Zoek op trefwoord :
Een halve eeuw partijlid
Verschenen in 'PvdA Leiden' - 01-05-2014

Gesproken column tijdens de 1 mei viering 2014 van de PvdA in Leiden

Dit jaar is het vijftig jaar geleden dat ik mij heb aangemeld als lid van de PvdA. Daaraan was geen lange geestelijke worsteling vooraf gegaan. Mijn ouders waren ook lid van de Partij van de Arbeid, en zowel mijn politieke belangstelling als mijn partijkeuze heb ik van huis uit mee gekregen. De confessionele partijen kwamen hoe dan ook niet in aanmerking, met de Hongaarse opstand in herinnering gold dat ook voor de CPN en de PSP, en de VVD was toch te veel een partij voor welgestelden die alleen aan zichzelf dachten.

Hoewel ik nu dus vijftig jaar lang lid ben van dezelfde partij, kun je ook stellen dat ik in die tijd lid ben geweest van liefst vier verschillende partijen. De PvdA uit de jaren zestig, die uit de jaren zeventig, die uit de jaren tachtig en die van daarna, het waren allemaal verschillende partijen.

In de jaren zestig worstelde de PvdA met de gevolgen van zijn eigen ideologische dominantie. De opbouw van de verzorgingsstaat werd breed gedragen, en ging ook door toen de PvdA in de oppositie was beland. Daarmee was de PvdA onvoldoende onderscheidend geworden om aantrekkelijk te zijn voor de confessionele arbeiders op wier stem men aasde.

In de jaren zeventig leek de PvdA dat probleem overwonnen te hebben. Nieuw Links had de PvdA een nieuw perspectief geboden. Maar het was wel een programma dat voortkwam uit het idee dat de materiële welvaart een vast gegeven was, zodat het na de oliecrisis veel te lang duurde voordat de PvdA daar een antwoord op had. En de consistentie liet ook te wensen over. Zoals PvdA-ers toen tegen elkaar zeiden: ‘Mijn kinderen zullen naar een anti-autoritaire crèche, of ze willen of niet.’

In de jaren tachtig was de PvdA zijn ideologische dominantie kwijt en kwam de verzorgingsstaat onder vuur te liggen. In zijn beroemde Paradiso lezing van 1981 bond Den Uyl daarom de strijd aan met de tijdgeest: ‘Tegen de Stroom in’ was de titel.

Maar vanaf 1989 veranderde ook dat. We zitten nu al 25 jaar – dat is de helft van mijn partijlidmaatschap - in een situatie waarin de PvdA als ze in de regering zit meegaat met de afbraak van de verzorgingsstaat en daar bij verkiezingen ook op wordt afgerekend, terwijl ze in de oppositie juist weet te scoren door de verzorgingsstaat te verdedigen.

Net als het CDA is de PvdA daardoor electoraal verzwakt, maar er is een belangrijk verschil: bij het CDA is de basis van zijn geloof gevallen, in de PvdA de leiding. Daardoor hebben andere partijen en vooral de SP succes als een soort PvdA in hersteld verband, terwijl de ChristenUnie zo’n succes niet kent.

Nu hoor ik u denken: als je dan zoveel bezwaren hebt tegen de PvdA, waarom ben je er dan nog steeds lid van? Een goede vraag, want ik heb hem mijzelf ook vaak gesteld. Bart Tromp had daar wel een antwoord op: ach, er komt altijd nog een betere aanleiding om je lidmaatschap op te zeggen. Maar dat is al te cynisch.

Ik ben lid van de PvdA omdat die partij de sociaal-democratie vertegenwoordigt. Dat is een brede fatsoenlijke internationale beweging die de toevallige standpunten van de PvdA over het sociaal leenstelsel of de RGL overstijgt. Je treft er geen Berlusconi of Mao-Tse-Tsoeng aan.

Wanneer ik kijk naar het gemiddelde van de PvdA-standpunten gedurende de afgelopen 50 jaar kan ik mij daar goed in vinden, al geldt dat niet voor veel actuele standpunten. Je kunt ook in god geloven zonder dat je tevreden bent over de dominee of over de bisschoppen.

Maar de PvdA is niet alleen een soort kerk, het is ook een club. Ik ben niet erg geïnteresseerd in voetbal, maar soms ontkom je er niet aan daar kennis van te nemen. Dan blijkt dat er bij voetbalclubs vaak mensen zijn die vinden dat het bestuur niet deugt, dat de trainer een klungel is, en dat er daardoor de verkeerde mensen zijn opgesteld. Die mensen worden geen lid van een andere club, maar willen een ander bestuur, een betere trainer, en voetballers die beter spelen.  

De door mij zeer bewonderde Karel van ’t Reve zei ooit, dat eigenlijk op alle punten waar de PvdA van mening verschilde met de VVD, hij het eens was met de VVD, maar dat hij toch PvdA stemde, want hij hoorde niet bij die mensen. Dat gevoel bekruipt mij wanneer ik naar de SP kijk. Het gaat niet alleen om standpunten, het gaat ook om een nestgevoel.

Daarbij heeft de PvdA één unique selling point. Geen partij biedt zoveel mogelijkheden om intern kritiek te leveren. Het feit alleen al dat ik hier sta bewijst dat. Ik krijg al 20 jaar de gelegenheid om in de PG  aan te geven waar ik het niet mee eens ben. En in landelijke bladen als S&D en Lokaal Bestuur  wordt ook kritiek geleverd op de landelijke partijlijn met een vrijmoedigheid die je elders niet aantreft. Dat leidt soms wel tot verongelijktheid bij PvdA-bestuurders, maar ze kunnen het niet tegen houden. Daarvoor is de PvdA te veel een discussiepartij.

En daarom: er zullen ongetwijfeld nog betere aanleidingen komen om je lidmaatschap op te zeggen. Maar ik denk niet dat ik het zal doen.