Zoek op trefwoord :
De rechtstreeks gekozen burgemeester en het financieel beheer
Verschenen in 'TPC' - 16-04-2018

De Tweede Kamer heeft in tweede lezing ingestemd met een grondwetswijziging waardoor bij wet geregeld kan worden dat de burgemeester niet langer benoemd wordt door de regering maar ook kan worden gekozen, rechtstreeks door de inwoners van de gemeente of indirect door de gemeenteraad. Die keuze heeft grote consequenties voor de positie van de burgemeester, maar ook voor het financieel beheer van de gemeente.

Wanneer de burgemeester rechtstreeks wordt gekozen, rijst de vraag hoe hij zich verhoudt tot de eveneens door de bevolking gekozen gemeenteraad. Nu wordt de burgemeester feitelijk gekozen door de gemeenteraad, en kan de gemeenteraad ook het vertrouwen in hem opzeggen, net als in de wethouders, die niet alleen materieel maar ook formeel gekozen worden door de gemeenteraad.

Hoe zal dat gaan bij een rechtstreeks gekozen burgemeester. Kan die ook door de gemeenteraad naar huis worden gestuurd? Dat is in 2004 uitgebreid aan de orde geweest bij een eerdere poging de benoemingswijze van de burgemeester uit de Grondwet te halen, toen het kabinet ook meteen koos voor een rechtstreeks gekozen burgemeester. Om die verkiezing betekenis te geven, moest de burgemeester veel zwaardere bevoegdheden krijgen dan nu, bij voorbeeld het voordragen van de wethouders. En de raad moest dan niet de  mogelijkheid hebben om wanneer men andere wethouders wilde, de burgemeester dan maar naar huis te sturen. Daarom zou dat laatste alleen met een twee derde meerderheid kunnen.

Zo’n regel zou grote consequenties hebben voor het financieel beheer van de gemeente. Daar werd toen onvoldoende bij stilgestaan. Gemeentelijke uitgaven worden gedaan door het college van B & W, op basis van een door de raad vastgestelde begroting. Hoewel dat niet de bedoeling is, kan het voorkomen dat er posten overschreden worden. Voor de invoering van de dualisering was het dan in theorie mogelijk dat de leden van het college hoofdelijk aansprakelijk werden gesteld. Dat gebeurde niet vaak, en wanneer het al een keer gebeurde strandde het bij de bestuursrechter, maar er ging toch een dreiging vanuit.

Burgemeesters vonden dat niet leuk, en op aandrang van de burgemeesters in de Staatscommissie die over de dualisering moest adviseren, werd de mogelijkheid collegeleden hoofdelijk aansprakelijk te stellen uit de Gemeentewet gehaald, en kwam er in plaats daarvan een onduidelijk soort indemniteitsprocedure. Dat werd gerechtvaardigd met de constatering, dat de gemeenteraad toch altijd de wethouders kon ontslaan en de burgemeester voordragen voor ontslag. Dat was een veel meer voor de hand liggende sanctie dan hoofdelijk aansprakelijk stellen. In de praktijk gebeurt dat ook, wanneer wethouders niet al daarop vooruitlopen door zelf ontslag te nemen wanneer al voor de raadsvergadering gebleken is dat zij niet meer het vertrouwen hebben van de eigen partij of van de andere coalitiepartijen.

Wanneer echter de burgemeester nog slechts met een twee derde meerderheid ontslagen kan worden, kan het college zijn goddelijke gang gaan zolang de burgemeester gesteund wordt door een derde van de raadsleden. Wil de meerderheid van de gemeenteraad een zwembad? Misschien steunt een minderheid het college wel wanneer het liever een nieuwe schouwburg bouwt. De wetgever kan dan misschien beter het budgetrecht maar direct aan de burgemeester geven zoals ik laatste een burgemeester zag bepleiten, dat geeft in ieder geval duidelijkheid. De burgemeester kan dan zelf een programma realiseren waar die schouwburg in is opgenomen. Maar de vraag is dan natuurlijk wat eigenlijk het nut van de gemeenteraad is. Maar dat vragen veel burgemeesters zich toch al af.

Elk systeem waarbij twee bestuursorganen rechtstreeks door de bevolking gekozen worden, houdt het risico in van ongezonde competentieproblemen wanneer in die twee organen een andere politieke stroming domineert. Het meest duidelijk is dat wel gebleken in Amerika onder Obama, die veel van zijn programma niet kon realiseren door Republikeinse meerderheden in het Huis van Afgevaardigden of de Senaat. Ook in Frankrijk kan het voorkomen dat de president niet beschikt over een meerderheid in het parlement. Dat heet een cohabitation, en leidt tot ongemakkelijke verhoudingen. Op internationale bijeenkomsten verschijnt de president dan ineens vergezeld van een premier die heel wat anders wil.

Men zal moeten kiezen of de macht komt te liggen bij de gemeenteraad of bij de burgemeester, dus bij een meerhoofdig bestuur of bij een eenhoofdig bestuur. Mijn voorkeur heeft het laatste. Dan blijft het college volledig verantwoording schuldig over het financieel beheer aan de gemeenteraad.