Zoek op trefwoord :
Leefbaar Utrecht kan beter buiten college blijven
Verschenen in 'Binnenlands Bestuur' - 24-11-2000

Wat behalve de opiniepeilers iedereen zag aankomen, is bij de raadsverkiezingen in Utrecht ook gebeurd: Leefbaar Utrecht boekte een grote overwinning. Bij herindelingsverkiezingen nadat een grote stad een of meer randgemeenten heeft geannexeerd, zie je altijd een lage opkomst in de centrumstad, terwijl die in de geannexeerde gemeente(n) veel hoger is. In die gemeenten worden veel stemmen op tegenpartijen uitgebracht, waardoor de bestuurlijken in de nieuwe gemeenteraad zwakker zijn dan in de oude.

In een aantal opzichten zagen we dit patroon in Utrecht ook. De opkomst in de oude gemeente Utrecht bedroeg 42,3 %, in de voormalige gemeente Vleuten-De Meern 57 %. In Vleuten-De Meern verloren PvdA, CDA, VVD en D66 allemaal tussen de helft en tweederde van hun aanhang. De lokale partij B & G (Burger en Gemeenschap) wist echter nauwelijks van de onvrede te profiteren, want de proteststemmen gingen naar Leefbaar Utrecht. Dat werd met 23,1 % niet de grootste in de opgeheven gemeente, want dat bleef B en G, met 44 %. Maar Leefbaar Utrecht was met 23,1 % in Vleuten-De Meern wel de grote winnaar, net als in de oude gemeente Utrecht, waar het op 28,9 % kwam, tegen 19,1 % in 1998.

Het verlies van de landelijke partijen in Vleuten-De Meern is een gebruikelijke reactie op annexaties, maar werd hier natuurlijk versterkt door de geschiedenis van deze specifieke annexatie. Eerst stond Vleuten-de Meern grondgebied aan Utrecht af om daarna samen in de Stadsprovincie samen te werken, maar daarna sloten stad en provincie alsnog een deal waarbij het niet doorgaan van de stadsprovincie werd uitgeruild tegen de annexatie van Vleuten-De Meern. Wie zo weinig waarde hecht aan het gegeven woord, verdient het om electoraal te worden afgestraft.

De groei van Leefbaar Utrecht in de stad lijkt met dit alles echter niet zo veel te maken te hebben. Daarbij is het van buitenaf moeilijk te doorgronden, of die nu komt omdat Leefbaar Utrecht over meer aansprekende persoonlijkheden beschikt dan de gemiddelde lokale partij, of dat de afstand van de lokale partijafdelingen van de landelijke partijen tot de burger in Utrecht zo veel groter is. Dat Henk Westbroek in de week voor de verkiezingen elke keer maar weer voor de VARA mocht zingen dat iemand het moest doen, zal hem electoraal geen kwaad gedaan hebben. De Utrechtse PvdA heeft zijn beste vrienden al lang niet meer bij de VARA zitten.

Maar ik ken toch ook hele serieuze Utrechters die niet om die reden op Westbroek stemmen, zowel bij de redactie van De Volkskrant als van het Hollands Maandblad. Die hebben echt een weerzin tegen het Utrechtse gemeentebestuur ontwikkeld. Ik ben ook wel eens geconfronteerd met uitspraken van Utrechtse bestuurders waaruit een merkwaardige opvatting over politiek bleek.

Vorige week op de vergadering waar het landelijke PvdA-bestuur gedwongen was zich te verantwoorden voor het aan de kant zetten van Marijke van Hees, was de voorzitter van de afdeling Utrecht de enige die zei aan die verantwoording geen behoefte te hebben, want als zoiets bij Philips gebeurde riep men daar ook de aandeelhouders niet voor bijeen. Dat zou de koersen drukken. En dan was er die Utrechtse CDA-wethouder, die zich tegen dualisme uitsprak, omdat het dan zou kunnen gebeuren dat een voorstel van B en W het in de Gemeenteraad niet zou halen. Hij zal gerust zijn gesteld door het advies van de Commissie Elzinga, omdat daardoor in de toekomst B en W gewoon zelf kan besluiten, en de hele gemeenteraad niet meer nodig heeft.

Het zal voor Leefbaar Utrecht niet zo gemakkelijk zijn om door deze mentaliteit heen te breken, en het risico dreigt, dat men er zelf door besmet raakt. De vijf bestuurlijke partijen hebben wel verloren, maar bezetten nog steeds 25 van de 45 zetels. Leefbaar Utrecht kan geen college vormen buiten die partijen om, en streeft nu naar een combinatie met PvdA, CDA en VVD. Nog meer dan het oude college, zal dit college tegenpolen in zich verenigen. Leefbaar Utrecht zal geen aanspraak kunnen maken op meer wethouderszetels dan de anderen, zodat het geen meerderheid in het college krijgt. We mogen ook aannemen dat er bij de burgemeester en bij de ambtenaren weinig enthousiasme is voor een andere aanpak.

Tegelijkertijd heeft Westbroek aangekondigd zelf geen wethouder te willen worden, en zo nodig de eigen wethouders ter verantwoording te zullen roepen. Dat deed Jan Nagel in Hilversum ook. De andere partijen accepteerden dat niet, omdat zij de wethouders van leefbaar Hilversum als een soort gijzelaars zagen. Die wethouders konden dus al snel van hun wachtgeld gaan genieten. Ik vrees dat het in Utrecht ook zo zal gaan. Niet voor niets willen de bestuurlijke partijen Leefbaar Utrecht graag in het college. Voor een werkelijke koerswijziging is de positie van Leefbaar Utrecht nog te zwak.

Naast het wethouderschap dreigt nog een gevaar voor Leefbaar Utrecht. Dat is Leefbaar Nederland. Westbroek benadrukte steeds dat het Leefbaar Utrecht alleen om Utrecht gaat, maar na de raadsverkiezingen verscheen hij met zijn compaan Nagel op de televisie, alsof Van Kooten en De Bie hun samenwerking hersteld hadden. Die Nagel zag in het succes van Leefbaar Utrecht onmiddellijk kansen voor een landelijke groepering. Maar je kunt natuurlijk niet volhouden dat Leefbaar Utrecht alleen een plaatselijke partij is, wanneer tegelijkertijd Leefbaar Nederland zich daaraan optrekt. Daarmee begint het gedraai al voordat Leefbaar Nederland van de grond is gekomen.