Verschenen in 'PvdA Leiden' - 17-03-2004
De sociaal-democratie is ontstaan uit verzet tegen de uitbuiting door de fabriekseigenaren in de negentiende eeuw. De commissie De Boer heeft gelijk dat de sociaal-democratie zich daarbij vooral richtte op de private sector. Dat ging echter juist om verdelingsvraagstukken, en om inkomensbescherming voor wie door ziekte of gedwongen werkloosheid buiten het arbeidsproces kwam te staan. Daarnaast wilden de sociaal-democraten goed onderwijs en goede gezondheidszorg voor iedereen, en zagen ze volkshuisvesting nadrukkelijk als een taak voor de overheid. Wie bouwt? Wibaut!
Voorzover de klassieke sociaal-democratie zich richtte op productievraagstukken, pleitte zij voor socialisatie, omdat dat tot grotere efficiency zou leiden. Daar geloven we niet meer in. Toch is er in de PvdA nog steeds een neiging om met een scheef oog te kijken naar mensen die verantwoordelijkheid dragen in het particuliere bedrijfsleven, of daar aandelen in hebben. Die neiging, daar moeten we vanaf.
Dat betekent niet dat alles maar geprivatiseerd moet worden. Vanuit de behoefte om ideologische veren af te schudden, is de PvdA hier veel te sterk in meegegaan. Liberale kretologie won het van doordachte economische analyses. Daardoor zijn onder verantwoordelijkheid van sociaal-democraten bedrijven geprivatiseerd die honderd jaar geleden door verstandige liberalen in overheidshanden waren gebracht.
De verdeling van het inkomen dat in de bedrijven verdiend wordt, zal altijd een punt van aandacht blijven. Het is nu eenmaal zo dat wanneer een te groot deel van dat inkomen naar de factor arbeid gaat, bestaande bedrijven het loodje leggen en nieuwe investeringen onvoldoende rendabel zijn. Gedurende de afgelopen zestig jaar heeft dat de Nederlandse vakbeweging zich dat goed gerealiseerd, met uitzondering van de jaren zeventig, toen Wim Kok functioneerde als de buikspreekpop van Arie Groenevelt.
Maar juist wanneer we van werknemers vragen dat ze collectief hun aanspraken op hun deel van het bedrijfsinkomen matigen, moet dat ook gelden voor het kleine clubje aan de top dat toch al niets te klagen heeft. De PvdA moet duidelijk stelling nemen tegen het kleptocratencircuit, als onderdeel van de discussie over normen en waarden in onze maatschappij. Prominente PvdA'ers die commissaris worden bij een groot bedrijf moeten hun afkomst niet verloochenen. Dat geldt a fortiori bij beslissingen over topinkomens in de publieke sector. De steeds grotere inkomensverschillen moeten ook gematigd worden door de progressie binnen de inkomstenbelasting in ere te herstellen, en een eind te maken aan mogelijkheden om de effecten van die progressie weer te ontlopen, zoals bij de hypotheekaftrek.
Naarmate er makkelijker gepraat wordt over het ontslaan van mensen, wordt inkomensbescherming steeds belangrijker. Er moet een fatsoenlijk minimumniveau zijn, maar ook bescherming tegen een al te grote inkomensterugval voor wie niet meer kan werken. Ooit was dat een zaak van de vakbonden, maar sinds de introductie van het begrip collectieve lastendruk door het kabinet Den Uyl - waarvan vooral de rechtse maatregelen beklijfd zijn - worden WW en WAO beschouwd als kostenposten op de begroting van de minister van Sociale Zaken, en wordt daar voortdurend op bezuinigd.
Bij kortdurende ziekte wordt je salaris volledig doorbetaald. We vinden het zelfs nodig dat je werkgever elke maand een deel van je salaris inhoudt om dat eind mei bij wijze van vakantietoeslag uit te betalen. Van eigen verantwoordelijkheid gesproken! Maar het grote risico van werkloosheid kan alleen collectief gedekt worden, en die dekking wordt steeds slechter. Dat is vooral bedreigend voor de middengroepen. Die gaan er het meest op achteruit wanneer ze in de bijstand terecht komen, en moeten eerst hun huis opeten of krijgen helemaal geen uitkering omdat hun partner werkt.
Tegelijkertijd wordt het ontslagrisico voor ouderen steeds groter. Men wil af van het principe last in first out. De beruchte babyboomgeneratie zal het waarschijnlijk nog wel redden, maar voor de post-babyboomers is dit zeer bedreigend. De PvdA zal dit veel nadrukkelijker aan de orde moeten stellen voordat een nieuwe Fortuijn er met dit issue vandoor gaat. De plotselinge opkomst van de Ouderenpartij in 1994 heeft laten zien dat zoiets verre van denkbeeldig is.
Toch krijgen we sinds de jaren zeventig te horen dat een goed uitkeringsstelsel een veel te grote belasting voor de economie is, en sinds 1989 verkondigt de PvdA dat ook. Natuurlijk, het stelsel moet eerlijk zijn en er moet krachtig worden opgetreden tegen fraude. Maar het stelsel van sociale zekerheid heeft de economische opleving rond 2000 niet onmogelijk gemaakt, en de economische ineenstorting daarna komt toch echt niet omdat mensen massaal ontslag hebben genomen vanwege het riante uitkeringsstelsel. De meeste ontwikkelingslanden kennen helemaal geen sociale uitleringen, en daar gaat het echt niet beter.
De PvdA moet benadrukken dat een goed sociaal stelsel niet alleen in het belang is van een obscure categorie medeburgers die als de sociaal zwakkeren worden aangeduid, maar noodzakelijk is voor de inkomensbescherming van iedereen die geen Boonstra of Moberg heet. Dan komt met onze aanhang onder de middengroepen ook wel goed, ook in de private sector.
Deze column maakt deel uit van het project 21 x kleur bekennen van de afdeling Leiden van de PvdA, waarin door steeds een andere auteur wordt ingegaan op de 21 dilemma's voor de sociaal-democratie die zijn geformuleerd door de Commissie De Boer.
Meer hierover op www.leiden.pvda.nl