische mogelijkheden die de kabelnetten zouden bieden voor 'nieuwe diensten', vooral internet-achtige toepassingen.
In de praktijk bleek dat hard tegen te vallen, en zaten de nieuwe eigenaren met de gebakken peren. Om toch nog wat terug te verdienen van hun investering verhoogden zij de kabeltarieven meer dan anders nodig was geweest. Zo moesten de abonnees opdraaien voor de winsten waarmee de gemeenten hun kabelnet verkocht hadden.
Leden van gemeenteraden en provinciale staten moeten dan ook heel kritisch kijken naar voorstellen om aandelen in energiebedrijven te verkopen. Wanneer de prijs overeenkomt met de contante waarde van de te verwachten winstuitkeringen wordt men van zo'n transactie evenmin rijker als bij verkoop van het tafelzilver. Wanneer de prijs hoger is, moet de volksvertegenwoordiging zich afvragen waar de hogere winst in de toekomst vandaan komt, die maakt dat verkrijger die hogere prijs wil betalen.
In theorie kan dat een hogere efficiency zijn, maar sinds de vorming van de conglomeraten in de energiesector klagen de werknemers al steen en been over de hoge werkdruk. Meer voor de hand ligt dat de verkrijger verwacht in de toekomst een hogere winstmarge te kunnen hanteren. Net als bij de kabeltelevisie wordt dat dan door de klant betaald.
Verkoop van een netwerk is dan equivalent met belastingverhoging. Daar kunnen op zichzelf goede redenen voor zijn. Maar de last van de hogere tarieven moet dan net als bij een echte belastingverhoging expliciet worden afgewogen tegen het nut van de investeringen die men met de opbrengst van de verkoop denkt te gaan doen. Gratis geld bestaat niet. Voor wie dat nog niet wist heeft de verkoop van de kabeltelevisienetten dat wel geleerd.

In Overheidsmanagement november 2005