Zoek op trefwoord :
Bij StimulanSZ-productbegroting dekt vlag de lading niet
Verschenen: 11-03-2002

In Sociaal Bestek van december 2001 gaan Vos en Meijeren uitgebreid in op een aantal publicaties onzerzijds inzake de productbegroting. Terwijl wij stellen dat de productbegroting om een reeks van redenen geen goed instrument kan zijn voor allocatie, sturing en afrekening, zijn zij als opstellers van de StimulanSZ-productbegroting juist uitermate positief over de mogelijkheden van de productbegroting.

Vos en Meijeren erkennen dat de productbegroting geen instrument kan zijn t.b.v. de afrekening, omdat budgetten niet op basis van outcome worden aangepast. Zij zien de productbegroting bij sociale diensten wel als een goed instrument voor allocatie en interne sturing van de organisatie. Daaraan is vooral behoefte nu de vraag naar de effectiviteit en efficiency van de toeleiding van cliënten naar de arbeidsmarkt steeds nadrukkelijker gesteld wordt.

Naar onze mening moet hierbij onderscheid gemaakt worden tussen de verstrekking van de uitkeringen, de toeleiding naar de arbeidsmarkt, en de beleidsontwikkeling. Bij het eerste is het goed mogelijk om homogene producten te onderscheiden waarvoor men een prijs kan bepalen. Niet voor niets spreekt men soms van een uitkeringenfabriek. Daarmee zijn de condities voor een productbegroting gunstiger dan bij de meeste andere gemeentelijke activiteiten. Op basis van volume en prijs van al die producten kan men proberen het noodzakelijke budget te berekenen.

Hoeveel producten geleverd moeten worden volgt dan uit de prognose van het aantal cliënten en de regelgeving. De prijs per product kan alleen op de ervaring worden gebaseerd. Een systeem van benchmarking zou het mogelijk moeten maken om al die kostprijzen te toetsen. Aan zo’n systeem wordt gewerkt, maar verder dan een invulling op hoofdlijnen is men bij de Benchmark Sociale Diensten ook nog niet. De kostprijzen in de twee gemeenten die StimulanSZ als best practice aanmerkt zijn al niet vergelijkbaar. Het is dan ook de vraag of men voor de uitvoeringskosten van dit deel van de sociale dienst niet beter zich op één bedrag per cliënt kan baseren, zoals dat ook het geval is in de uitkering uit het gemeentefonds.

Een prijs per product zou dan nog eerder een rol kunnen spelen bij de interne aansturing van een dienst. Het is echter de vraag of de concrete werkinstructie aan bijstandsconsulenten die Vos en Meijeren daarbij bepleiten werkelijk winst oplevert. Is dat niet hetzelfde als wat er bij de thuiszorg gebeurd is? Daar heeft het geleid tot veel administratieve rompslomp en erger tot demotivatie van personeel en tot een sterke verhoging van het ziekteverzuim. Je kunt een organisatie ook stuk bureaucratiseren. Overigens is het opvallend, maar niet onverwacht, dat de hiervoor noodzakelijke kwaliteitseisen in het ‘Codeboek’ bij de productbegroting van StimulanSZ nog moeten worden ingevuld.

Wanneer men overigens deze kant op wil, zou men zich juist moeten beperken in het doorrekenen van kosten. Beleidsontwikkeling moet dan beschouwd worden als een afzonderlijk (niet homogeen) product, en niet worden doorgerekend, omdat anders de prijs van de uitvoeringsproducten omhoog gaat wanneer er in een jaar veel beleidsontwikkeling nodig is. En men moet al helemaal niet het salaris van de gemeentesecretaris willen doorrekenen, want dan gaan de kosten van de producten van de sociale dienst omhoog wanneer de gemeente besluit om de afvalinzameling uit te besteden! Bij allocatie en sturing zijn de marginale kosten veel belangrijker dan de integrale kosten.

De echte vraag waar gemeenten voor staan, is hoeveel zij willen investeren in de toeleiding van cliënten naar de arbeidsmarkt. In hun artikel pleiten Vos en Meijeren ook juist voor de productbegroting vanwege het toenemende belang van de toeleiding naar de arbeidsmarkt. Maar het is de vraag of de productbegroting daarbij nu echt helpt, en of er geen subtielere aanpak nodig is. Vanwege de afhankelijkheid van de conjunctuur en van de lokale situatie op de arbeidsmarkt is hierbij geen sprake van een homogeen product.

Vos en Meijeren schrijven dan ook: "soms is het meten van activiteiten niet goed mogelijk of onwenselijk. Het gaat dan vooral om werkzaamheden met een ‘open einde’, zoals de arbeidstoeleiding van cliënten." Men moet dan op een andere manier aan een norm zien te komen, en daarmee een beslissing nemen over het beschikbare budget. Zo’n norm treffen we echter bij StimulanSZ niet aan. Daarmee geldt voor de StimulanSZ-productbegroting hetzelfde als voor de ‘productbegrotingen’ die wij bij gemeenten zijn tegengekomen: de vlag dekt de lading niet.

Medeauteur: Henk Klaassen

In: Sociaal bestek maart 2002