Zoek op trefwoord :
Overheid houdt volgend jaar minder geld over
Verschenen in 'Binnenlands Bestuur' - 22-09-2000

Minister Zalm glom van trots bij de presentatie aan de pers van de nieuwe miljoenennota. Het was een begroting met een overschot van liefst 6,3 miljard, en dat was bij zijn leven nog niet gepresteerd. Voor een begrotingsoverschot moest je teruggaan naar de begroting die Lieftinck voor 1950 presenteerde. Laten we dat maar niet als een voorteken beschouwen, want door de Korea-crisis was 1950 voor de Nederlandse economie een buitengewoon moeilijk jaar.

Of Zalm werkelijk zoveel reden heeft om trots te zijn, valt ook nog te bezien. Dat heeft te maken met de vele definities die zo langzamerhand in omloop zijn. Het financieringssaldo van het rijk is volgend jaar nog steeds negatief, al bedraagt het tekort slechts 48 miljoen. De EMU-schuld neemt weliswaar af, maar slechts van 501,2 naar 499,3 miljard, en van die daling komt slechts 0,6 miljard, minder dan de helft, voor rekening van het rijk.

Die 6,3 miljard waar Zalm mee geurt, is het EMU-saldo voor de gehele overheid, en dat overschot is lager dan de 8,7 miljard die verwacht wordt voor dit jaar. Van die 6,3 miljard komt 1,9 miljard voor rekening van de lokale overheden, en 0,9 miljard voor rekening van de sociale fondsen. Hier prijkt Zalm dus met andermans schubben.

De 3,5 miljard overschot van de centrale overheid wordt bovendien bereikt doordat de 5,9 miljard die in de begroting wordt gereserveerd voor het AOW-spaarfonds, wordt belegd in staatsschuld, zodat dit bedrag ook weer meetelt bij de inkomsten van de overheid. Zonder dit laatste zou het rijk volgens de EMU-definitie een tekort hebben van 2,4 miljard, en zou het totale EMU saldo nauwelijks nog positief zijn (0,04 % BBP).

Het is alsof men in huize Zalm spaart om in de vakantie een grote reis te maken, maar wekelijks geld leent van het vakantiespaarfonds om de kruidenier te betalen. Wie zo met zijn geld omgaat, komt het als het eenmaal vakantie is niet verder dan Madurodam.

Nu heb ik van Wim Kok in de tijd dat hij nog oppositieleider was, geleerd dat je je niet moet blindstaren op het financieringstekort. Dat geldt zeker in een tijd van grote werkloosheid. Op dit moment zijn er echter sterke argumenten die voor een groot overschot pleiten. In de eerste plaats ontstaat er steeds meer spanning op de arbeidsmarkt. Juist in achtergebleven overheidssectoren als onderwijs en zorg openbaart zich een tekort aan personeel. Maar een aannemer is ook steeds moeilijker te krijgen. Daarmee komen wezenlijke overheidsvoorzieningen in het gevaar wanneer er niet een rem komt op de bestedingen. Dat is ook de enige manier om de opkomende inflatie te beteugelen.

De tweede reden is dat het niet eeuwig mooi weer kan blijven. Ook al leert de theorie van Kondratieff uit 1926 ons dat we op dit moment in het oplopende gedeelte van de lange golf zitten, dat wil niet zeggen dat er in 2002 of 2003 niet weer een recessie kan komen. En dan moet het niet zo zijn dat er dan geen geld is om de onderwijzers en verpleegkundigen aan te stellen die dan hun opleiding voltooien, omdat er weer bezuinigd moet worden.

Het derde argument heeft te maken met de vergrijzing. Door aflossing van de staatsschuld kan in de begroting ruimte worden gecreëerd om de toekomstige kostenstijging van de AOW van de zorg op te vangen. In feite is dat dezelfde reden als waarom op instigatie van de PvdA het AOW-spaarfonds is ingesteld. Dat heeft echter alleen zin, wanneer dat ook resulteert in een structureel positief EMU-saldo van het Rijk ter grootte van de storting in het fonds, anders is het alleen politieke marketing.

Nu is het kabinet niet ongevoelig gebleken voor deze argumenten, met name het eerste en het derde. Daarom heeft men terecht gekozen voor minder lastenverlichting dan het regeerakkoord mogelijk maakte. Dat toch het EMU saldo volgend jaar terugloopt komt door het nieuwe belastingstelsel, dat gepaard gaat met een lastenverlichting die in feite bij deze conjunctuur niet verantwoord is.

Wanneer die conjunctuur zich handhaaft, is het wenselijk dat in 2002 de extra belastinginkomsten volledig worden gebruikt om het overschot te vergroten. In feite wordt dit in de Miljoenennota bepleit, zonder dat men er expliciet voor kiest. Men zou dit kunnen inkleden door de doelstelling van het AOW-spaarfonds te verbreden tot de zorguitgaven, en de storting navenant te verhogen. Kan de PvdA ook scoren.

Ter wille van het opvangen van de grijze druk, bepleit men ook een hogere arbeidsparticipatie van uiteenlopende groepen als ouderen, allochtonen, vrouwen en laag opgeleiden. Daarbij wijst men bij vrouwen uitdrukkelijk op de culturele aspecten, terwijl men denkt dat het bij grijzen een centenkwestie is. Toch wordt alom geklaagd over vergrijsde organisaties. Iedereen is voor meer arbeidsparticipatie van ouderen, maar dan toch liever niet in het eigen bedrijf!

Intussen maken teruglopende bijstands- en renteuitgaven het mogelijk binnen de grenzen van het regeerakkoord het geld van het Rijk nuttiger te besteden. Dit heeft ook positieve consequenties voor de gemeenten, vanwege de koppeling van het gemeentefonds aan de relevante rijksuitgaven. Die leidt er overigens niet toe, dat de gemeenten volgend jaar over meer geld zullen kunnen beschikken dan ze op grond van de meicirculaire al konden verwachten, want de recente besluiten van het kabinet gingen vooral over het naar voren halen van intensiveringen die voor 2001 toch al gepland waren.

Intussen wijst het kabinet er nadrukkelijk op, dat over deze kabinetsperiode het gemeentefonds reëel met 2,5 % per jaar groeit. Daarbij heeft het de aandacht van het kabinet getrokken, dat ook de opbrengsten van de eigen heffingen van de gemeenten toenemen. Het zijn zaken die maken dat de oud-hoofddirecteur van de VNG die tegenwoordig minister van Binnenlandse Zaken is, in het voorwoord bij de septembercirculaire pleit voor meer transparantie in de financiële verhouding. Er heerst in Den Haak kennelijk het beeld dat de gemeenten maar raak uitgeven.

Toch blijven de inkomsten van de gemeenten van jaar op jaar achter bij het nationaal inkomen. In 1994, na de opheffing van de gemeentelijke politiekorpsen, bedroegen de publieke inkomsten nog 9,1 % van het BBP, in 2000 nog maar 7,4 %. Volgens de Miljoenennota is er dit jaar bij de gezinnen sprake van een microlastenverzwaring door de gemeenten van 127 miljoen, waar een verlichting voor de bedrijven met 96 miljoen tegenover staat (p. 252). Dat zijn geen bedragen waar je van achterover slaat. Gemeenten zijn ook eerder dan het Rijk geneigd tot stortingen in reserves en voorzieningen, en wanneer het uitkomt boekt Zalm die vrolijk in als onderdeel van zijn eigen overschot.

Volgens het Periodiek Onderhoudsrapport gemeentefonds 2000, geven gemeenten dit jaar vooral extra geld uit aan de brandweer, aan schoolgebouwen, en aan infrastructuur. Daar kan het Rijk moeilijk bezwaar tegen hebben, al zijn de eerste twee eerder stiefkindjes van het Rijk dan prioriteiten. Naarmate de welvaart toeneemt, zullen ouders het minder accepteren dat ze hun kinderen naar verwaarloosde en vieze scholen moeten sturen, en zullen de negatieve consequenties daarvan voor de aantrekkelijkheid van het onderwijs als beroep ook steeds manifester worden.

Er zijn meer rekeningen uit het verleden te voldoen. Niet alleen de arbeidsvoorwaarden in reguliere functies bij de overheid schieten tekort, nog veel ernstiger is het daar waar gaten zijn gestopt met behulp van gesubsidieerd werk. Waar Melkertbanen werkelijk in een behoefte voorzagen, zoals bij de Amsterdamse tram, zal men normale salarissen moeten gaan betalen. Zoals ze in 1950 zeiden: daar zijn duiten voor nodig. Uw duiten!