Zoek op trefwoord :
Kabinet is verantwoording schuldig over (her)benoeming Peper
Verschenen in 'Binnenlands Bestuur' - 14-04-2000

Van vechtjas Peper horen we weinig meer sinds hij zijn advocaat Mentink heeft ingeruild voor Spong. Die heeft het op dit moment waarschijnlijk ook te druk met de slachtoffers van Nina Brink. Bij Nina thuis kochten ze vroeger bij de Coöperatie: ‘niet om het gewin, maar voor het gezin’. Wanneer het tot een strafzaak tegen Peper komt, moeten we voor hem hopen dat de drukte rond Nina Brink weer voorbij is, want anders zal hij zich nog tot de familie Moskowicz moeten wenden.

Eerder toont zijn opvolger Opstelten zich een vechtjas, nu hij wil gaan praten met ex-bestuurders van Rotterdam over terugbetaling van het te veel gedeclareerde. Ik ben benieuwd of hij verder komt dan die ene ex-wethouder die als gedeputeerde politiek kwetsbaar was, maar hij geeft daarmee in ieder geval duidelijk aan waar hij staat.

Intussen zijn er nog een hoop vragen blijven liggen. Binnen het kabinet is ooit afgesproken, dat Peper niet zelf op het onderzoek van de Rotterdamse commissie zou reageren, maar dat Van Boxtel dat zou doen. Van die hebben we echter niets vernomen. Thom de Graaf riep wel – terecht – Kok en Melkert op om zich verder van Peper te distantiëren, maar hij liet na de dienstdoende minister om commentaar te vragen. Zou dat soms komen omdat dat een partijgenoot was?

En er is alle reden voor kritische vragen aan het Kabinet. Ten slotte is Peper ooit door vorige kabinetten benoemd en herbenoemd. Wanneer Arie de Jong in de Ceteco zaak als gedeputeerde verantwoordelijk gehouden werd voor foute besluiten van zijn voorganger, geldt dat toch ook voor de huidige minister van Binnenlandse Zaken. Hij hoeft voor mij niet af te treden vanwege de verantwoordelijkheid die hij geërfd heeft, maar hij moet wel laten weten, of wanneer Pepers declaratiepatroon twee jaar eerder in volle omvang aan het licht was gekomen, dat reden geweest zou zijn voor oneervol ontslag.

Maar het is opmerkelijk hoe verschillend men in Den Haag die twee kwesties behandeld heeft. In de Ceteco zaak stond iedereen van het begin af aan met zijn mening klaar: met gemeenschapsgeld mag geen risico worden gelopen. Waarom eigenlijk niet, en hoe dat dan zit met pensioenfondsen die algemeen juist het verwijt kregen te weinig in aandelen belegd te hebben, daar was geen discussie over. Geen bestuurder heeft bij de Ceteco affaire ook maar één cent in eigen zak gestoken, maar het heeft wel vier bestuurders en een oud-bestuurder hun baan gekost.

De uitgebreide berichtgeving door het Algemeen Dagblad over Pepers bestuursstijl kreeg daarentegen in Den Haag een ijzig onthaal. Politici van alle gezindten waren het met elkaar eens dat het allemaal nog niet bewezen was. Ook de andere kranten namen opmerkelijk veel afstand. Dat laatste had alles te maken met het spel van lekken en likken tussen politici en journalisten. Wie het Algemeen Dagblad bij zou vallen, moest vrezen het Ministerie van Binnenlandse Zaken als nieuwsbron kwijt te raken.

Er zal nu eens een duidelijk signaal vanuit de politiek moeten komen aan de voorlichtingsmaffia, dat het selectief lekken om daarmee een goede pers te kopen, een inbreuk op de integriteit van de overheid van de eerste orde is, die hoort te leiden tot het aftreden van de minister. En dat geldt al helemaal voor lekken met de bedoeling daar iemand anders de schuld van te geven.

Journalisten moeten ook niet met die spelletjes meedoen. Zolang Paul van Buitenen van de Nederlandse regering geen ridderorde krijgt, is bescherming van klokkenluiders door de pers een groot goed. Maar wanneer voorlichters proberen met zogenaamde lekken de pers te manipuleren, moeten journalisten lik op stuk geven, en het gedrag van dergelijke spin doctors op de voorpagina aan de kaak stellen.

Er zullen nu wel weer allerlei nieuwe regels voor onkostenvergoedingen en reiskosten komen. Dat is verstandig, want kennelijk geven de bestaande regels veel aanleiding tot onduidelijkheid. Zo denk ik nog steeds dat de Gemeentewet verbiedt om dagvergoedingen aan raadsleden te geven bij een bezoek aan het buitenland. En de functionaliteit van een bezoek van de Rotterdamse raadscommissie P. en O. aan Barcelona zou toch ook getoetst moeten worden.

Maar het is ook gebleken dat ministers zich niet houden aan hun eigen voorschriften over het meenemen van partners op reis en de maatvoering van hun dienstauto. Dan moet je van nieuwe voorschriften voor gemeentebestuurders geen wonderen verwachten.

Daarbij blijft het de vraag wat de invloed is van de eigenstandigheid van de burgemeester. Volgens sommigen maakt die hem bij uitstek geschikt om te waken over de integriteit van het openbaar bestuur, maar het kan ook bij de burgmeester een gevoel van onkwetsbaarheid oproepen, en van boven de wet staan. In Rotterdam is dat duidelijk gebeurd. Het ministerie van Binnenlandse Zaken zou daarom moeten nagaan, hoe vaak er problemen zijn geweest over de persoonlijke integriteit van wethouders, die voortdurend de hete adem van de politieke controle in hun nek voelen, en van burgemeesters.

En dan moet ook de rol van de accountant meer aandacht krijgen. Ook hier zal men geneigd zijn het te zoeken in nieuwe voorschriften, bij voorbeeld over wat een goedkeurende verklaring van een accountant moet inhouden. Maar ook hier is het de vraag of regels helpen. Kan van een accountant verwacht worden, dat hij echt de rechtmatigheid van bestuursuitgaven toetst, wanneer hij met andere accountants in een gevecht op leven en dood verwikkeld is om de gunst van diezelfde bestuurders? Moet er niet één onafhankelijke instantie komen, die alle gemeenterekeningen toetst? Misschien kan de VNG hiertoe een verificatiebureau oprichten.