Zoek op trefwoord :
Voors en tegens van het basisinkomen
Verschenen in 'Sociaal bestek' - 13-06-2015

Vooral door het nieuwe boek van Rutger Bregman is er weer discussie over het basisinkomen. In Groningen en Wageningen wordt er in de gemeenteraad ook gediscussieerd over experimenten daarmee. Vraag is hoe dat uitpakt voor de economie.

Met zijn boek Gratis geld voor iedereen[i]heeft Rutger Bregman de discussie over het basisinkomen nieuw leven ingeblazen, mede door de provocerende titel. Hij had het ook kunnen noemen AOW van de wieg tot het graf, maar ik denk niet dat dan D66 en GroenLinks zich zouden hebben uitgesproken voor onderzoek naar de invoering van een basisinkomen.

Onder een basisinkomen wordt verstaan een uitkering aan iedereen – althans iedereen die lang genoeg legaal in Nederland woont - van een vast bedrag dat hoog genoeg is om een sober bestaan te kunnen leiden, zonder welke toets dan ook. Het moet in de plaats komen van de huidige sociale zekerheid, waarbij er nog wel ruimte is voor loongerelateerde uitkeringen als de WW en het bedrijfspensioen, en voor aanvullingen als de huurtoeslag, al zijn niet alle voorstanders het daarover eens.

Het idee van het basisinkomen is niet nieuw. Sinds 1991 bestaat in Nederland al de Vereniging Basisinkomen. In 1993 pleitte Gerrit Zalm, toen directeur van het CPB, er voor.[ii]

Het grote voordeel van een basisinkomen boven de huidige bijstandsuitkeringen is dat het mensen vrijlaat om (tijdelijk) te werken, zonder dat dat op hun uitkering gekort wordt. Wel moeten ze uiteraard belasting betalen over de extra inkomsten. Daarvan gaat een grotere stimulans uit om te werken dan van het huidige systeem waarbij inkomsten volledig met de uitkering  verrekend worden, alsof je in een belastingschijf zit met een tarief van honderd procent. Bovendien kan nu het aannemen van tijdelijk werk ertoe leiden dat een nieuwe wachttijd aanbreekt voor je opnieuw op een uitkering aanspraak kan maken.

Het basisinkomen geeft bestaanszekerheid aan iedereen die afhankelijk is van tijdelijk werk, door Guy Standing aangeduid als het precariaat.[iii] Vrijwilligerswerk wordt dan weer echt vrijwillig, en er is geen reden meer om mensen met een uitkering als ze geen werk vinden een soort taakstraf op te leggen, met alle vormen van vernedering en machtsmisbruik waar dat dat toe leidt.

 

D66 en GroenLinks

Daarom is het begrijpelijk dat juist vrijzinnige partijen als D66 en GL zich recent hebben uitgesproken voor onderzoek naar het basisinkomen. Zo zou ook de massawerkloosheid kunnen worden opgevangen die zou kunnen ontstaan door de robotisering. Maar het is wel ironisch dat allebei die partijen zich nog kort geleden gekeerd hebben tegen een rudimentaire vorm van basisinkomen die in Nederland al bestond.

In de eerste plaats is dat de AOW. Dat is geen gratis geld voor iedereen, maar wel voor alle ouderen. Het basisinkomen zou grotendeels zijn gerealiseerd wanneer we de leeftijdsgrens voor de AOW op 18 jaar zouden stellen. Maar dat hoor je D66 en GroenLinks niet bepleiten. Integendeel, die partijen liepen voorop bij het bepleiten van een hogere AOW-leeftijd.

Om het basisinkomen volledig te realiseren, moet dan ook nog de AOW onafhankelijk worden gemaakt van de leefsituatie, we willen immers geen tandenborstels tellen. Wanneer het basisinkomen gelijk wordt gesteld aan de huidige AOW voor alleenstaanden, gaan gehuwde AOW’ers van de huidige € 778 per maand netto (incl. vakantietoelage) naar € 1127. Overigens rekent Bregman met € 960 per maand, wat zou betekenen dat alleenstaande AOW’ers fors moeten inleveren.

De tweede aanzet tot een basisinkomen is gegeven in 2001, toen de heffingskorting binnen relaties werd geïndividualiseerd, en niet-werkende partners zelfstandig aanspraak konden maken op een bedrag van € 125 per maand. Het werd gepresenteerd als een soort begin van het basisinkomen, maar was dat niet, omdat niet werkenden er alleen aanspraak op konden maken wanneer ze een werkende partner hadden.[iv]

In plaats van deze regeling uit te breiden naar alle nulverdieners, is deze weer afgeschaft bij het Kunduz akkoord, en dat juist op aandrang van GroenLinks. Femke Halsema noemde het een ‘aanrechtsubsidie’, die vrouwen thuis hield omdat ze zo ook wel geld kregen. Dat GroenLinks nu een onderzoek naar het basisinkomen wil, is denk ik niet zo zeer een teken dat men tot inkeer is gekomen, maar dat men net als D66 op zoek is naar verandering, in welke richting dan ook. D66 wil intussen ook vaart maken met een nieuw belastingstelsel, kennelijk voordat dat onderzoek naar het basisinkomen is afgerond.

 

Principieel bezwaar

Hoewel de invoering van een basisinkomen ongetwijfeld veel voordelen biedt, zijn er ook voor de hand liggende bezwaren. Is het moreel wel te verdedigen dat hardwerkende Nederlanders een deel van hun inkomen moeten afstaan aan mensen die er zelf voor kiezen niet te werken? Die profiteren dan wel van het werk van anderen. Sommigen zullen daar tegenover stellen dat iedereen recht heeft op een behoorlijk levenspeil, en dat als je gedwongen bent arbeid te verrichten om dat te bereiken, er sprake is van dwangarbeid.

Ik vind dat geen overtuigend argument. De voordelen van een basisinkomen lijken me vooral van praktische aard, niet van principiële. De principiële bezwaren vallen voor mij ook weg tegen de praktische voordelen. Maar wanneer je een basisinkomen wilt invoeren, zul je je er goed op moeten voorbereiden dat die morele bezwaren ook in de politiek een grote rol kunnen gaan spelen.

 

Economische consequenties

Naast principiële bezwaren moet je ook rekening houden met economische bezwaren. Invoering van een basisinkomen heeft twee soorten effecten. In de eerste plaats krijgen sommige mensen daardoor meer geld en andere minder. Maar daarnaast zullen mensen zich ook anders gaan gedragen.

Bij een basisinkomen gaan sommige mensen erop vooruit. Gehuwde AOW’ers krijgen elk € 350 per maand extra, dus als echtpaar € 700. Mede namens mijn vrouw wil ik de heer Bregman graag danken voor deze sympathieke geste. De niet werkende partners in een huwelijk, vooral huisvrouwen dus, krijgen er het hele basisinkomen van € 1127 per maand bij.

En dat geldt ook voor studenten. Terwijl GroenLinks en D66 net hebben meegewerkt het laatste stukje studiebeurs af te schaffen in ruil voor het ‘sociale’ leenstelsel, krijgen studenten nu ineens een studiebeurs van € 1127 per maand, onafhankelijk van hun studieresultaten.

Omdat in de eerste-orde benadering de productie niet verandert als gevolg van de invoering van een basisinkomen, staan tegenover de winnaars de verliezers. Hoe dat precies uitpakt hangt af van het pakket aan belastingverhogingen waarmee men het basisinkomen gaat financieren, maar je kunt in het algemeen zeggen dat wie een inkomen uit (vroegere) arbeid heeft meer belasting gaat betalen.

Gedeeltelijk compenseert dat elkaar: tegenover het basisinkomen van de niet werkende huisvrouw staat dat haar man meer belasting zal moeten betalen, en tegenover de hogere AOW voor een echtpaar staat meer belasting op het bedrijfspensioen. Hieruit blijkt dat het basisinkomen een fors nivellerend effect heeft: gezinnen met een laag inkomen gaan erop vooruit, ten koste van gezinnen met een hoog inkomen.

Maar wie er vooral op achteruit gaan zijn alleenstaanden en gezinnen waar beide partners een hoog inkomen hebben. Die worden geconfronteerd met een belastingverhoging die veel zwaarder aantikt dan wat ze aan basisinkomen gaan ontvangen. Het betekent voordeel voor de achterban van SGP en ChristenUnie (veel traditionele gezinnen) ten koste van die van D66 (veel alleenstaanden en hoogbetaalde tweeverdieners). Hoelang zal het duren voor dit in politiek Den Haag doordringt?

Gedragseffecten

Naast deze eerste-orde effecten zijn uiteraard de gedragsveranderingen bij invoering van een basisinkomen van belang. De voorstanders redeneren sterk vanuit de huidige bijstandspopulatie, die aan de ene kant onder steeds grotere druk wordt gezet om werk te vinden dat er niet is, en aan de andere kant wanneer er wel (tijdelijk) werk is met allerlei negatieve prikkels wordt geconfronteerd. Maar daar staan natuurlijk ook groepen tegenover die juist niet of minder zullen gaan werken.

Er zijn nu AOW-ers die doorwerken, maar velen geven er ook de brui aan. Daar is die regeling ook voor bedoeld. Veel mensen kijken daar ook reikhalzend naar uit. Het is dan ook plausibel dat bij een basisinkomen veel ouderen eerder zullen stoppen met werken. Studenten zullen minder vaak baantjes nemen om harder te kunnen studeren – laten we dat ten minste hopen. En ook de neiging bij gehuwde vrouwen om te gaan of te blijven werken zal afnemen, vooral als ze jonge kinderen hebben.

Het aanbod op de arbeidsmarkt zal dus afnemen, wat gunstig is vanwege de werkloosheid. Als het waar is dat de robotisering tot banenverlies leidt, zou dat dus de oplossing kunnen zijn. Maar dan moet wel de opbrengst van de robotisering in de vorm van een winstbelasting gebruikt kunnen worden om het basisinkomen in stand te houden wanneer steeds minder mensen daar via de inkomstenbelasting aan bijdragen.

Door het basisinkomen zou ook de vraag naar arbeid kunnen stijgen. Wanneer we uitgaan van een gelijkblijvend netto minimumloon, hoeft er aan de onderkant van de arbeidsmarkt minder betaald te worden. Misschien kan het minimumloon wel worden afgeschaft. Afhankelijk van het soort werk zullen vraag en aanbod op de arbeidsmarkt ook verschuiven. Bij een basisinkomen zullen intrinsieke motieven om te werken (voldoening, aanzien, mensen ontmoeten, de dag doorkomen) belangrijker worden ten opzichte van extrinsieke motieven (vooral geld). Dat geldt te meer wanneer het werk ook nog vuil en vermoeiend is, zoals de afwas doen in een restaurant.

Het betekent dus dat er voor afwassen meer betaald zal moeten worden, terwijl veel ander werk door vrijwilligers of tegen een lage vergoeding gedaan kan worden. Dat is ook van de oogmerken van de voorstanders van het basisinkomen. De grens tussen vrijwilligerswerk en een hobby is ook niet altijd scherp te trekken. Er zijn AOW’ers die onbetaald een proefschrift schrijven. ‘Was ik maar gepensioneerd, dan zou ik veel meer aan wetenschap kunnen doen’, heb ik een hoogleraar wel eens horen verzuchten.

Er ontstaat met dit laatste een paradijselijk vergezicht, maar het probleem is wel dat wie alleen vrijwilligerswerk of mantelzorg bedrijft, niet bijdraagt aan de hoge belastingopbrengst. Dat kan tot een negatieve spiraal leiden. Naarmate meer mensen ervoor kiezen niet of onbetaald te werken, wordt de fiscale druk op degenen die wel werken groter. Dat kan niet alleen worden opgevangen met hoger loon, want dan wordt de afwas te duur. Wanneer mensen door de hogere belasting minder geld overhouden met afwassen, zullen ze eerder voor iets anders kiezen. Dan moet de fiscale druk nog verder omhoog en draait het systeem zich klem..

 

Kleine stapjes

Invoering van een basisinkomen lijkt me daarom een veel te grote stap, waarvan de consequenties onvoldoende zijn te doorzien. Het doet denken aan de invoering van de euro, die te snel is doorgedrukt zonder dat men bereid was alle consequenties te doordenken, zodat we nu met de gebakken peren zitten. Of de marktwerking in de zorg, waar we de ene mouw na de andere aan moeten passen.

Als je kiest voor een basisinkomen zal je dat moeten doen met stapjes waar je ook weer op terug komt komen. In Groningen wil men een experiment waarbij een aantal bijstandscliënten meerjarig zonder verplichting een vast bedrag wordt gegarandeerd. Tegenstanders zijn bang dat die mensen dan nooit meer iets zullen doen. Ik denk dat dat wel meevalt. Een groter probleem lijkt me dat er een situatie kan ontstaan waarin twee mensen hetzelfde werk doen tegen hetzelfde salaris, maar een daarvan daarbovenop ook nog het basisinkomen krijgt.

Een andere stap zou zijn verlaging van de AOW-leeftijd in plaats van verhogen. Dat vermindert in ieder geval de werkloosheid en bevrijdt oudere werklozen eerder van de vernederingen door uitkeringsinstanties.

Maar de beste stap lijkt me terugkeren naar 2001, maar dan met een uitkering gelijk aan de algemene heffingskorting in de inkomstenbelasting voor iedereen die geen inkomsten heeft, niet alleen voor huisvrouwen. Dat kost veel minder, bijvoorbeeld omdat het verschil tussen de AOW voor gehuwden en alleenstaanden in stand blijft. Maar het maakt het wel gemakkelijker voor wie zijn vermogen moet opeten om de tijd uit te zitten. En het kan mensen met wisselende inkomsten helpen, zij het minder dan je zou willen.   

In geredigeerde vorm gepubliceerd in Sociaal bestek juni/juli 2015



[i] R. Bregman, Gratis geld voor iedereen, Amsterdam 2014: De Correspondent.

[ii]NRC Handelsblad 7 januari 1993.

[iii]G. Standing, The Precariat – The New Dangerous Class. Bloomsbury, London, 2011, zie ook P. Bordewijk, ‘Het precariaat, een nieuwe klasse’, in Sociaal bestek jg. 74 nr. 8/9, augustus-september 2012: 17-19..

[iv] P. Bordewijk, ‘Fiscale discriminatie’, in Intermediair jg. 2000 nr. 40,5 oktober.