Zoek op trefwoord :
Utrechtse wethouder moet niet zeuren
Verschenen: 24-01-2003

NRC Handelsblad van 15 november 2002 bevatte een interessante klacht van Jan van Zanen, VVD-wethouder Openbare Ruimte in Utrecht:

“Dertig, veertig jaar geleden zijn miljarden geïnvesteerd in wijken als Kanaleneiland en Overvecht … . Maar toen de feestjes ter gelegenheid van de opening voorbij waren, kregen de gemeenten de taak om de openbare ruimte – parken, straten en pleinen – te onderhouden.

Nou ja onderhouden, daarvoor hebben gemeenten structureel te weinig geld. … met het verloederen van de buitenruimte, verloedert het gedrag van de mensen.

… Daarom moet dit onderwerp veel nadrukkelijker op de agenda worden geplaatst en moeten het rijk en het bedrijfsleven geld vrijmaken voor de openbare ruimte in de grote steden.”

Dat van die agenda, daar kun je het gemakkelijk mee eens zijn. Het is verheugend dat nu eens een VVD-wethouder constateert dat de overheidsmiddelen in Nederland tekort schieten. Van Zanen legt ook terecht een link tussen veiligheid en kwaliteit van de openbare ruimte.

Het is binnen de gemeentepolitiek ook vaak gemakkelijker om nieuwe dingen voor elkaar te krijgen dan het bestaande goed te onderhouden. Politici bouwen liever aan hun eigen mausoleum. Zo ligt er in Utrecht een busbaan waardoor het voor iemand van buiten die een toneelvoorstelling in de Paardenkathedraal heeft bijgewoond, nauwelijks meer mogelijk is om zijn auto de stad weer uit te krijgen. Van het geld dat daaraan is uitgegeven had heel wat onderhoud kunnen worden gepleegd.

Bij de voorbereiding van het verkiezingsprogramma van de PvdA heb ik er wel eens op gewezen, dat er meer geld beschikbaar moest komen voor straatverlichting, maar het lukte mij niet om daarover iets in het verkiezingsprogramma te krijgen, want: “daar moet de gemeente voor zorgen”.

De vraag is, op wiens agenda gezet moet worden dat er meer geld beschikbaar moet komen voor het onderhoud van de openbare ruimte. Van Zanen wil dat op de landelijke agenda zetten, en meer geld van rijk en bedrijfsleven krijgen. Daarom schrijft hij er ook over in NRC Handelsblad.

Je had je ook voor kunnen stellen dat Van Zanen geprobeerd had met een stuk in het Utrechts Dagblad het onderwerp op de Utrechtse agenda te zetten. Maar er zijn wel een paar redenen te bedenken waarom hij dat niet gedaan heeft. Als hij bepleit had dat Utrecht op andere uitgaven zou bezuinigen, had hij onmiddellijk ruzie met zijn collega’s gekregen. Die stellen andere prioriteiten, namelijk die in hun eigen portefeuille.

Van Zanen had ook kunnen bepleiten om de OZB te verhogen. Dan had hij waarschijnlijk ook zijn collega’s op zijn nek gekregen omdat die dan graag ook even wilden vangen. Maar Van Zanen is ook lid van de VVD. En die partij stelt nu juist voor om de OZB af te schaffen. Dan zou het pijnlijk zijn wanneer een VVD-wethouder in de vierde stad van het land juist gaat pleiten voor een verhoging van die belasting.

Toch is het veel beter wanneer Utrecht het probleem probeert op te lossen door verhoging van de eigen inkomsten dan door een nieuwe uitkering van het rijk. Dat laatste levert weer allerlei bureaucratische problemen op, omdat het rijk dan normatief moet gaan vaststellen hoeveel geld elke gemeente nodig heeft om de openbare ruimte volgens landelijk vastgestelde criteria te onderhouden.

Dan moet het rijk ook gaan beoordelen of de Utrechtse dienst Gemeentewerken doelmatig functioneert. Er moet toezicht komen dat het geld op de afgesproken wijze besteed wordt. Dat kan eigenlijk alleen wanneer de nieuwe uitkering niet alleen het geld omvat dat de gemeenten nu tekort komen, maar ook het cluster wegen en water uit het gemeentefonds wordt gelicht en wordt ondergebracht in diezelfde specifieke uitkering.

Verhoging van de OZB voor beter onderhoud betekent dat Utrecht zelf een afweging maakt, en die niet afschuift op het rijk. Dan is het niet alleen een discussie tussen Van Zanen en een aantal rijksambtenaren, maar gaat de wethouder van Financiën in Utrecht zich er ook mee bemoeien. Die is misschien wel heel wat kritischer.

Bij verhoging van de OZB draagt het bedrijfsleven ook zijn steentje bij, terwijl ik niet zie hoe Van Zanen dat anders denkt te bereiken. En er hoeft geen vrees te bestaan dat bij verhoging van de OZB inwoners de stad gaan verlaten. Wie wil er immers niet graag wonen in een stad die goed onderhouden en daardoor veilig is? Vertrekken de mensen toch, dan moet je je afvragen of Utrecht wel de goede keuze gemaakt heeft.

Intussen laat Van Zanen’s stuk zien wat er mis gaat wanneer de OZB wordt afgeschaft. Dan gaan alle wethouders van Nederland via stukken in de landelijke pers een beroep op het rijk doen, in plaats van zelf hun verantwoordelijkheid te nemen.

In: Overheidsmanagement januari 2002