Zoek op trefwoord :
ICT leidt niet bestuurlijke revolutie
Verschenen in 'B&G' - 26-01-2002

De opkomst van Internet wordt door het kabinet en door commissies die door het kabinet zijn ingesteld (Cerfontaine, Docters van Leeuwen) beschouwd als iets unieks, dat een hele andere visie op de overheid noodzakelijk maakt. Naar de mening van de auteur is het niet meer dan een volgende stap in een ontwikkeling die al twee eeuwen gaande is, en zijn de radicale conclusies die de twee adviescommissies aan deze ontwikkeling willen verbinden bovendien tegenstrijdig.

Het was op het congres dat de Vereniging voor Bestuurskunde op 18 oktober 2001 wijdde aan ICT en Overheid, naar aanleiding van het rapport van de Adviescommissie ICT en Overheid van de comissie Docters van Leeuwen. Wim Deetman, burgemeester van Den Haag, sprak over de "Betekenis van de aanbevelingen voor lagere overheden." De beamer stond aan, de laptop met zijn door zijn ambtenaren voorbereide power-point presentatie lag op de katheder, en Deetman kon beginnen.

Maar toen gebeurde het. Deetman wist niet wat hij nu doen moest, en vroeg met ingehouden verontwaardiging om de komst van een technicus. Die kwam van achterin de zaal aangesneld, en drukte op de linker muisknop. En daar verscheen de eerste figuur. Voor de hele zaal was het in één klap duidelijk: hier staat een adigibeet voor ons, die met Wim Kok kan concurreren om de prijs voor de meest onwetende bestuurder op ICT gebied.

Toch maakte Deetman deel uit van liefst twee commissies die zich op instigatie van minister Van Boxtel hebben beziggehouden met de gevolgen van informatie- en communicatietechnologie, en daar vergaande consequenties aan verbinden. Behalve van de commissie Docters maakte hij ook deel uit van de commissie Cerfontaine, die het rapport Burgers verbonden – ICT en de stad uitgebracht heeft.

Beide rapporten vallen op door de geëxalteerde verwachtingen die men van ICT heeft, die overigens tegengesteld zijn. Bij Docters van Leeuwen ligt de nadruk op de deterritorialisering als gevolg van ICT, bij Cerfontaine juist op de rol van ICT bij de vergroting van de maatschappelijke betrokkenheid van de burgers op hun directe leefomgeving.

Maar beide commissies zijn het erover eens, dat ieder huis zo snel mogelijk op een glasvezelnet moet worden aangesloten. En daar zijn duiten voor nodig. Uw duiten. Want als we het aan de markt overlaten gebeurt het niet, en daarom moet er belastinggeld in gestoken worden. Cerfontaine claimt daar ƒ 600 miljoen voor.

Contract met de toekomst


Beide rapporten vloeien voort uit een nota die Van Boxtel in mei 2000 uitbracht onder de titel Contract met de toekomst. Hoewel het een contract is, staat er maar één handtekening onder, want ze konden in Den Haag niemand vinden die gemachtigd was namens de wederpartij te tekenen. Deze nota werd voorbereid toen de internet hype op zijn hoogst was, en dat is goed te merken aan de volgende uitspraken:

  • "De waarde, net nut van een typisch netwerkproduct als een fax (hardware) of e-mail (software) neemt exponentieel [bedoeld is waarschijnlijk lineair, pb] toe met het aantal gebruikers."
  • "Met het internet is een virtuele ruimte ontstaan waarin mensen samenwerken, handel drijven, informatie delen en communiceren."
  • "Doordat ze [chips] zo klein zijn, kunnen ze straks bijna overal geplaatst worden en kan worden gecommuniceerd met of via apparaten als koelkast, magnetron en horloge. Bij het bezoek aan het Media Laboratorium van Massachussetts Institute of Technology (MIT) bleek bijvoorbeeld dat communicatie via stoffen(chips in (be)kleding) waarschijnlijk heel normaal wordt."
  • "Daardoor ontstaat een ‘timeless time’, waarin de maatschappij nooit lijkt te slapen."
  • "Op alle niveaus van het bestaan, thuis en op het werk, is techniek nu duidelijk aanwezig en onmisbaar in het dagelijkse leven. Dat is het grote verschil met de traditionele samenleving, toen techniek slechts toegepast werd in bepaalde domeinen. ICT-ontwikkelingen zijn doorgedrongen tot in de haarvaten van onze samenleving."


Twee eeuwen ICT


In plaats van ICT te zien als een volledige breuk met het verleden, kunnen we het beter opvatten als een nieuwe stap in een ontwikkeling die al meer dan twee eeuwen aan de gang is. Die begon in 1794, toen de Fransman Chappe de optische telegraaf introduceerde, waarbij op kerktorens en andere hooggelegen punten installaties werden aangebracht – een soort seinpalen - waarmee tekens konden worden gevormd die ter plaatse van een naburige installatie met een verrekijker konden worden gezien, en zo worden doorgegeven. Berichten uit de oorlog aan de Belgische grens met de Oostenrijkers konden daarmee binnen een kwartier worden doorgegeven, terwijl een koerier te paard daar 20 uur voor nodig had gehad.

Een kleine halve eeuw later volgde de elektrische telegraaf, en daarna kwamen de telefoon, de telex, de radio, de televisie en de fax. Binnen die media heeft zich ook een geweldige ontwikkeling voltrokken. De telefoon ontwikkelde zich van een enkele huislijn tot een wereldomspannend net, waardoor men zonder noemenswaardig tijdverlies informatie kon uitwisselen met iemand aan de andere kant van de aardbol. De mogelijkheden om televisieprogramma’s te zien ontwikkelden zich van een enkelvoudig programma gedurende een paar uur per week in 1951, tot de overdaad aan programma’s van tegenwoordig, mede door de kabel en de satelliet.

E-mail en internet hebben daar interessante mogelijkheden aan toegevoegd, maar het gaat te ver om die van een hele andere orde te beschouwen dan technologische ontwikkelingen uit het verleden. En dan gaat het daarbij niet alleen om de informatietechnologie, maar ook om de boekdrukkunst, de stoommachine, de trein, de auto en elektriciteit. En het is zeker niet zo dat pas door e-mail en internet iedereen kan communiceren met iedereen, zoals de cie Docters op p. 9 suggereert.

In sommige opzichten zijn de communicatiemogelijkheden zelfs afgenomen. Eind 19e eeuw waren er in Amsterdam vijf postbestellingen per dag. Dat maakte het mogelijk om per briefkaart informatie uit te wisselen met een frequentie waar je nu e-mail voor gebruikt. Begin jaren ’50 van de 20ste eeuw loonde het nog de moeite om op een eendaags schoolreisje een ansichtkaart aan je ouders te sturen, want als je dat vroeg genoeg deed werd hij ’s middags nog bezorgd voor je terug was. Ik herinner me uit die tijd ook nog een onderwijsfilm over het functioneren van de post, waarin een door de school bestelde film binnen 24 uur bezorgd werd door de PTT. Dat lukt je nu zelfs bij een bestelling per e-mail niet.

Gevolgen voor politiek en bestuur


Het is onmiskenbaar dat de ontwikkeling van de communicatiemogelijkheden gevolgen heeft gehad voor de wijze waarop politiek en bestuur functioneren. De opkomst van de spoorwegen maakte nationale partijvorming mogelijk. De opkomst van de televisie bevorderde juist weer de doorbreking van het patroon van verzuiling dat als uitvloeisel van de landelijke partijvorming ontstaan was, waarbij een groot deel van de bevolking een krant las die het gelijk van de eigen partij bevestigde, en vooral luisterde naar de eigen omroepvereniging waarvoor hetzelfde gold.

Vanuit democratisch oogpunt bezien heeft deze laatste ontwikkeling zowel winst als verlies opgeleverd. Als winst kan worden aangemerkt dat mensen minder automatisch hun stem uitbrengen op een bepaalde partij, maar hun stem af laten hangen van wat zij als de prestaties van die partij zien. Mensen stemmen niet alleen, ze kiezen ook. Verkiezingsuitslagen worden niet meer in de eerste plaats bepaald door demografische ontwikkelingen, maar laten veel grotere verschuivingen zien, en hebben daardoor ook grotere consequenties voor de kabinetsformatie, ook bij evenredige vertegenwoordiging.

Daar staat tegenover dat veel minder mensen zich als lid aan een partij willen binden, en de meeste mensen een rol als toeschouwer kiezen. Het leidt ook tot een lagere opkomst bij verkiezingen, vooral wanneer vroeger kiezers vooral uit partijtrouw opkwamen, en niet vanwege het belang van het betreffende bestuurscollege. En dat leidt weer tot een verminderd gezag van gemeente- en provinciebesturen. Het dateert allemaal van vóór Internet.

Lokale omroep


Men kan de invloed van ontwikkelingen in de communicatietechniek ook overschatten. Dertig jaar geleden waren er grote verwachtingen van de mogelijkheden die lokale radio en TV zouden bieden voor de samenlevingsopbouw en voor de overbrugging van de kloof tussen burger en bestuur. Dat bleek bij voorbeeld uit een advies dat een commissie onder voorzitterschap van de Rotterdamse wethouder J.G. van der Ploeg op 2 juli 1968 uitbracht aan B. en W. van Rotterdam:

"Allerwege wordt gevraagd naar duidelijkheid, informatie, verklaring, openheid, inspraak en samenspraak. Het complex van onbehagen, waarover in deze tijd zoveel wordt gesproken en waarmee een ieder wordt geconfronteerd, wordt goeddeels veroorzaakt door slecht functionerende of voor onze tijd inadequate communicatie. Iedere politicus, iedere bestuurder, iedereen die echt bezorgd is over de impasse waarin wij zijn geraakt, zoekt naar wegen om voor dit probleem de oplossing dichterbij te brengen. …

Ter bereiking van dat doel moeten ten behoeve van de gemeenschap alle moderne communicatiemiddelen … metterdaad worden gebruikt. …

De aanwezigheid van een eigen omroep is een zaak, op de realisering waarvan Rotterdam en omgeving recht hebben, nu wet en techniek de wegen daartoe openen. Deze eigen omroep zal in een duidelijke behoefte voorzien en een constructieve rol spelen in het op grotere schaal doen participeren van de individuele burger in het geheel van de lokale en de regionale samenleving."


Grote verwachtingen van lokale omroep voor de relatie tussen burger en bestuur koesterde men ook in de gemeente Melick-Herkenbosch. ‘Lokale televisie: oplossing voor veel kwalen’ luidde de kop boven een artikel van burgemeester Feij. Melick-Herkenbosch had toen net op 18 oktober 1971 zijn eerste experiment met lokale televisie achter de rug.

De voornaamste kwaal waar de lokale televisie volgens Feij het medicijn tegen zou zijn, was de uitholling van de democratie, zich uitend in machtsconcentraties en een afnemende bereidheid om te gaan stemmen.

"De lokale omroep is bij uitstek het geschikte medium om de burgers binnen de grenzen van de hun vertrouwde gemeenschap op te voeden tot mensen die in staat zijn politieke medeverantwoordelijkheid te dragen. … Gezag is legitieme machtsuitoefening; een lokaal communicatienetwerk kan een belangrijke bijdrage leveren aan een werkelijke legitimiteit."


En in een interview met De Tijd gaf hij als voorbeeld: "Als Amsterdam lokale omroep had gehad, zou het nu niet zulke problemen met de metro hebben."

Ook minister Engels (KVP), die in het kabinet Biesheuvel (1971-1973) het departement van CRM beheerde, verwachtte dat lokale omroep tegemoet kon komen aan ‘het gebrek aan communicatie in onze samenleving – met name tussen overheid en burgers. Er is wat dat betreft een interessante parallel te trekken met verwachtingen van de commissie Cerfontaine over de bijdrage die Internet zal leveren aan de sociale cohesie: "Er ontstaan virtuele gemeenschappen die nieuwe bruggen slaan tussen burger en stadsbestuur" (p. 6).

Niemand zal nu nog in zulke termen over de mogelijkheden van lokale omroep praten, al wordt er wel degelijk naar lokale uitzendingen gekeken en merken lokale politici ook dat ze daarvan herkend worden. Maar de daling van de opkomst bij gemeenteraadsverkiezingen heeft lokale omroep niet kunnen voorkomen.

Handig


De vraag is of de huidige ICT ontwikkelingen zo veel meer invloed zullen hebben. E-mail is een handig communicatiemiddel. Het is sneller dan de post, en maakt een preciezere formulering van de boodschap mogelijk dan bij de voice-mail. Je bent niet zoals bij de telefoon ervan afhankelijk of de geadresseerde in staat is een gesprek te voeren. Het maakt dat je een tijdschriftartikel niet eerst uit hoeft te printen voor je het verstuurt, maar die taak naar de redactie kunt verschuiven. Maar een wezenlijke ontwikkeling is het niet, zeker niet zo lang veel tijdschriften nog een productietijd van een maand of langer hebben.

Dat geldt ook voor de communicatie tussen burger en overheid. Het is natuurlijk handig om je belastingaangifte met een computerprogramma te doen, en het resultaat elektronisch te kunnen versturen, maar de echte tijdwinst daarvan zit bij de Belastingdienst, niet bij de particulier. Het is ook heel handig dat allerlei overheidsinformatie op Internet staat. Dan hoef je, als je een rapport wilt hebben, niet eerst te bellen met iemand van de afdeling voorlichting die, ook wanneer er van alles over een rapport te doen is, niet weet waar je het over hebt, en je vervolgens verantwoording laten afleggen waarom je bepaalde informatie wilt hebben.

Onhandig


Er valt overigens nog veel aan die websites van de overheid te verbeteren. Toen ik dit artikel half december schreef, kon je je volgens de website van BZK nog aanmelden voor het congres van 18 oktober waar Deetman zijn indrukwekkende performance gaf. Of zou men bij BZK denken dat timeless time betekent dat je met Internet ook in de tijd kan reizen? Wanneer je het rapport van de commissie Cerfontaine wilt uitprinten, moet je daar even de tijd voor nemen – en een nieuwe kleurencassette - want dat is gedrukt op een gekleurde achtergrond. Een eenvoudige Word versie wordt niet beschikbaar gesteld.

Je moet ook niet denken via langs die weg het rapport van de Commissie Toekomst Overheidscommunicatie onder voorzitterschap van Jacques Wallage te kunnen vinden, want dat is van hullie van Algemene Zaken, en dat vind je dus niet in de rubriek Openbaar Bestuur van BZK. Dat rapport is wel in Word beschikbaar, maar daar staan dan weer geen paginanummers op, en hier en daar wordt ook wat overgeslagen.

Dit alles maakt het Rijk niet tot de aangewezen instantie om de website van andere overheden te beoordelen, wanneer het toch al niet de verantwoordelijkheid van een gemeente zelf is of hij wel of niet een website wil hebben, en wat hij daarop aanbiedt. Daar zou minister De Vries, die volgens art. 116 lid 1 tweede zin van de Gemeentewet de beleidsvrijheid van het gemeentebestuur moet bevorderen, Van Boxtel wel eens aan mogen herinneren.

Internet en openbaarheid


De Commissie Wallage bepleit dat alles wat passief openbaar is volgens de Wet Openbaarheid van Bestuur, op Internet wordt gezet. Dat zou heel zinnig zijn. Maar men moet ook daarvan niet denken dat het een bestuurlijke revolutie teweegbrengt. Ook nu wordt het meeste dat openbaar is niet door journalisten gelezen. Zij baseren zich op persberichten en op de beeldvorming in Nieuwspoort, ook wanneer je uit de stukken zelf – en vooral uit de bijlagen – kunt opmaken dat de zaken anders zijn dan de departementale voorlichters willen doen geloven.

Wil je iets in de krant krijgen, dan moet je het niet op een web-site zetten, maar een journalist laten geloven dat het strikt geheim is. Wanneer de peilingen die het kabinet laat doen naar de manier waarop de bevolking denkt over terrorismebestrijding, van het begin af aan op Internet waren gezet, dan zou daar nooit in de kranten over geschreven zijn.

Deterritorialisatie


De Commissie Docters gelooft sterk in deterritorialisatie als gevolg van Internet. Het territorium van rijk en gemeenten verliest aan betekenis. Er is steeds meer sprake van diensten in virtuele vorm, die zich aan de regelgeving door de nationale overheid ontrekken. Toch blijft het zo dat Amazon.com handelt in fysieke boeken, en niet de content per e-mail verstuurt. Het meest succesvolle e-commerce bedrijf in Nederland is de Wehkamp, omdat e-commerce niet meer is dan een variatie op het klassieke postorderbedrijf, waarbij logistieke kennis inzake het transport van fysieke producten de belangrijkste succesfactor is.

Een van de aanbevelingen waarmee de commissie Docters komt vanwege de deterritorialisatie is het afschaffen van het medebewind. Gemeenten zijn niet meer nodig als tussenschakel tussen Rijk en burger, wanneer de burger rechtstreeks zijn informatie aan het Rijk verstrekt, zoals je ook niet meer naar het belastingkantoor hoeft te fietsen om voor de sluitingsdatum je aangifte te bezorgen. Zo kun je je ook voorstellen dat je je verhuizing rechtstreeks invoert op de computer waarop het Rijk de centrale persoonsadministratie voert.

Maar de vraag is dan toch of er nog een buitendienstambtenaar is, die inspectietaken uitvoert, en waar die wordt ondergebracht. En je paspoort kun je helemaal niet per e-mail bestellen. Van Boxtel heeft net zelf geregeld dat je daar niet één maar twee keer voor naar het gemeentehuis moet. Ik kan mij ook niet voorstellen dat het Rijk niets meer met onderwijs te maken wil hebben, maar al evenmin dat de gemeenten daar geen enkele bemoeienis mee zouden hebben. En bij het grote-stedenbeleid heeft Van Boxtel zelf allerlei taken vanuit de autonome sfeer onder het medebewind gebracht. Het verbaast mij dan ook niet, dat er nog niets met deze aanbeveling gedaan is.

Vier bladzijden verderop, op p. 52, heeft de commissie Docters het zelf weer over het afdwingen van samenwerking tussen autonoom functionerende overheden. Wat het verschil is met medebewind staat er niet bij.

Directe leefomgeving


Welke overtrokken ideeën sommige mensen van de effecten van deterritorialisatie hebben, blijkt uit het prijswinnende essay dat als bijlage bij het rapport van de commissie Docters is afgedrukt. Dat geeft weliswaar niet het standpunt van de commissie weer, maar werd door die commissie, waaronder VNG-voorzitter Deetman, wel de moeite waard gevonden. "Deterritorialisering betekent dat het de burger steeds minder kan schelen hoe zijn directe leefomgeving is ingericht", schrijft een mevrouw die voor het centrale bestuur van Amsterdam werkt (p. 87). En ze ziet dan ook niets in de stadsdelen:

"Het idee was om de democratie te sterken door de bestuurders in dichter contact met de bevolking te laten treden. Volgens mij is dat mislukt. Sorry folks, maar daar zit niemand op te wachten, en zeker niet de gedeterritorialiseerde burger die drie uur per dag op internet surft en zich afvraagt waarom stadsdeel Noord nou in godnaam een eigen internetsite moet hebben, het is toch gewoon gemeente Amsterdam."


Als lid van de commissie Cerfontaine dacht Deetman daar heel anders over: "Meer activiteiten worden vanuit huis verricht, waardoor het belang van de kwaliteit van de directe fysieke leefomgeving verder toeneemt" (p. 16). Daarom vraagt de commissie zich juist af: "Aan welke ICT toepassingen hebben burgers behoefte om hun directe leefomgeving te kunnen verbeteren" (p. 6).

Sociale cohesie


In het rapport van Cerfontaine komt het woord deterritorialisatie dan ook niet voor, maar worden juist allerlei territoriale begrippen gehanteerd. Men verwacht dat de positie van de binnensteden zich zal versterken als winkel- vermaaks- en ontmoetingscentrum, ondanks al die activiteiten die vanuit huis worden verricht (p. 16). De commissie geeft ook aan dat ICT-bedrijven – hoewel in principe ‘footlose’- zich om een veelvoud van redenen over het algemeen in stedelijke gebieden willen vestigen, maar dat in de concurrentiestrijd om die vestiging de ICT-infrastructuur een bepalende factor is (p. 66). Volgens Cerfontaite neemt de strategische positie van steden juist toe (p. 15).

Cerfontaine ziet in ICT niet alleen een middel voor de relatie tussen burger en bestuur, maar ook een middel voor de versterking van de sociale cohesie, omdat mensen via ICT onderling kunnen communiceren. Daarom vindt hij net als de Commissie Docters dat iedereen via een glasvezelverbinding breedband internet moet krijgen, en dat de overheid dat moet subsidiëren. Op dit punt bevindt Deetman zich niet in een spagaat.

Toch lijkt mij hier heel veel op af te dingen. Waar Docters van Leeuwen het effect van deterritorialisatie overdrijft, gaat Cerfontaine er wel heel makkelijk aan voorbij. Hoe meer elektronische communicatiemogelijkheden mensen hebben, hoe minder ze op straat komen. Naarmate er meer besteld wordt bij elektronische postorderbedrijven, hoeven mensen minder naar de stad. Wanneer Van Boxtel de portefeuille ICT gecombineerd had het Landbouw in plaats van met Grote-stedenbeleid, had Cerfontaine waarschijnlijk rapport moeten uitbrengen over ICT en het Platteland, en was hij uitgebreid in gegaan op de mogelijkheden om middels ICT functies van de stad naar het platteland te verplaatsen, mits er uiteraard voldoende glasvezel aansluitingen waren.

Of hij had dan nog meer benadrukt, dat communicatie steeds meer draadloos verloopt, wat je ook in beide rapporten terugvindt. Maar geen van de rapporten geeft aan waarom we toch nog glasvezel nodig hebben wanneer alles zo mooi draadloos kan. Hier zit de ene mode de andere in de weg. Bij draadloze communicatie verdwijnt het voordeel van de stad dat daar bekabeling goedkoper is. Maar daar lees je bij Cerfontaine niets over.

Er zijn ook duidelijke voorbeelden dat ICT juist afbreuk doet aan de sociale cohesie. De satelliet geeft buitenlanders een keur aan zenders uit het eigen land, waarmee zij virtueel in Marokko of Turkije kunnen blijven wonen. Breedband internet geeft wat dat betreft nog meer mogelijkheden. Er is geen rechtsgrond dat te verbieden, maar daarom hoef je het nog niet te stimuleren.

Door het toegenomen elektronische betalingsverkeer trekken banken zich terug uit de wijken. Voor mensen die geen PIN code kunnen onthouden is dat een ramp. Sommigen worden gedwongen per keer ƒ 1500 op te nemen, omdat de bank geen lagere bedragen uitbetaalt. Dat zijn meestal mensen voor wie dat meer is dan wat ze in een maand te besteden hebben.

Ik zie dan ook nog niet dat wanneer iedereen over breedband internet beschikt, men dat gaat gebruiken om met zijn buren te chatten om zo de problemen in de wijk aan te pakken. Zou Deetman zelf het e-mail adres van zijn buren kennen, en zij het zijne? In het laatste geval ben ik benieuwd of die mailtjes ook opengemaakt worden.

Wat dat betreft zie ik voor de sociale cohesie meer in het voorstel van Cerfontaine voor de inrichting van virtuele marktplaatsen, vooral omdat men die ook toegankelijk wil maken voor niet PC-bezitters: "Dat betekent voldoende apparatuur en begeleiding voor gebruik in moskeeën, gemeentelijke gebouwen, politiebureaus. zorgcentra, ziekenhuizen, scholen, verenigingsgebouwen, sportkantines, bibliotheken en andere openbare gelegenheden" (p. 46).

De meerwaarde daarvan lijkt mij vooral, dat mensen die daar gebruik van maken elkaar zullen gaan helpen, en zo met elkaar zonder tussenkomst van de computer in gesprek raken. Een koffiezetapparaat is daarbij van even grote betekenis als de computer zelf. Naarmate het meer opschiet met de sociale cohesie zal de computer minder gebruikt gaan worden, en het koffiezet apparaat meer. Misschien moet er ook een broodrooster komen. Maar dan moet je niet mensen op gaan dringen om thuis zich op Internet aan te sluiten.

Vierde bekabelingsronde


Noch bij de telefoon, noch bij de draadomroep, noch bij de kabeltelevisie heeft de overheid het zich tot taak gesteld dat mensen aan te praten. De overheid bemoeide zich ermee omdat de voorziening een monopoliekarakter had, maar het was wel de bedoeling dat de investeringen rendabel waren. Ik zie niet in waarom dat voor een vierde bekabelingsronde niet zou gelden, zeker niet wanneer er ook weer elke keer staat dat de mensen zelf moeten beslissen.

Daarbij wordt in het rapport van de commissie Docters ook nog adhesie betuigd aan het VBTB proces. Dat betekent kwantitatief aangeven wat je wilt, en hoe je dat denkt te bereiken. Maar daar vind je in beide rapporten niets van. Ze hebben sterk het karakter van een geloofsbenijdenis. Nergens wordt aangegeven wat met een glasvezelaansluiting nu precies mogelijk is dat niet kan via de kabel, met een gewone telefoonlijn, of zelfs draadloos, en waarom dat zo belangrijk is. Met de goede software is het mogelijk om langs een telefoonlijn in real time een televisieprogramma door te geven, zoals minister Algera van Verkeer en Waterstaat al op 20 november 1958 in de Tweede Kamer heeft meegedeeld.

Als goede gelovigen negeren de twee commissies alle nadelen. Zoals een voormalig directeur van de BVD betaamt noemt Docters nog wel de kwetsbaarheden van ICT, maar dat gaat alleen over virussen, niet over hackers. Na 11 september zou men zich toch ook af moeten vragen welke mogelijkheden het toegenomen elektronische dataverkeer biedt aan terroristen. Daarom lijkt mij die aanbeveling om al het gegevensverkeer bij de overheid via een open net te laten verlopen ook niet zo slim.

Geen van de rapporten heeft het over RSI, of over de instabiliteit van de moderne systemen als stress factor. Mensen moeten hun eigen keuzes maken, maar wanneer ze niet voor internet kiezen is dat maatschappelijke weerstand die overwonnen moet worden. Het is de categorie ouders die in de jaren ’60 bepaalde: ‘mijn kinderen zullen naar een anti-autoritaire crèche, of ze willen of niet.

Op p. 16 van het rapport Cerfontaine lezen we: "De burger neemt niet langer klakkeloos aan wat deskundigen beweren." Dat lijkt me vooral als het om ICT gaat heel verstandig.

In B & G januari 2002