Zoek op trefwoord :
Thuiszorg is de NS niet
Verschenen: 19-03-2003

Privatisering van overheidsvoorzieningen is de laatste tijd terecht in een kwaad daglicht komen te staan. De NS is daarbij steeds meer de maat aller dingen. Het idee dat meerdere bedrijven treinen over dezelfde rails zouden laten reizen is onzinnig gebleken, maar heeft wel een organisatorische scheiding teweeg gebracht tussen railbeheer en treinenloop die afbreuk doet aan de bedrijfsvoering. Het is niet de enige reden dat treinen uitvallen of niet op tijd zijn, maar speelt wel een belangrijke rol.

Jarenlang werd daar tegenover het voorbeeld gesteld van de telefoon, waar privatisering wel tot concurrentie heeft geleid, maar sinds de KPN op het randje van het faillissement balanceert hoor je dat minder vaak. Wel is er voortdurend gedonder over de tarieven die KPN mag rekenen. Ook bij de kabel-TV blijkt de privatisering niet tot betere service te leiden. Daar zijn het de gemeenten die geprofiteerd hebben van particuliere bedrijven die onverantwoorde bedragen per aansluiting boden, en die nu zo veel mogelijk bezuinigen om een faillissement af te wenden, ten detrimente van de klanten.

En dan zijn er nog de elektriciteitsbedrijven. Daar heeft men de planning van de opwekkingscapaciteit ingeruild voor de markt, zodat milieubewuste treinreizigers nu reizen op in Frankrijk geproduceerde atoomstroom. Of Frankrijk die stroom ook nog levert wanneer er op een mistige januari-ochtend in heel Europa onvoldoende opwekkingscapaciteit zal blijken te zijn weten we niet. Amerikaanse voorbeelden zijn weinig bemoedigend. Hoe het met het netbeheer moet, is niet duidelijk.

Het klimaat dat zo rond privatisering ontstaan is, maakt dat er nog maar weinig ontvankelijkheid is voor voorstellen om in de gezondheidszorg meer marktgericht te werken. Wat daarbij meestal over het hoofd wordt gezien, is dat de motieven voor overheidsingrijpen in de zorg geheel anders zijn dan die ooit gehanteerd zijn om openbaar vervoer, telefoon en elektriciteitsvoorziening in overheidshanden te brengen.

Nog voor de opkomst van de sociaal-democratie waren het de liberalen die de nutsvoorzieningen in overheidshanden brachten. Dat had te maken met de economische karakteristiek van deze voorzieningen. Het gaat daarbij steeds om monopolies. Er is geen enkele reden dat de overheid de leverantie van water aan zich zou trekken, zolang het geleverd wordt in flessen. Dan kunnen verschillende bedrijven met elkaar concurreren, zowel door de prijs als door het gehalte aan koolzuur en andere stoffen in het water.

Wanneer het water echter door buizen de huishoudens bereikt, kan de consument niet meer kiezen hoe het water smaakt, want iedereen krijgt dan hetzelfde water. Dat gaat via één net, omdat wanneer er eenmaal een buizennet ligt, de kosten voor een tweede net prohibitief hoog zijn. Om te voorkomen dat de eigenaar van zo’n net om de aandeelhouders te gerieven de prijzen te hoog maakt en onverantwoord bezuinigt op de dienstverlening, werden de netten in handen van de overheid gebracht. Hoewel overheden ook niet vies zijn van winstuitkeringen, zijn zij tegelijkertijd politiek verantwoordelijk voor de prijs en de kwaliteit van de dienstverlening. Daarmee krijgt een directeur een wezenlijk andere opdracht.

De reden dat de overheid zich met de gezondheidszorg bemoeit, is echter niet dat het om een natuurlijk monopolie gaat. Behalve in kleine dorpen kunnen meerdere artsen, tandartsen en apotheken afzonderlijk van elkaar functioneren. Vanousher gebeurt dat ook. Waar dat niet kan, heeft ook de kruidenier binnen het dorp geen concurrentie, maar is dat nog geen reden om dan maar een overheidskruidenier aan te stellen. De overheid houdt zich bezig met de gezondheidszorg niet vanwege het monopoliekarakter maar omdat iedereen recht heeft op een goede gezondheidszorg, ook wanneer hij weinig geld verdient. Daarom kennen we een systeem van gedwongen verzekeren.

Dat maakt de gezondheidszorg tot een eigenaardige markt. Op een markt zorgen prijzen ervoor dat vraag en aanbod met elkaar in evenwicht zijn. Een hogere prijs doet de vraag verminderen en lokt meer aanbod uit. Bij de gezondheidszorg is dat eerste niet de bedoeling, maar moet er wel voor voldoende aanbod gezorgd worden. Maar dat wil niet zeggen dat er daarom helemaal geen marktwerking mogelijk is.

Anders dan bij de spoorwegen of het elektriciteitsnet, is heel goed mogelijk aanbieders van zorg te laten concurreren. In een stedelijk gebied geldt dat ook voor ziekenhuizen, verzorgingshuizen en verpleeghuizen. Het geldt daar zeker voor de thuiszorg. Dat kan er toe leiden dat bij een bepaald prijsniveau er meer aanbod optreedt, bij voorbeeld omdat aanbieders verschillen in hun personeelsbeleid en daarmee in totaal meer personeel kunnen verwerven, of omdat de ene aanbieder doelmatiger werkt dan de andere, en zo meer kan presteren. Zorgaanbieders kunnen elkaar ook beconcurreren met de kwaliteit van hun service.

Zorg vraagt niet per definitie grootschalige organisaties, maar kan vaak in kleinschalige organisaties veel beter tot zijn recht komen. Dat geeft zowel de verzorgenden als de cliënten keuzemogelijkheden. De zorg is de NS niet.

In: Overheidsmanagement maart 2003