Zoek op trefwoord :
Excuses van Kok
Verschenen in 'Intermediair' - 10-02-2000

In haar oudejaarstoespraak voor Radio Oranje in 1943 sprak Koningin Wilhelmina over ‘onze joodse landgenoten, wier vernietiging helaas bijna een feit is geworden’. Dat was uiteraard vreselijk, maar het hield toch ook de boodschap in, dat met terugkeer van gedeporteerde of ondergedoken joden nauwelijks meer rekening hoefde te worden gehouden. Er ging geen aansporing vanuit om onderduikers zoveel mogelijk te helpen, of een waarschuwing wat verraders na de bevrijding te wachten zou staan. En het kon ook zo worden verstaan, dat men zich joodse bezittingen zonder veel scrupules kon toe-eigenen.

Hoe ambivalent ook goede Nederlanders wat dat laatste betreft waren, blijkt uit het dagboek dat Mr Jaap Burger - later fractievoorzitter van de PvdA en formateur van het kabinet Den Uyl - bijhield vóór hij als Engelandvaarder de Noordzee overstak. Op 22 augustus 1942 schrijft hij dat je de kopers van effecten uit geroofd joods bezit dat niet kwalijk mag nemen. Dat niet iedereen er zo over denkt blijkt twee maanden later, wanneer Burger signaleert dat voor dergelijke effecten een lagere koers geldt dan normaal.

Voor velen die zich joodse eigendommen hadden toegeëigend was de terugkomst van de rechtmatige eigenaar een streep door de rekening, en dat verklaart de afschuwelijk verhalen over de manier waarop teruggekeerde joden bejegend werden. Nu heeft minister-president Kok zijn excuses daarvoor aangeboden, maar de vraag is wat dat eigenlijk inhoudt.

Het viel vooral op, dat het allemaal niet erg van harte ging. Kok moest duidelijk door zijn omgeving onder druk gezet worden. “Wat kan het je schelen? Als Bram bereid is die Rotterdamse commissie te woord te staan, dan kan jij toch wel als minister-president je excuses aanbieden voor iets uit 1945 waar je zelf niet verantwoordelijk voor bent?”

En Kok toonde tegelijkertijd ook veel begrip dat niet-joodse Nederlanders wel iets anders aan hun hoofd hadden, zoals de wederopbouw. Je moest dat allemaal in de tijd zien. Maar als er iets wederopgebouwd moest worden, dan was het toch wel het bestaan van degenen die de Holocaust overleefd hadden. En ‘in de tijd zien’, dat vind ik nooit zo’n goed argument. Daar kun je ook de slavenhandel mee goed praten. Gewezen Mao-aanbidders zeggen ook altijd dat je hun foute keuze in de tijd moet zien.

De vraag is ook wat je opschiet met excuses van iemand die niet persoonlijk verantwoordelijk is voor datgene waar hij zijn verontschuldigingen voor aanbiedt. Je kunt je generen voor wat een vorige generatie Nederlanders gedaan heeft, en je kunt je afvragen of je het er zelf beter had afgebracht. Maar kun je spijt hebben van iets waar je geen schuld aan hebt? Dat roept tegelijkertijd de vraag op, wat we nu eigenlijk opschieten met excuses van de huidige generatie Japanse leiders.

Excuses van Kok zouden pas interessant zijn, wanneer ze zouden gaan over de rampzalige loonpolitiek die NVV en FNV onder zijn leiding in de jaren zeventig gevoerd hebben. Maar hij zal wel vinden dat je dat in de tijd moet zien.