Zoek op trefwoord :
Europa, werk voor professionals
Verschenen in 'PvdA Leiden' - 30-11-1998

Volgend jaar zijn er Europese verkiezingen. Dat komt goed uit, zou je zeggen, want er is steeds meer discussie over het beleid dat er in Europa gevoerd moet worden. De nieuwe sociaal-democratische regeringen van Frankrijk en Duitsland willen een macro-economisch beleid dat zich meer richt op het stimuleren van de economie en het bestrijden van de werkloosheid. De Nederlandse regering is het daar niet mee eens. Die wil daarentegen minder geld afdragen aan Europa, en daar hebben de leden van het Europese parlement weer grote bezwaren tegen.

Voor wie hoopt op een hoge opkomst bij de Europese verkiezingen, zou dit als muziek in de oren moeten klinken. Die verkiezingen zouden immers dé gelegenheid moeten zijn om de kiezer zich over deze kwesties uit te laten spreken, en dat zou tot een levendige verkiezingsstrijd en een hoge opkomst moeten leiden. Het zou een eind moeten maken aan de trend dat de opkomst bij Europese verkiezingen steeds maar daalt, en op termijn onder die voor de waterschappen zakt. De opkomst zou zelfs aanzienlijk hoger moeten worden dan bij de Statenverkiezingen, want ik zou niet weten welk onderwerp er in Zuid-Holland speelt dat even veel repercussies heeft.

Toch denk ik niet dat die levendige verkiezingsstrijd en die hoge opkomst er komen. Dat blijkt al uit de landelijke verkiezingsstrategie, zoals die in het vorige nummer van de PG door Hans Buijing werd opgetekend uit de mond van onze eigen Europarlementariër Jan Marinus Wiersma, ooit onze afdelingsvoorzitter. De campagne wordt vanuit Amsterdam gevoerd, en het is vooral niet de bedoeling dat de afdelingen de Amsterdamse professionals voor de voeten gaan lopen. Idealisme, daar komen we in de partij niet verder mee, stemmen moeten we hebben! Misschien zou het ook maar beter zijn om de PvdA in een stichting om te zetten, met een bestuur dat zichzelf aanvult, want zo’n congres, dat heeft het campagneteam absoluut niet in de hand. Dat zag je met de hypotheekaftrek.

Het is natuurlijk ook levensgevaarlijk, wanneer elke boerenlul zich zo maar met de Europese verkiezingen gaat bemoeien. Voor je het weet roept er iemand in de partij dat hij die Lafontaine wel ziet zitten. Dat mag niet van Kok. En dan roept iemand anders weer dat de Nederlandse regering groot gelijk heeft om op de afdracht aan de Europese Unie te willen bezuinigen. Dan heb je Piet Dankert en Hedy d’Ancona in de gordijnen. Het wordt voor de PvdA bij de Europese verkiezingen geen campagne voeren om je gelijk te krijgen, maar op eieren lopen om niemand voor het hoofd te stoten. En daar kan je inderdaad geen goedwillende amateurs bij gebruiken, ook al gaat dat dan ten koste van de opkomst.

Bovendien, wat heb je aan een hoge opkomst. Volgens Wim Kok is het monetair beleid veel te belangrijk om aan de politici over te laten, net als de aankoop van het schilderij Victory Boogie Woogie. Daar moest de Tweede Kamer vooral buiten worden gehouden, want anders had men die 80 miljoen misschien wel ergens anders aan willen besteden. Ik ben benieuwd wat er zo meteen nog meer te belangrijk blijkt om aan de politici over te laten: Schiphol, de opvang van asielzoekers, het studiehuis? Intussen treden politici juist wel steeds meer naar buiten met hun oordeel over strafrechtelijke uitspraken. Kennelijk zijn die onbelangrijk genoeg.

Wanneer het monetaire beleid te belangrijk is om aan de politici over te laten, dan is het zeker te belangrijk om de kiezers er wat over te zeggen te geven. Daarom zal de invoering van de Euro ook niet de opkomst voor de Europese verkiezingen stimuleren. Volgens het verdrag van Maastricht gaat alleen de Europese Centrale Bank over de Euro, niet de regeringen van de Europese landen, maar ook niet het Europese parlement. Als het om de Euro gaat, wonen er in Nederland maar twee kiezers, de president van de Nederlands Bank en onze partijgenoot Duisenberg, als president van de Europese Centrale Bank. En die komen echt wel op als het nodig is, daar hoeft de afdeling Leiden van de PvdA geen campagne voor te voeren.

Uiteindelijk is het Duisenberg die de keuze moet maken tussen het bestrijden van de inflatie en het bestrijden van de werkloosheid. Nu is de werkloosheid in Europa hoog, en de inflatie laag, dus je zou zeggen dat de bestrijding van de werkloosheid voorrang krijgt. Maar dan ken je Duisenberg niet. Die is helemaal vergroeid met de discussies over de invoering van de Euro, die door de vorige Duitse regering werden gevoerd vanuit de angst dat de Euro niet hard genoeg zou worden.

Nu wordt men ineens geconfronteerd met een nieuwe Duitse regering die juist bang is dat de Euro te hard wordt, en dat Europa zich daardoor uit de wereldmarkt prijst. In Nederland is er een sterke neiging om de nieuwe Duitse minister van Financiën Lafontaine wat dat betreft niet serieus te nemen, en te denken dat de man fabeltjes vertelt. Men is vergeten waarom Lafontaine in 1990 het bij de verkiezingen in West-Duitsland moest afleggen tegen Kohl. Lafontaine waarschuwde toen dat de gelijkstelling van de Ostmark aan de West-Duitse D-Mark in het oosten tot een economische ramp zou leiden, en dat bleek bepaald geen fabeltje.

Te gemakkelijk wordt er ook gedacht dat het Nederlandse poldermodel ook op Europese schaal toepasbaar zou zijn. Het belangrijkste bestanddeel van het poldermodel is echter loonmatiging, waardoor Nederland in staat is om zo goed met andere landen te concurreren, dat dit jaar volgens het Centraal Planbureau onze uitvoer de invoer met liefst 53 miljard overtreft. Daarmee is het aantal mensen dat in Nederland werk heeft door opdrachten uit het buitenland, zo’n half miljoen hoger dan het aantal mensen buiten ons land dat werk heeft door opdrachten uit Nederland.

Door ons betrekkelijk lage loonpeil exporteren we zo een deel van onze werkloosheid naar het buitenland, en daarom gaat het in ons land in vergelijking met Duitsland en Frankrijk redelijk goed. We doen daarmee hetzelfde als in de jaren vijftig. Maar we mogen blij zijn, dat de ons omringende landen niet hetzelfde proberen. Als elk land probeert om meer in te voeren dan zijn uitvoer, is het leed niet te overzien.

Er zou een gecoördineerd beleid moeten komen om de bestedingen te doen stijgen in heel Europa. Oorspronkelijk was het idee, dat nu juist een van de voordelen van een Verenigd Europa zou zijn. Maar omdat dat niet paste in de Colijnse ideologie die domineerde tijdens het sluiten van het Verdrag van Maastricht, worden de sociaal-democratische leiders van nu ermee geconfronteerd dat ze gedwongen zijn de onderbesteding als een natuurverschijnsel te accepteren.

Wat in Europa intussen niet te belangrijk wordt gevonden om aan de politici over te laten, is het regionaal ontwikkelingsbeleid. Vanuit de contributie die alle landen aan Europa moeten betalen, wordt weer geld terugbetaald aan de leden, om dat te besteden aan arme regio’s. Dat blijkt voor Nederland heel onvoordelig, want wij zijn als land helemaal niet rijker dan Duitsland of Italië, maar wij hebben wel veel minder mensen in arme regio’s wonen, omdat bij ons de welvaart veel beter over het land is gespreid. Om toch nog wat uit de pot voor arme regio’s te snaaien komen wij met Flevoland aankakken. Niet dat de inwoners daarvan zo arm zijn, maar veel daarvan verdienen hun geld in Amsterdam of het Gooi, en daarom heeft Flevoland volgens de statistieken een laag Bruto Regionaal Product.

De Nederlandse regering heeft dan ook volledig gelijk om de Europese uitgaven niet te willen laten stijgen: rijke landen met arme regio’s moeten daar zelf maar voor zorgen. Als ze dat niet willen, of daar geen zinvolle projecten voor weten, dan moeten ze niet het probleem op Europees niveau tillen. Daar kan men zoiets altijd minder goed beoordelen dan in het land zelf, terwijl er wel meer ambtenaren aan te pas komen. Ook in het verkiezingsprogramma van de PvdA voor de Kamerverkiezingen van vorig jaar werd een miljard ingeboekt als bezuiniging op de afdracht aan de Europese Unie. Inderdaad: Een wereld te winnen.

De leden van het Europese parlement reageren op dergelijke ideeën echter als door een bij gestoken. Wanneer Zalm hun vraagt aan het Nederlandse belang te denken, pakken Hedy d’Ancona en Hanja May-Weggen hun handtas om hem ervan langs te geven. Zij zijn door de kiezer gekozen om het belang van Europa te bewaken, en achten zich ver verheven boven zoiets ordinairs als het Nederlandse belang.

Nu zijn parlementen oorspronkelijk ontstaan om te voorkomen dat regeringen te veel geld uitgeven. Daarom is het budgetrecht zo belangrijk. Maar in de verhouding tussen de Nederlandse regering en het Europees parlement is het nu minister Zalm die als volksvertegenwoordiger optreedt, en hebben Hedy en Hanja zich ingeleefd in de rol van keizerin van Europa, aan wie de Europese lidstaten schatplichtig zijn.

Wanneer zij zeggen dat dat in het belang is van Europa, redeneren zij alsof Europa een gesubsidieerde instelling is waar zij in het bestuur zitten, en niet een werelddeel waarin de geldstromen zo moeten worden georganiseerd dat overheidsgeld zo goed mogelijk besteed wordt. Daarom moet op een zo laag mogelijk niveau over de besteding van geld wordt beslist, en zou Europa alleen moeten zorgen voor verevening tussen arme en rijke landen – zoals via het gemeentefonds wordt verevend tussen arme en rijke gemeenten.

Het slechtste argument is wel, dat onze Europarlementariërs een eigen mandaat van de kiezer hebben. Formeel is dat zo, maar als je kijkt naar de opkomst slaat het nergens op. De grote meerderheid van de kiezers is bij die verkiezingen thuis gebleven. Je kunt dat zien als een blijk van onverschilligheid, maar ook van aversie tegen al dat Europese gedoe: stemmen met het zitvlak. Partijen die zich kritisch opstellen tegen de Europese integratie kregen hun kiezers veel beter naar de stembus dan de PvdA. Je moet als Europarlementariër dan toch wel verdomd brutaal zijn om je eigen verkiezing als een legitimatie te zien om zoveel mogelijk geld bij de lidstaten te proberen weg te halen.

Dit argument maakt wel extra nieuwsgierig wat er over de Nederlandse bijdrage in het verkiezingsprogramma van de PvdA voor de Europese verkiezingen zal komen te staan. Hetzelfde als vorig jaar, of wordt de lijn van de huidige Europarlementariërs voortgezet? In het eerste geval is de vraag of er dan ook kandidaten geselecteerd gaan worden die daar achter staan, en het Europees belang anders interpreteren dan Hedy en Hanja, in het tweede geval hoe we campagne gaan voeren. Het valt best te begrijpen dat soms een partijafdeling campagne voert tegen een gemeentelijke herindeling, waar we landelijk voor zijn. Maar we kunnen moeilijk met de hele partij in 1998 een campagne voor een lagere afdracht aan Europa voeren, en in 1999 voor een hogere.

Misschien moet er vooral vermeden worden dat tijdens de campagne dit soort kwesties aan de orden komen, en moet de campagne zo apolitiek mogelijk worden gevoerd. Dus met slagzinnen als Let ’s make Europe better, of Heerlijk, helder, Europa, al belooft dat laatste al weer meer dan je waar kunt maken. Ik stel voor: Gezellige mensen halen Jan Marinus in huis. In ieder geval zijn voor die campagne echte professionals nodig, daar ben ik het helemaal mee eens.