Zoek op trefwoord :
Het referendum als electorale gimmick
Verschenen: 21-02-2002

In Publiek Management van december vertelt Thom de Graaf, politiek leider van D66, waarom je als je wat wilt bereiken in de Nederlandse politiek, het bij de kabinetsformatie moet regelen. Anders ‘bemoeit de hele buitenwereld zich ermee, hetgeen betekent dat de kans op succes buitengewoon gering wordt.’ Toch profileert D66 zich op het referendum. Dat is bij uitstek een gelegenheid waarbij de hele buitenwereld zich met een project bemoeit, en in negen van de tien gevallen wordt het voorstel inderdaad afgestemd.

Daarom was Van Mierlo tegen een referendum over Europa, en Van Boxtel tegen referenda over asielzoekerscentra. Het beste waar de voorstanders van een voorstel dat aan een referendum wordt onderworpen op kunnen hopen, is dat de opkomst onvoldoende is voor een geldige referendumuitslag. Dat gebeurde bij voorbeeld bij de volksstemming in Amsterdam over IJburg. Toen daar geen geldige referendumuitslag werd verkregen, viel D66-wethouder Jikkie van der Giesen van louter vreugd haar collega Duco Stadig om de hals.

De Graaf’s tekst betekent niet alleen dat hij eigenlijk niets voor referenda voelt, maar verraadt ook angst voor het publieke debat. Het mag vooral niet zo zijn dat kamerleden de vrijheid krijgen om zich door deskundigen of leden van oppositiefracties te laten overtuigen.

Nu zijn er inderdaad problemen die in Den Haag blijven liggen vanwege onvoldoende bereidheid om allerlei particuliere belangen te doorbreken. Je kunt daarbij denken aan de bestuurlijke organisatie van ons land, of aan de hypotheekrente-aftrek. Maar even vaak worden er in Den Haag plannen doorgedrukt vanuit een politieke stoerheid die zinnige tegenargumenten negeert. Daarom zitten we nu opgescheept met een ontredderde NS, een Betuwelijn in aanbouw waar een marginaal aantal treinen over zal rijden, en een onderwijssysteem dat verstikt is door de beleidsdiarree.

Ook de dualisering van het gemeentebestuur is er zonder veel discussie doorgekomen. Ik was daar al heel lang voorstander van, maar heb mij daarbij vaak een roepende in de woestijn gevoeld. Ontvlechting van raadslidmaatschap en wethouderschap zou het mogelijk moeten maken voor raadsleden van collegefracties om zich onafhankelijker op te stellen tegenover het college, en hen in staat stellen de discussie over voorstellen van het college te voeren zonder daar al van tevoren aan gebonden te zijn vanwege het feit dat wethouders in het college hun fractie vertegenwoordigen.

Dualisering heeft echter pas veel aanhang onder bestuurders gekregen, nadat de commissie-Elzinga had bepaald dat het ook betekent dat concrete bestuursbesluiten alleen door het college genomen mogen worden, en dat de raad pas achteraf de effecten toetst. En anders dan in de landelijke politiek, maken besluiten over concrete projecten de kern uit van de gemeentepolitiek. Die worden nu dus alleen nog maar in de beslotenheid van de collegekamer genomen. Een referendum komt daar al helemaal niet aan te pas.

D66 was groot voorstander van deze vorm van dualisering, waarbij juist wordt tegengegaan dat de hele buitenwereld zich met het gemeentebestuur bemoeit. Daarmee is De Graaf wel consistent. Maar zijn keuze voor referenda komt kennelijk voort uit de behoefte aan een electorale gimmick – ook wel kroonjuweel genoemd – en niet uit innerlijke overtuiging.

In: Openbaar bestuur februari 2002