Zoek op trefwoord :
Het rendement van de pensioenfondsen
Verschenen: 02-02-2015

Goed nieuws. Mijn pensioenfonds heeft over 2014 een rendement van 14,5% behaald. Dat is meer dan de 6,2% die in 2013 werd behaald en de 5,6% die het ABP daarvoor over en periode van 15 jaar gemiddeld behaalde. Zo is het vermogen van het ABP gestegen van € 208 miljard in 2009 naar € 344 miljard in 2014, ondanks de crisis. Maar goed dat mijn geld voornamelijk in zo’n fonds zit, want met mijn spaarrekening is dat niet gelukt.
Toch wordt er al weer over gedacht om mijn pensioen te verlagen, want tegelijkertijd is de dekkingsgraad afgenomen. Dat komt omdat de rente die gebruikt wordt om de verplichtingen contant te maken lager is geworden, waardoor de contante waarde van die verplichtingen toeneemt. Daarom is er een nieuw ‘herstelplan’ nodig. Dat betekent dat de pensioenen opnieuw verlaagd gaan worden om te voorkomen dat ze in de toekomst verlaagd moeten worden.
Die rente waartegen de verplichtingen contant gemaakt moeten worden is gerelateerd aan de rente op staatsleningen, en is in 2014 gedaald van 2,7 naar 1,9%. Dat is nauwelijks meer dan wat ik op mijn spaarrekening krijg. Met de opkoopacties van de ECB mag worden verondersteld dat de rente op staatsleningen nog wel verder omlaag gaat. En dan daalt de dekkingsgraad verder.
Er is zo langzamerhand een absurd verschil tussen het rendement dat het ABP weet te realiseren en het rendement waarmee het ABP voor de toekomst rekening moet houden. De argumentatie daarvoor is dat de rendementen van het ABP onzeker zijn. Niemand is in staat om langdurig de markt te verslaan, en dus zal het ABP zijn uitkeringen moeten baseren op een solide rendement. En dat is de rekenrente. Volgens sommigen wordt die nog veel te optimistisch berekend.
In Frankrijk is echter een econoom opgestaan die iets heel anders beweert. Zijn naam begint met een P, en eindigt met ‘iketty’. In Capital in the Twenty-First Century stelt Piketty, dat het beheerders van grote vermogens lukt om stelselmatig een hoger rendement te behalen dan ons eenvoudige spaarders (p. 430 ev), omdat zij in staat zijn veel meer geld uit te geven aan vermogensbeheer. Hij illustreert dat met het rendement dat Amerikaanse universiteiten op hun vermogen maken, dat ook in percentage toeneemt met de omvang van hun vermogen. Dat rechtvaardigt in de ogen van Pikettty een progressieven vermogensbelasting, en maatregel die nodig om al te grote maatschappelijk ongelijkheid te voorkomen.
Als dat geldt voor universitaire fondsen, dan geldt het zeker ook voor pensioenfondsen. Ik heb daar al eerder op gewezen, en dat zelfde doen nu Hollanders en Van Praag in Het Financieele Dagblad van 28 januari j.l. (p. 10). Altijd fijn als er economen zijn die je gelijk geven!
Dat wil niet zeggen dat het hele rendement over 2014 verklaard kan worden uit de in schakeling van professionele vermogensbeheerders. Het ABP realiseerde in 2014 een exceptioneel hoog rendement op vastrentende waarden dat rechtstreeks het gevolg is van de dalende rente. Maar wanneer we dat geheel buiten beschouwing laten was het rendement in 2014 nog 9,8%, meer dan het gemiddelde over de afgelopen tijd.
Hollanders en van Praag stellen dan ook voor te werken met een rekenrente die gelijk is aan het nettorendement over de afgelopen vijf of tien jaar, eventueel nog verminderd met 1 of 2 procent behoedzaamheidsreserve. Dan wordt het veel gemakkelijker de pensioenen aan te passen aan de inflatie van de afgelopen jaren, wat een oppepper aan de economie zou geven. Bij vastrentende waarden zou men ook alleen de rente tot het rendement kunnen rekenen, en de waardemutatie buiten beschouwing kunnen laten, behalve bij verkoop.
Er zit echter nog wel een ‘maar’ aan. Peter de Waard wijst daarop in zijn column in de Volkskrant van 30 januari. Tot de professionele vermogensbeheerders waar de pensioenfondsen zich van bedienen behoren private equity en hedge fondsen. Die dragen er fors aan bij dat het ABP veel hogere rendementen behaalt dan de rekenrente. Maar de manier waarop zij omspringen met bedrijven spoort niet echt met ons beeld van de gelukkige onderneming. Wanneer daar zware restricties op komen, zoals de PvdA nu voorstelt, beperkt dat pensioenfondsen in hun mogelijkheden de rekenrente te verslaan.
Het is de vraag of het zo ver zal komen. Onder druk van de pensioenfondsen heeft de PvdA ook afgezien van de belasting op kapitaaltransacties (de Tobin taks), want de pensioenfondsen halen ook een deel van hun rendement uit frequent kopen en verkopen. Maar wanneer pensioenfondsen op die manier aan banden worden gelegd, moet ook de vraag gesteld worden of de overheid door tegen een extreem lage rente te lenen de gepensioneerden niet benadeelt.
Wanneer de PvdA Piketty gelijk geeft, moet ze een hogere rekenrente accepteren. Wanneer de PvdA een maatschappelijke norm wil stellen welke beleggingen toelaatbaar zijn, moet zij ook de rente die de overheid aan pensioenfondsen betaalt op een maatschappelijke norm baseren.  

Blog op de site van de WBS 2 februari 2015