Zoek op trefwoord :
Liever grijsharig dan kortzichtig
Verschenen in 'Overheidsmanagement' - 23-10-2005

In mijn jeugd was er een generatieconflict. Veel jongeren verloren hun godsgeloof, en gingen op zoek naar andere normen en waarden dan ze van huis uit hadden meegekregen. Katholieken en gereformeerden omarmden het socialisme, maar kinderen uit een traditioneel sociaal-democratisch milieu gingen de Telegraaf lezen. Er ontstond een veel vrijere seksuele moraal, maar er kwam ook meer oog voor de nadelen van een ongeremde economische groei. Jongeren hadden hun eigen muziek en gingen zich ook anders kleden: 'liever langharig dan kortzichtig'.
We hebben veel aan deze tijd te danken, al was het maar de manier waarop homoseksuelen voor hun geaardheid kunnen uitkomen. Ook in de meest burgerlijke milieus presenteren mannen zich tegenwoordig met hun man of vriend. Maar er is ook veel misgegaan: drugsgebruik en criminaliteit zijn veel te lang gebagatelliseerd. In de tijd dat Wim Kok nog de buikspreekpop was van Arie Groenevelt, stelde de vakbeweging veel te hoge looneisen, met de gigantische werkloosheid uit de jaren tachtig als gevolg. Juist hun ruimdenkendheid ontnam de babyboom generatie het zicht op de vrouw- en homo-vijandige cultuur die veel islamitische migranten uit hun geboorteland hadden meegebracht.
Intussen is er weinig van het generatieconflict overgebleven. Ook ouderen lopen in vrije-tijdskleding, en laten zich bij de voornaam noemen. Kinderen blijven weer langer thuis wonen, want daar heb je een gratis kamer met pension, en mag je zo laat thuis komen als je wilt. Er zijn ook al geen beperkingen aan dames- of herenbezoek.
Maar er dreigt nu een nieuw generatieconflict. Dit nieuwe generatieconflict gaat niet om normen en waarden, het nieuwe generatieconflict gaat om de centen. Vakbondsbonsjes en leden van politieke jongerenorganisaties proberen zichzelf in de kijker te spelen door een punt te maken van de baten en lasten van allerlei collectieve regelingen voor verschillende generaties. Daarbij moeten vooral de babyboomers het ontgelden: die zijn met veel, en laten de rekening voor hun AOW achter voor volgende generaties.
Ik denk dat dit soort berekeningen heilloos is. Jarenlang zijn mensen 65 geworden met recht op een AOW-uitkering, zonder dat ze hun hele leven daar premie voor hadden betaald. Alleen de ambtenaren hadden het nakijken: die zagen de AOW 'ingebouwd' in het pensioen waar ze toch al recht op hadden. De babyboomers zijn nu juist de eerste generatie die nagenoeg van het begin af premie betaald heeft voor een volledige AOW.
Het zijn de vooroorlogse generaties die extra van de AOW geprofiteerd hebben. Dat zijn ook de generaties voor wie vanaf 1980 steeds luxere prepensioenregelingen in het leven zijn geroepen. Die regelingen worden nu echter juist snel ingeperkt. Alleen bij de ambtenaren is de eerste generatie babyboomers nog voor de bui binnen. Daarmee kun je overigens nog niet zeggen dat de later babyboomers niet van de uittree-regelingen geprofiteerd hebben: ze werden juist in het leven geroepen om jongeren aan het werk te helpen.
Daarmee komen we op een ander verschil tussen generaties. De ene generatie betrad de arbeidsmarkt onder veel gunstiger condities dan de andere. Verschillen daardoor zijn vaak moeilijk in te halen: kennis veroudert, en veel werkgevers geven de voorkeur aan een pas-afgestudeerde boven iemand die al en paar jaar werkloos is.
Maar verschillende generaties zijn ook onder verschillende omstandigheden opgegroeid. Ik ben zelf tijdens de bezetting geboren, dus nog voor de babyboom. In mijn jeugd mochten jonge echtparen al blij zijn wanneer ze een eigen huis hadden, laat staan dat elk kind over een eigen kamer kon beschikken. Uit mijn studententijd herinner me nog het gekleum 's ochtends voor de kachel, want de meest studentenkamers hadden geen centrale verwarming. Studenten keken ook geen televisie, gebruikten een telefoon op de gang alleen wanneer dat echt nodig was, en douchten in het weekend bij hun ouders thuis.
Daar stond dan weer tegenover dat het collegegeld maar ƒ 200 per jaar was, en dat je dat maar vier jaar hoefde te betalen. Maar van de generatie die daarvan gebruikte maakte, gingen er er veel minder studeren dan tegenwoordig. Dat kwam ook omdat je om te kunnen studeren op school veel harder moest werken dan nu. Wie toen het diploma MULO-B haalde kon beter in het Frans en Duits communiceren dan een hedendaagse doctorandus in de communicatiewetenschappen.
Intergenerationeel boekhouden heeft dus niet zoveel zin. Met de betaalbaarheid van de AOW valt het ook reuze mee, omdat het Rijk door de uitgestelde belastingheffing op pensoenen een geweldige spaarpot heeft opgebouwd. We moeten alleen de verleiding weerstaan om de extra belasting die de gepensioneerden gaan betalen te gebruiken om de belasting voor anderen te verlagen.
Daarom zeg ik tegen al die mensen die hopen zich omhoog te werken door het conflict tussen de generaties op te stoken: liever grijsharig dan kortzichtig!

In: Overheidsmanagement november 2005