Zoek op trefwoord :
Betongeuzen
Verschenen: 24-11-2002

De afgelopen twintig jaar hebben de opkomst laten zien van het marktdenken. De overheid moest terugtreden, en daarom hebben allerlei privatiseringen plaats gevonden, terwijl regelingen om de markt te ordenen werden ingetrokken.

De gevolgen zijn vaak rampzalig geweest. Het eerste wat er bij privatisering gebeurde, was dat de directeuren zichzelf meer salaris toekenden, zonder hun eigen positie ter beschikking te stellen. Het argument was dat zij als bestuurder van een grote onderneming meer verantwoordelijkheid droegen dan als ambtenaar, en dus ook marktconform beloond moesten worden. Maar de vraag of er dan ook geen nieuwe mensen moesten komen, die daarop geselecteerd waren, werd natuurlijk niet gesteld. Het moest aan de top van de NS en KPN wel gezellig blijven.

De Nederlandse Spoorwegen zijn een goed voorbeeld van het tekortschieten van het nieuwe denken. Het beheer van de infrastructuur moest worden losgekoppeld van het laten rijden van treinen, want bij dat laatste moesten verschillende bedrijven met elkaar gaan concurreren. Het was typisch een bedenksel van achterin de dienstauto, van mensen die nooit met de trein reizen. Die realiseren zich niet dat treinreizigers niet voor exploitant A of B kiezen, maar voor de trein die het eerst vertrekt nadat ze op het station zijn aangekomen. Daarvoor is een geïntegreerde dienstregeling nodig, met kaartjes die op alle treinen geldig zijn, en waarbij infrastructuur en dienstregeling in één hand zijn.

De fictie dat de Nederlandse Spoorwegen als een gewoon bedrijf moesten gaan functioneren, en op termijn zelfs naar de beurs zou moeten, maakte ook dat de NS onvoldoende investeringen in treinen kon doen vanwege onduidelijkheid over de toekomst. Terwijl het aantal reizigers als gevolg van de economische groei sterk toenam, maakte het marktdenken het juist onmogelijk voor de NS om zijn productie aan te passen. Het is nu tijd voor back to normal.

Ondanks de gedeeltelijk privatisering is de electriciteitsvoorziening in ons land nog niet vast gelopen, maar de vraag is hoe lang dat nog duurt. Californië liet zien dat een vrije markt nog niet voldoende aanbod hoeft op te leveren. Daar kregen de toezichthouders de schuld van, terwijl we voor die tijd altijd te horen hadden gekregen, dat Amerika juist veel betere toezichthouders had dan die slappelingen in Nederland.

Er is geen landelijk beleid meer om te zorgen voor voldoende reservecapaciteit. Projecten om onze energievoorziening op langere termijn veilig te stellen, werden smalend afgedaan als ‘bakstenen’, en stilgelegd om in plaats daarvan goedkope atoomstroom uit Frankrijk te importeren. Wanneer Borsele een paar jaar langer doordraait roept dat grote verontwaardiging op, maar dat geldt niet voor kerncentrales in andere landen.

Vraag en aanbod worden niet langer op elkaar afgestemd door de mogelijkheid reservecapaciteit in te zetten, maar door een spotmarkt, die maakt dat bij een hoge prijs gebruikers afschakelen. Of dit zal blijven werken bij een product dat niet kan worden opgeslagen en dat veel toepassingen kent waarbij uitval maatschappelijk onaanvaardbaar is, is nog maar de vraag. Ziet u al voor u dat de treinen niet rijden of de straatverlichting uitvalt op een mistige ochtend in januari omdat de stroom te duur werd? Als die situatie zich in Frankrijk voordoet, zal de Franse regering onmiddellijk de export laten stoppen, en zich daarbij niets aantrekken van de Europese regelgeving.

Taxi’s zijn ook een voorbeeld van falende marktwerking. Taxichauffeurs zijn geruïneerd omdat ze veel geld hadden betaald voor vergunningen die niets meer waard zijn. Ze moeten concurreren met nieuwe collega’s die in de stad heg noch steg kennen, maar de gebruiker kan dat aan de buitenkant niet zien. Die is al blij als hij de taxistandplaats bij het tot winkelcentrum omgebouwde station gevonden heeft, en heeft dan onvoldoende kennis om uit de gereedstaande taxi’s te kunnen kiezen. Het gaat helemaal mis, wanneer er door de regen meer passagiers dan taxi’s zijn. Taxivervoer vraagt een sterke marktmeester en uniforme tarieven, maar ook dat realiseert men zich niet vanaf de achterbank in de dienstauto.

Vroeger werd de telefoon als tegenvoorbeeld aangehaald, omdat daar concurrentie wel tot lagere prijzen had geleid. Na de UMTS-veilingen hoor je dat minder. Die veilingen waren ook een typische uitkomst van het marktdenken, en zijn in eerste instantie ten koste van de aandeelhouders gegaan, niet van de klanten. Die moeten hooguit hun abonnement wat eerder betalen. Maar de noodzakelijke bezuinigingen tasten onvermijdelijk de soliditeit van het systeem aan, net als bij rail infrabeheer, en daar kunnen we nog veel plezier van beleven.

De keuze voor marktwerking waar overheidsingrijpen te prefereren viel, is vaak niet binnen Nederland gemaakt, maar werd opgelegd door Brussel, hoewel Nederland wel met graagte de Brusselse marsorders opvolgde. Het Nederlandse debat liep daardoor dood op de Europese oekazes, terwijl een publiek debat op Europees niveau ontbreekt.

Toch is Nederland groot geworden in de strijd tegen het Brusselse centralisme. Waar nu de Italiaan Prodi zetelt, heerste in de zestiende eeuw de Spanjaard Alva. Toen ging het om de heilige mis, nu om de heilige markt. Het verschil is dat we dat laatste met het Verdrag van Rome zelf over ons heen hebben gehaald, al voorzag in de jaren vijftig niemand op welke fundamentalistische wijze het vrije-marktbegrip uit dat verdrag zou worden toegepast.

Er is één sector waar men zich tot nu toe met succes tegen Brussel verzet heeft. Dat is de bouw. Die werd niet geleid door omhooggevallen ambtenaren maar door echte ondernemers, die niet tegen elkaar wilden worden uitgespeeld worden uitgespeeld zoals de telefoonbedrijven dat hebben laten doen. Daarom ontwikkelden de aannemers al lang geleden een systeem van marktordening. Het was een mooi voorbeeld van wat onze premier het zelforganiserend vermogen van de samenleving noemt. Het leidde niet tot excessieve winsten, maar ging tegen dat bedrijven gedwongen werden om tegen een te lage prijs in te schrijven. In Nederland nam niemand daar aanstoot aan, maar Europa stond het niet toe.

Toen is de bouw in de illegaliteit gedoken. Zoals onder Alva de Watergeuzen zich aan het Brusselse gezag onttrokken, waren dat nu de Betongeuzen. Zoals elke illegale organisatie kende echter ook de bouw van zijn verraders. Daardoor werd de term bouwfraude gangbaar, en er kwam een parlementaire enquête.

Volgende maand wordt daar het verslag van uitgebracht, en de vraag is de commissie zich zal beperken tot de conclusie dat er in strijd met de wet is gehandeld, of zal erkennen dat het hier in feite verzet betreft tegen ongewenste Europese bemoeienis met de manier waarop wij in Nederland onze zaken regelen. Slaet op den trommele!