Zoek op trefwoord :
De twee Harries
Verschenen in 'Overheidsmanagement' - 19-01-2005

Waarom moet ik bij het onderwerp programmabegroting toch de hele tijd aan Georgina Verbaan denken? Is dat omdat zij voor haar foto's in de Playboy betaald wordt op basis van het aantal verkochte exemplaren? Dat past toch eerder bij de productbegroting, want het aantal exemplaren dat van de Playboy wordt verkocht zegt nog niets over de maatschappelijke effecten.
De associatie tussen Georgina Verbaan en de programmabegroting kwam pas bij mij op tijdens het congres Werken met de programmabegroting op 15 december j.l., georganiseerd door Elsevier Congressen. De foto's van Georgina hadden in de roddelpers een brede maatschappelijke discussie opgeleverd over de echtheid van haar twee 'Harries', en laten de inleidingen op dat congres nu ook verzorgd worden door twee Harries, twee gepromoveerde Harries waarvan de echtheid niettemin buiten kijf stond: Dr Harry Aardema en Dr Harry Puts.
Aardema sloot aan bij zijn onderzoek over de resultaten van het BBI proces, waarop hij gepromoveerd is. Zijn conclusie toen was dat de begrotingen wel verbeterd zijn, maar dat dat geen betere sturing opleverde, maar wel veel 'bedrijfsmatige schijnbewegingen'. Voor de programmabegroting verbond hij daar de conclusie aan, dat het vooral ging om 'verbindend leiderschap' bij de uitvoering. De programmabegroting moet inspirerende doelstellingen bevatten, en daarom niet gebaseerd zijn op de hoofdfuncties maar op ambities. Die ambities moeten niet door de staf maar door de gemeenteraad worden bepaald.
Ook Puts ging uit van kritiek die hij eerder op de productbegroting had geformuleerd. Dat was te veel een kunstje van Financiën, terwijl de belangrijkste beslissingen in een ander circuit werden genomen, vooral bij het vaststellen van beleidskaders. Daarom zag hij in de programmabegroting een nieuwe kans, omdat die de mogelijkheid geeft in de begroting datgene op te nemen wat per beleidskader is afgesproken. Ook pleitte hij voor eerherstel voor de financiële sturing, die naar zijn mening in de productbegroting te veel ontbrak. Waar hij niet op inging was hoe gedetailleerd die financiële sturing dan moet zijn, en of een gemeenteraad wel uit de voeten kan met een begroting waarin niet meer dan twaalf bedragen worden geautoriseerd, zoals BZK en allerlei consultants dat willen.
Wat dat betreft was een presentatie over het gebruik van de programmabegroting in Venlo onthutsend. Wethouder Van der Zwaag vertelde dat men een programmabegroting wilde om aan te sluiten bij het Grote-Stedenbeleid, maar ook om aan te geven wat men in Venlo nu echt belangrijk vond.
Maar toen moest er bezuinigd worden. Daarbij koos men een procedure waarbij alle fracties afzonderlijk konden aangeven waarop dat in ieder geval niet moest gebeuren, en waarop desnoods dan maar wel. Die vraag werd echter niet ten aanzien van de programma's gesteld, maar ten aanzien van de functies die we nog slechts terugvinden in de 'informatie voor derden'. "De raad heeft niets aan een programmabegroting", luidde de verklaring van raadslid Aldewereld. Dat had ik eerder beweerd, maar het deed mij goed dat nu bevestigd te horen.
Het blijkt ook uit een bericht in de Volkskrant van 20 december j.l. over de besluitvorming van de Amsterdamse gemeenteraad over de cultuurbegroting. Daarbij werden Carré en Toneelgroep Amsterdam met in totaal € 1,2 miljoen gekort ten gunste van dertien andere instellingen. Daarmee gaven de raadsleden invulling aan hun volksvertegenwoordigende en amenderende rol. Elzinga moet daar heel tevreden over zijn: wethouders zijn niet meer door hun lidmaatschap van de fractie in staat dat soort verschuivingen tegen te houden, en het wordt door hun collega's ook niet meer verwacht. Zo gaat het in de Tweede Kamer ook. Dat is dualisme.
Volgens BZK zou de Amsterdamse gemeenteraad zich echter niet met afzonderlijke subsidies moeten bezighouden. Volgens de theorie van de programmabegroting zou dualisme impliceren dat de raad zich moet beperken tot vaststelling van het totale kunstbudget, met daarbij een of andere doelstelling inzake cultuurparticipatie. Het college zou dan moeten bepalen aan welke instellingen men subsidie geeft om die cultuur participatie te bereiken. Dat kunnen raadsleden ten minste overzien!
Men is bij BZK nu bezig de programmabegroting te evalueren. Ik hoop dat men zich daarbij niet laat leiden door allerlei krijtgestreepte stoorzenders die hun eigen opvattingen over hoe het zou moeten laten prevaleren boven hoe het er in de echte mensenwereld aan toe gaat. De ervaringen in Venlo en Amsterdam leren dat dan zal blijken dat die hele programmabegroting niets anders is dan de nieuwe kleren van de keizer. En daarbij moet ik dan toch weer aan Georgina Verbaan denken.

In Overheidsmanagement januari 2005